orgelspel 

welkom en mededelingen door ouderling van dienst 

zingen           Lied 90a:1,2,3 ‘O God, die droeg ons voorgeslacht’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Voor alles wat gebeurt, is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel.’ (Prediker 3:1)

zingen           Lied 845 ‘Tijd van vloek en zegen’ (op de melodie van Psalm 86)

gebed                        

schriftlezing 1         Psalm 93

zingen           Psalm 93:1,2 ‘De Heer is koning, Hij regeert altijd’

schriftlezing 2         Openbaring 15:1-4; 21:1-4

zingen           Psalm 93:3,4 ‘Geweldiger dan water en dan wind’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Dat doe zij soms de zee, de zee op hol
slaan als een kudde wilde paarden,

als een vlammende prima donna stamp-
voeten van getergde majesteit,

schuimbekken omdat zij het alleroudste
gelijk heeft van de wereld, het geheim

waarin wij keer op keer verzuipen.
Zo kennen we haar weer, de zee de zee.

Aldus Guillaume van der Graft in een gedicht. We kennen hem beter onder zijn werkelijke naam: Willem Barnard.
‘Zo kennen we haar weer, de zee de zee.’ Kennen we haar zo? Kennen wij de zee niet eerder als een plek om eens lekker uit te waaien, om aan het strand te liggen, en als het te heet wordt, verkoeling te zoeken, en ’s avonds een mooie zonsondergang te bekijken, waarbij we stil worden van verwondering: echt een plaatje uit Gods prentenboek. Ja, zo willen we de zee, en de hele natuur, toch kennen? Als een boek dat vertelt van Gods grootheid en schoonheid. Als iets om van te genieten.

Maar er is ook een andere kant. De zee kan ook zo wreed zijn. Wreed wórden door de klimaatverandering. Zoals de hele natuur. Een verzengende hitte en droogte. En dan weer intense hoosbuien. Opwarming van de aarde. Smeltende ijskappen. Een stijgende zeespiegel. En juist die gebieden worden het meest getroffen waar mensen al zo kwetsbaar zijn. Denk aan Pakistan en Bangladesh, aan Gambia en Tjaad, waar afgelopen jaar de overstromingen kwamen, met verwoestende gevolgen. Ook op de langere termijn: ondervoeding, besmettelijke ziekten zoals malaria en cholera, waar vooral kinderen slachtoffer van werden.
Trouwens, ook wij, in dit lage land bij de zee, weten hoe verwoestend die zee kan worden. A.s. 1 februari is het 70 jaar geleden dat de Watersnoodramp zich voltrok…
Kortom: de natuur is niet alleen mooi, maar kan ook wreed worden.

Nu kent de Bijbel déze kant van de natuur ook. Ook in die zin is de Bijbel zo’n realistisch boek, dat de zaken niet mooier afschildert dan ze zijn. Ook in de Bijbel komen we de natuur, en zeker ook de zee, tegen als een macht. Neem ons tekstgedeelte, Psalm 93: ‘De stromen verheffen, HEER, de stromen verheffen hun stem, luid verheffen de stromen hun stem.’ En er wordt gesproken over ‘het geraas van de wijde wateren, van de machtige baren van de zee.’
Nee, de zee is in de Bijbel niet zomaar een grote plas water, waar je lekker gaat uitwaaien, waar je aan het strand ligt en geniet van een zonsondergang. Nee, de zee staat in de Bijbel voor de chaos, het kwaad, het antigoddelijke. Neem al direct het begin van de Bijbel (en daar refereert Psalm 93 ook aan): de aarde die nog woest en ledig was, in feite één grote watervlakte, de oervloed, beeld van de chaos, van alles wat zich tegen God verzet. Daarom is het eerste wat God bij de schepping doet, als hij de chaos tot kosmos maakt, paal en perk stellen aan dit water, het droge creëren.

Tegelijk mogen we bij die machtige golven die zich verheffen ook nog verder denken. Dat doet de Bijbel namelijk ook. Bij Jesaja lees ik namelijk het volgende: ‘Wee! Vele volken bulderen zoals woeste zeeën bulderen, talrijke naties razen zoals kolkende watermassa’s razen.’ De volkenzee, waar het kolkt, buldert en raast. Kijk naar de volken van Rusland en Oekraïne, maar ook van Ethiopië en Eritrea, van China en Taiwan. Waar het een razende oorlog is, waar geen middel geschuwd lijkt te worden, of waar de spanning te snijden is. Ja, ook mensen kunnen razen als kolkende watermassa’s. Zeker ook vele mensen bij elkaar. De massa kan onbeheersbaar worden, als een grote woeste golf. Niet voor niets spreken we over massahysterie…

Niet alleen mensen, maar ook verkeerde ideeën, kwade machten, bepaalde invloeden, kunnen als golven over ons heenrollen, echte antimachten zijn, die zich tegen God verzetten, die Zijn koninkrijk bestoken. Kennen wij hier in West-Europa niet de golf van de secularisatie, die verwoestend over ons werelddeel is heengegaan? En nog steeds gaat. Het aantal mensen dat betrokken is bij de kerk is ook in het afgelopen jaar nog verder afgenomen.
En de hedonisering in onze cultuur: het gaat alleen om mijn genot, dat ik aan mijn trekken kom. En de verharding: de bekende ‘korte lontjes’. De polarisering in onze samenleving. Allemaal golven die op ons afkomen, stromen die zich verheffen, luid en duidelijk, of juist bijna niet herkenbaar, maar wel overal doorheen sijpelend.

Maar het kan ook minder groots en omvattend, juist heel persoonlijk. Zo zag ik eens een interview met de schrijfster Anna Enquist. Het decor was trouwens weer de zee. Aan het strand werd ze geïnterviewd. Het was een heel eerlijk gesprek. Het ging niet alleen over het schrijverschap, maar ook over haar persoonlijke leven. Een leven getekend door verlies. Ze verloor een dochter, door een verkeersongeluk. De vrachtwagenchauffeur zag haar niet fietsen in z’n dode hoek. Het werd helaas letterlijk een dode hoek voor deze studente, die haar dochter toen was. Toen las een stem, een zogenaamde voice-over, bij dat interview een fragment voor uit Anna Enquists eerste roman ‘Het meesterstuk’. Dat boek schreef zij voor het overlijden van haar dochter, maar ook daarin gaat het over het verlies van een kind. Het is zo treffend geschreven, alsof het al helemaal van binnenuit is. Ik citeer:

‘Ellen (de hoofdpersoon van het boek), Ellen heeft ergens gelezen dat werkelijke wanhoop nooit langer duurt dan twee dagen, want daarna begint de mens te eten. Wanhoop is ook niet wat zij voelt gedurende de eerste maanden na de dood van haar kind. Zij is ontwricht. Zoals de aardkorst niet hoort te splijten om een bergmassief in zich op te zuigen, zo horen kinderen niet te sterven voor hun ouders verdwenen zijn.
Er is een aardbeving geweest, een watersnood, een verslindende orkaan die alles meesleurde, vernietigde en op vreemde plaatsen neerkwakte. Maar als zij haar kastdeur opent, hangen haar kleren daar zoals altijd. De trap heeft eenentwintig treden, toen en nu; het uitzicht uit het keukenraam is exact hetzelfde gebleven.”

Het trof me zo, omdat hier het verlies van iemand wordt getekend als een aardbeving, een watersnood, een orkaan. Zo vernietigend. Terwijl tegelijk zoveel hetzelfde is gebleven en andere mensen ook zo vaak doen alsof alles maar weer gewoon moet doorgaan. Terwijl jouw leven is ontwricht.

Maar je kunt iemand niet alleen aan de dood verliezen. Ook aan het leven. Een scheiding. Een verslaving. Iemand daardoor niet meer of zo heel moeilijk kunnen bereiken. De grond die onder je voeten wegzakt.
Maar ook een baan die je verliest, of spanningen op je werk, of in je huwelijk, of in je familie. Ziekte, plotseling, of juist tergend langzaam. Onzekerheid. Twijfels. Angsten. Schaamte- en schuldgevoelens. Ach, wat een golven zijn er niet die over je heen kunnen slaan?! Situaties, waarin de woorden van een andere Psalm, de 69e, zo herkenbaar zijn: ‘Het water staat aan mijn lippen, ik zink weg in bodemloos slijk en vind geen grond voor mijn voeten, ik ben in diep water geraakt, de stroom sleurt mij mee.’
Ja, gemeente. In het groot of in het persoonlijke leven: wat zijn er een machten, antimachten, die zich breed maken, die als huizenhoge golven op ons afrollen.

Maar er is meer, vers 4: ‘Maar boven het geraas van de wijde wateren, van de machtige baren van de zee, is hoog in de hemel de machtige HEER.’
Daarboven; Zoals ook letterlijk bovenaan deze Psalm – de Psalm waarin het raast en kolkt, waarin het een kakafonie is van al die machten die zich tegen God verheffen en verzetten – bovenaan die Psalm staat, als een titel, als een rotsvast gegeven, de onopgeefbare kern: ‘De HEER is koning.’
Nee, dat is niet iets dat je zelf kunt verzinnen. Als wij mensen zelf iets moeten verzinnen, komen we niet verder dan: ‘Ja, er moet wel iets zijn. Zeker, maar hoe en wat precies, dat weet ik niet.’ Maar, hier in Psalm 93 is niet een ietsist aan het woord. Hij heeft het niet over één of andere vage kracht. Nee, ‘de HEER is koning’. Het gaat dus over een persoon, over dé persoon, de HERE, de Schepper van hemel en aarde, de God van Israël, de Vader van onze Here Jezus Christus. Hij is Koning. Nee, dat verzin je niet zelf, dat moet je geopenbaard worden, dat moet echt van de andere kant komen.

Dat, ondanks al die antimachten, die zich breed maken, in de natuur, in de mensenwereld, in de geesteswereld, dat er Iemand is die regeert, dat de Here God koning is. Dat, hoe alles ook schokt en kolkt, dat de wereld toch vast staat, vast in handen is van de Here. ‘He’s got the whole world in His hands.’ Want Hij is eeuwig. Hij is er altijd al geweest en zal er altijd zijn. Hoeveel tronen zijn er intussen niet gevallen, hoeveel machten hebben zich breed gemaakt en zijn uitgewoed, maar de troon van de Here staat nog steeds en zal altijd staan. En al die machten zullen Hem niet van Zijn troon krijgen, want Hij is de Almachtige, de Eeuwige, de Koning. En Hij laat niet los wat Zijn handen begonnen zijn. Ook in uw leven niet. En in het jouwe niet. En deze wereld niet, want het is Zijn wereld, Zijn schepping.
Hij regeert, vanuit de hemel. Onbevattelijk voor ons, vaak verborgen, maar Hij regeert.

Waar ontdek je dat? De Psalm wijst de weg, in het slotvers, want daar gaat het over Gods huis. Dat God regeert, dat de machten Hem niet de baas zijn, maar Hij boven alles uit troont, dat ontdek je in Zijn huis.
Voor de Israëlieten was dat de tempel. Voor ons is dat de kerk, de gemeente. Diep respect heb ik voor mensen, die ondanks alle moeilijkheden waarin ze zitten, de golven die over hen zijn heengeslagen, toch naar de kerk blijven komen, omdat ze het zo nodig hebben, maar ook omdat ze God willen blijven dienen. Ja, om dat laatste gaat het natuurlijk. Daar hoef je niet alleen voor aan de grond te zitten. Dat geldt ook, als het leven je toelacht. De Here heeft recht op onze lof, onze aanbidding, onze dienst en gehoorzaamheid. En juist in zijn huis, hier, mogen we dat vorm geven, en ook toegerust worden, om dat in de rest van de week, buiten de kerkmuren, vol te houden.
Bovendien mag je hier in de kerk ook horen waar het echt om draait, mag je horen van dat Koningschap van de HERE. Hier wordt het je aangezegd en aan je hart gelegd, wat je zelf niet verzinnen kunt. Hier mag je zingen en er zo bovenuit getild worden. Hier zijn ook anderen die je bemoedigen kunnen, die bijvoorbeeld zelf ook weten wat het is om door golven overspoeld te worden, maar temidden van dat alles geloven blijven. Of om in het beeld van de zee te blijven: hier is een haven, waar je levensschip opgekalefaterd wordt, waar je nieuwe proviand: brood en water des levens, mag ontvangen, waar de wind in je zeilen mag waaien, waar je de koers mag vernemen.

Ja, over dat laatste heeft de Psalm het ook: “uw uitspraken (uw ‘getuigenissen’ heeft de Herziene Statenvertaling) zijn zeer betrouwbaar.” Wat zijn die ‘getuigenissen’ precies? Dat wordt duidelijk als we die Psalm bekijken waar dit woord meermalen voorkomt: de langste Psalm van allemaal, Psalm 119: één lang loflied op de wet van God. En ‘getuigenissen’ zijn een synoniem daarvan, van Gods wet. Beter: Zijn Thora. ‘Aanwijzing, wegwijzer’ betekent dat letterlijk. De berijmde versie, zoals we die eerder in deze dienst zongen, zegt: ‘Al wat Gij ooit beloofd hebt, blijft bestaan.’ Gods getuigenissen als Zijn beloften. Inderdaad, want daar staat de Thora, de hele Bijbel, vol mee. Beloften waar je in geloof je hand op mag leggen. Te allen tijde. In tijden van moeiten en zorg, als het water je tot de lippen stijgt. En in tijden van vreugde, als je je geluk niet op kunt. En op die hele gewone, misschien wel grijze dagen. Hoe omstandigheden en gevoelens ook kunnen wisselen, Gods beloften zijn onwankelbaar en betrouwbaar. De belofte dat Hij niet loslaat wat Zijn handen begonnen zijn. De belofte dat Hij je zonden om Christus’ wil vergeeft. De belofte dat Hij je Zijn Heilige Geest schenkt, enzovoort. Met die beloften mag je het wagen, ook in het nieuwe jaar. Want achter die beloften staat God zelf, wiens beloften in Christus ‘ja en amen’, vast en zeker, zijn. Als je maar niet de plek overslaat, waar die beloften klinken, en aan je hart gelegd worden, hier in Gods huis.

Tegelijk zijn die getuigenissen niet alleen Gods beloften, maar ook Zijn geboden. De wegwijzers op de weg naar Gods koninkrijk. Of met een ander beeld: de dijken tegen het verwoestende water, tegen de chaos en de disharmonie, tegen de zonde en haar ontwrichtende werking. Die geboden wijzen ook voor het komende jaar de koers. En juist hier, in Gods huis, klinken ze, keer op keer, krijgen we die lampen voor onze voet aangereikt. Dan ben je er toch ook, om ze aan te pakken?

En vanuit dat huis van God mogen we verder, het nieuwe jaar in, op weg naar Zijn toekomst. En we weten niet hoe het stormen zal, welke golven er op ons afkomen, welke zeeën zich over ons uitstorten. Wat we wel mogen weten dat er nog een huis is, een Vaderhuis, met vele woningen, een hemels Jeruzalem. En daar is geen zee meer, lezen we expliciet in het laatste bijbelboek Openbaring.
Wat een belofte! Geen zee meer, dat betekent in bijbels idioom: geen chaos meer, geen antimachten, die zich nu nog zo breed kunnen maken, geen tsunami’s en orkanen meer, geen stijgende zeespiegel en overstromingen. Maar ook geen golven van geweld meer. Geen oorlog, geen ziekte, geen demonie, geen dood meer. De zee zal er niet meer zijn. Wel een heel andere zee: een glazen zee. Met andere woorden: volstrekt ongevaarlijk en onbedreigend.  Nee, de chaos en de dreiging van de zee, van al die antimachten, zijn dan volstrekt transparant geworden. Als een sieraad voor God, de Koning, de Eeuwige, die is en was en komen zal. Wat een uitzicht!
En tot die tijd…. zijn we onderweg. Ad den Besten bracht dit eens als volgt onder woorden, in een lied voor de jaarwisseling:

Wij varend op de oceaan
van tijd, een leven lang,
wij houden op Gods haven aan,
want wij zijn klein en bang:
het schip zo teer in wind en weer,
de golven hol en hoog, –
wij roepen: ‘Ach, verschijn ons, Heer,
op de oever voor ons oog!’

Ontmoet ons waar wij hopen dat
Gij zult aan ’t water staan,
ons nodend in Gods veil’ge stad,
uit onze angst vandaan.

Amen.

zingen           Hemelhoog 253 ‘O eeuw’ge Vader, sterk in macht’

gebed

inzameling van de gaven 

slotlied          Lied 90a (mee begonnen):4,5,6

zegen

orgelspel