orgelspel

welkom en mededelingen

zingen Psalm 146:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst

‘De HEER heeft de rechtvaardigen lief, de HEER beschermt de vreemdelingen, wezen en weduwen steunt Hij.’ (Psalm 146:8c, 9a)

zingen           Psalm 146:4,5

lezing gebod  uit Jakobus 1:19-27

zingen (met combo)   Hemelhoog 796 Licht aan (1 door combo, 2 en 3 gezamenlijk)

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

zingen (met combo) Evangelische Liedbundel 398 Handen heb je (1 combo, 2 vrouwen, 3 mannen, 4 en 5 gezamenlijk)

kindermoment

Ik heb hier een mooi tijdschrift bij me. Mijn vrouw kreeg dat voor haar verjaardag. Het ziet er best sjiek uit, maar het gaat over armoede, over mensen die niet veel hebben. Ja, die heb je ook in Nederland. Dat wordt wel duidelijk als je dit tijdschrift leest. Er staan ook advertenties in. Tenminste, ze zien er uit als mooie, gelikte advertenties, totdat je goed kijkt. Neem deze:


Waar denk je dat dit over gaat? Over een mooie auto, een cabrio. Maar dan lees je die tekst erbij: ‘minimaal 360 dagen dakloos. Eens gratis proberen?’  En dan gaat het dus helemaal niet meer over een auto, maar waar wel over? Over mensen die geen huis hebben, die dakloos zijn, zoals dat heet. Het hele jaar. Dat is wat… Laten we elke dag dankbaar zijn dat we een dak boven ons hoofd hebben. En dat we in een huis wonen. En tegelijk ook denken aan mensen die dat niet hebben en voor hen zorgen, ook met elkaar.

Hier de tweede ‘advertentie’:


Lech, is een wintersportplaats in Oostenrijk. Wie gaat daar altijd heen? Onze koning met zijn gezin. Sjiek. Wie van jullie wel eens op wintersport geweest? Wie in de kerk? Mooi, sneeuw, skiën, wandelen. Maar ook kinderen en grote mensen die dat niet kunnen. Hebben daar geen geld voor. Weet je, die hebben eigenlijk amper geld om Sinterklaas te vieren. Die hadden misschien vanmorgen niets in de schoen. Of iets heel kleins. En die maken wel een verlanglijstje, maar wat ze daar van krijgen…
Laten we ook aan hen denken. En zelf kunnen delen. Dat kan door mee te doen met actie Schoenendoos, speelgoed, kleding, enz. te geven aan de Non-foodbank. En juist ook die kinderen die iedereen een beetje vergeet, te helpen. Dan heb je de zegen van God. Echt waar.

schriftlezing            en door diakenen Alice de Wit en Alex Bak Deuteronomium 24:17-21 en Romeinen 12:4-10

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Hier heb ik dus het Tijdschrift van het Jaar in handen. Waar ook die advertenties van het kindermoment van zojuist in staan. Het is de Quiet 500. Die titel is natuurlijk een knipoog naar de Quote 500, de lijst van 500 rijkste Nederlanders die het tijdschrift Quote ieder jaar uitbrengt. Maar hier gaat het juist over de totaal andere kant, namelijk over armoede. Stille armoede om precies te zijn, vandaar die naam (quiet is het Engelse woord voor stil).

Maar het blad wil nu juist licht laten vallen op stille armoede. De stilte daarover verbreken. Dat doet het o.a. ook door een top-500. Dus niet van de rijksten, maar juist van arme mensen. Zoals ‘Zeg maar Toon’ op nr. 3. Zijn besteedbaar inkomen is 15 euro per week. Hij is dakloos. En moet leven van giften. Dat is in Coronatijd alleen maar moeilijker geworden omdat veel mensen vaker met een pasje zijn gaan betalen dus haast niemand meer heeft kleingeld bij zich. Meestal heeft Toon net genoeg geld om de dag door te komen.
Op nr. 53 staat Louk. Hij is 38 jaar en alleenstaand. Hij moet rond zien te komen van 50 euro per week. Hij woont in een vakantiehuisje. Hij raakte werkeloos toen het bedrijf waar hij voor werkte failliet ging. Toen begonnen de problemen. Hij moest z’n eigen huis opeten. Hij kwam in de schuldsanering. Z’n buren wisten nergens van, maar toen ze online een filmpje met hem zagen, brachten ze hem een voedselpakket. Ze waren trots op hem, dat hij zomaar z’n verhaal durfde te vertellen. Er viel licht op zijn stille armoede.
Op nr. 189 staat Dieke. Ze is getrouwd en heeft een kind. Ze moeten rond zien te komen van 90 euro per week. Zij schaamde zich voor haar armoede en kwam in een isolement, totdat ze bij een inloophuis terechtkwam. Aanvankelijk hield ze nog de boot af: ‘Als ik daar naar binnen ga, geef ik toe dat ik arm ben. Dan ziet iedereen dat ik niets heb. En je hebt als arme niets te vertellen, je bent dom, want anders was je niet arm! Zo wordt er toch gedacht.’ Totdat ze toch de stoute schoenen aantrok en er binnenstapte. Ze werd daar gezien. Ze was daar echt mens. Intussen helpt ze er mee met koffieschenken en een luisterend oor aan te bieden aan wie er maar binnenstapt.

In het gedeelte uit Deuteronomium komen we ook een drietal tegen. Maar dan zonder naam. Het zijn meer drie typen van kwetsbaren uit die tijd: vreemdelingen, weduwen en wezen. Dit drietal kom je geregeld in de Thora tegen. Vreemdelingen die van buiten Israël kwamen en zich in het land gevestigd hadden. Vrouwen die hun man door de dood moesten missen. Kinderen die geen ouders meer hadden. Sociale voorzieningen door het rijk waren er nog niet. Ze waren dus afhankelijk van de zorg van de andere Israëlieten.
En wat gebiedt de Here God (vers 17)? ‘U moet de rechten van hen eerbiedigen.’ Hoor je het? Ze hebben blijkbaar rechten. Het gaat dus niet om een beetje goodwill. Nee, het gaat om een grondrecht. En dat moet je eerbiedigen. Letterlijk staat er: ‘U mag hun recht niet buigen, niet terzijde dringen.’ Het moet dus echt een recht blijven. Dat mag je niet terzijde schuiven, deze kwetsbare mensen, van vreemdelingen, weduwen en wezen, niet negeren, hen niet buitenspel zetten. Dat is krom. Dan buig je hun recht.

Merk je hoe actueel dit is? Als je denkt aan de hele toeslagenaffaire, waar mensen bij voorbaat verdacht waren van fraude, omdat ze gekleurd zijn, of allochtoon, of om een andere reden. Mensen raakten hierdoor in grote schulden, kinderen moesten zelfs uit huis geplaatst worden. Dit is toch geen eerbiedigen van hun recht?! Hier is toch juist het recht verbogen, achteloos terzijde geschoven?! En nog steeds ettert het voort, duurt en duurt het maar voordat er echt recht gedaan is en mensen zijn gecompenseerd.

Kijk, in zo’n blad als Quote vind je uitspraken als ‘Van hard werken is nog nooit iemand doodgegaan’ en ‘succes is een keuze.’ In Quiet wordt daar dan op geantwoord: ‘Wie rijk is en denkt dat hij hard werkt, moet eens een weekje meelopen met het 12-jarig meisje Mogdaladi uit Botswana. Zij werkt daar in de diamantmijnen, 7 dagen per week, 14 uur per dag om geld te verdienen voor haar zieke ouders. Durf je na een weekje hakwerk met Mogdaladi in de meest barre omstandigheden nog steeds te beweren dat al dat harde werken je succes zal brengen? En dat succes een keuze is, geldt vooral voor blanke mannen met hoogopgeleide ouders. Armoede heeft veel vaker te maken met ellendige omstandigheden, waar mensen helemaal niet voor gekozen hebben.
Net als die weduwe uit Deuteronomium 24. Haar man is haar ontvallen. Dat overkwam haar. Ze heeft heel weinig. En het gebod zegt: haar overkleed mag je niet in pand nemen. Dus stel dat ze schulden heeft en haast niets meer heeft. Neem haar dan niet het overkleed af. Waarom niet? Omdat het om een vrouw gaat. Die gun je haar waardigheid, haar eigenwaarde. En daar hoort kleding ook bij. Zo concreet is Gods gebod ten faveure van de kwetsbare, van degene die in ellendige omstandigheden terechtgekomen is. Het is haar recht. Dat schenkt de Here God haar. En Israël wordt geboden hun God daarin te volgen.

Waarom? Israël wordt de spiegel voorgehouden. Ze worden eraan herinnerd dat zij zelf slaaf zijn geweest in Egypte, totdat de HERE God hen bevrijdde. Ze weten zelf nog maar al te goed wat ellendige omstandigheden zijn. En als ze dat niet meer weten, laten ze het dan gedenken. Wat dat staat er letterlijk. En gedenken is in de Bijbel ergens zo aan denken dat het hier en nu helemaal waar is, geldig is. Dus hier je werkelijk inleven in die verschrikkelijke omstandigheden van de slavernij in Egypte. Ze hadden niets meer. Zelfs hun vrijheid was hun ontnomen. Ze moesten zich afbeulen voor het regime van de farao. Maar daaruit zijn ze bevrijd. Dat hadden ze zelf niet gedaan. Nee, dat had God gedaan. Het was zijn genade. Net als het land dat ze mogen krijgen: het is een geschenk, een godsgeschenk.
Succes een keuze? Nee, het is een geschenk als het je goed gaat. Als je de mogelijkheden hebt om je te ontplooien, als je meer dan genoeg hebt. Dat is genade. Dat maakt dankbaar, toch? Ja, dankbaarheid is vanuit de grondtekst letterlijk van genade spreken, je zegeningen tellen en daar de Here God dankbaar voor zijn. En dat motiveert om anderen te helpen, anderen die zoveel missen. In plaats van hen te verwijten: ‘Je hebt het er zelf naar gemaakt.’ Bedenk dan, gédenk dan wie jij zelf bent, hoe jij het toch ook helemaal moet hebben van Gods genade. Dat alles wat je bezit, dat je het hebt gekregen, te leen ten diepste. Dan gun je een ander toch ook wat?!

In de agrarische samenleving van oud-Israël was dat die korenschoof die was blijven staan op de akker. Of die olijven die na de oogst nog in de boom zaten of op de grond lagen. Of die druiven die waren blijven zitten aan de ranken na de pluk. Dan moet je die schoof de volgende dag niet alsnog naar binnen halen of die olijfbomen of wijnranken nog een keer controleren en ze tot de laatste vrucht kaal plukken. Nee, laat het zitten voor de vreemdeling, de weduwe en de wees, oftewel de kwetsbaren, de behoeftigen.
En weer is het zo concreet. Er is geen woord Frans bij. Om bij het oogsten een beetje nonchalant te zijn, noem het slordig. Slordig met een twist, een genadige twist. Want alles naar jezelf toe harken, tot de laatste aar en olijf, dat past toch niet bij die genade, bij uiteindelijk alles te leen hebben?! Nee, dat getuigt eigenlijk van angst, van krampachtigheid en weinig vertrouwen voor de toekomst, in Gods zorg voor jou. Nee, dan zorg je vooral voor jezelf. En anderen, die veel minder hebben, kunnen het schudden.
Maar als je die gelovige nonchalance kent, die slordigheid met een genadige twist, dat kunnen delen met hen die kwetsbaar zijn, die zoveel missen, dan zal God je daarin zegenen. Kijk, door angst en wantrouwen geregeerd worden, krampachtig alles naar jezelf toe harken – dat is geen gezegend leven. Dat is eigenlijk heel benauwd.
Maar kunnen delen, anderen ook wat gunnen, het grondrecht van de armen eerbiedigen én daarnaar handelen – dat is wel een zegen. Een zegen voor de ander, maar ook voor jezef.

In dat tijdschrift Quiet vertelt pianist en componist Iris Hond over de ontmoeting die zij had met dakloze René. Ze had deze ontmoet na haar concert, waarbij mensen twee kaartjes moesten kopen en één daarvan ging naar iemand die dat niet betalen kon. Zo was René er ook. Iris vertelt over hem: ‘René groeide op in een gezin waar niet gepraat, maar geschreeuwd werd. Hij mag op het eerste gezicht misschien een hardvochtige man lijken, maar ga je met hem in gesprek, dan blijkt dat eigenlijk een schild te zijn om zichzelf te beschermen, maar  daarachter zie je een lief en warm mens.’ Na het concert ontmoetten ze dus elkaar. René was in tranen omdat hij eindelijk zijn verhaal kon doen zonder dat Iris daar een oordeel over velde. En zij was op haar beurt geraakt door zijn opmerking: ‘Wat lief van je’, toen ze alle concertgangers een knuffel gaf na afloop (het was voor coronatijd). Of zoals ze het zelf zegt: ‘Ik ging weg met pijn in mijn hart, maar tegelijkertijd met een heel goed gevoel. Dat twee mensen die elkaar helemaal niet kennen, elkaars hart kunnen openstellen en zich zo veilig en vertrouwd voelen: daar werd ik stil van.’
Ja gemeente, het is ook echt wederkerig. Daar weten we in de kerk, als het goed is, toch zeker ook van? Wat heb je te geven en wat mag je ontvangen? Het is toch geen eenrichtingsverkeer? Nee, kijk naar dat verhaal van Iris Hond en de dakloze René. Zij gaven beiden én ontvingen beiden. Heeft u dat zelf nooit ervaren dat door iets voor iemand te doen, iets aan iemand te geven, of iemand te bezoeken dat je er zelf ook door verrijkt en gezegend werd?

Dat wederkerige hoor ik ook helemaal terug in Romeinen 12, dat andere gedeelte dat we vanmorgen lazen. Het gaat daar over de charismata, de gaven van de Heilige Geest. Ja, het zijn cadeaus van de Geest aan de gemeente, aan ons. En ze zijn niet allemaal hetzelfde. Nee, er is variatie: troosten, bijstand verlenen, wegwijs  maken in de Bijbel en het geloof, enz. En tegelijk is het de ene Heer die ze geeft en zijn ze bedoeld voor dat ene lichaam van Hem: de gemeente. Ze zijn bedoeld om te dienen: God en de ander. Daarin mogen we elkaar ook aanvullen. Zodat het wederkerig wordt. Dat geldt ook voor onze diakenen. Ook zij hebben gaven gekregen. Daarmee willen ze God dienen en juist de mensen die het moeilijk hebben. Maar ze kunnen daarbij niet zonder ons. Wij kunnen hen helpen in hun dienst, hun bediening. Door onze ogen goed open te houden. Als we elkaar in de gemeente spreken. Als we bij elkaar op bezoek gaan. Als we elkaar ontmoeten. Zien we dan ook de nood? Bijvoorbeeld als iemand weduwe of weduwnaar is geworden. Of als iemand zijn of haar baan is kwijtgeraakt. Of als iemand is uitgeschakeld is door een ziekte, een beperking, een burn-out. Of als een statushouder bij je in de straat met z’n ziel onder z’n arm loopt. En ga zo maar door. Als we dat merken, durven we dat dan ook te benoemen: ‘Ik zie dat je het moeilijk hebt. Red je het? Wat kan ik voor je betekenen? Of mag ik je naam doorgeven aan onze diakenen?’
Kijk, een gift overmaken is mooi. Een flinke duit in de collecteschaal doen ook. Maar het kan nog afstandelijk blijven. Echt delen, van je tijd, van je aandacht, van je barmhartigheid. Dat is zoals God het bedoeld heeft. Zo kan de genade het leven gaan kleuren, concreet en praktisch worden.

Over praktisch gesproken. Straks bij de uitgang is er een omgekeerde collecte. Dan is er een schaal waar je niet iets in mag deponeren, maar waar je iets uit mag halen. Maar het is evengoed een offer. Je wordt via zo’n briefje dat je trekt namelijk uitgedaagd om de komende tijd iets goeds te doen voor een ander, een ander die het moeilijk heeft. En wie weet ga je dan de zegen daarvan ontdekken. Het wederkerige, dat je niet alleen daarmee geeft, maar ook ontvangt. Dus:

Laten wij tot zegen zijn
voor de mensen om ons heen.
Vol van liefde zoals Hij,
open en gastvrij.
Laat ons delen, laat ons geven,
geven wat de ander mist.
Elke stap is vol van leven,
omdat Jezus bij ons is. 

Amen

zingen (met combo)         Mag ik jou tot zegen zijn van Sela (1 combo, 2 en 3 gezamenlijk

gedicht door diaken Mirjam van den Berg 

presentatie van diakenen en hun clusters

dankgebed en voorbeden, samen met diakenen Rinus Molenaar en Corry Eilander

collectemoment 

zingen           Gezang 481:3,4

zegen

orgelspel