aanvangstekst       ‘Zalig de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die Gij hebt gezogen. Maar Jezus zeide: Zeker, zalig, die het woord van God horen en het bewaren.’ (Lukas 11:27-28)


Gemeente van Jezus Christus,

Ooit stond er een berichtje in de krant, met de volgende kop, ik ben het sindsdien niet meer vergeten: ‘Groei Mariaverering bij niet-katholieken’. Zo’n kop maakt nieuwsgierig, nietwaar? Dus ik las door: ‘Hoewel anglicanen en protestanten theologisch een andere visie hebben op Maria, is er bij hen wel sprake van een groeiende verering van de moeder van Christus (…) Volgens een anglicaanse voorganger is er niets mis met de verering van Maria, als dat maar op een goede manier gebeurt. Daarbij moet men voor ogen houden dat zij de weg wijst naar Jezus Christus (…) Maria is een bemiddelaar voor het volk van God, een model van onderwerping en gehoorzaamheid aan de wil van God voor de hele kerk.’

Tot zover dit bericht. Ik weet natuurlijk niet wat dit bij u oproept. Herkenning…of juist gefronste wenkbrauwen … of opgehaalde schouders? Bij mij zelf riep het eerlijk gezegd nogal ambivalente gevoelens op. Wat ik ook had toen we een aantal jaar terug in het Franse Vezelay waren. Vlak bij die prachtige Romaanse kerk daar doken we een winkeltje in. Achter de kassa stond een alleraardigste non en ons oog viel op een Mariabeeld. Nee, niet zo’n kitscherige, waarbij het glazuur spontaan van je tanden springt, maar veel aparter, en tegelijk ook heel eenvoudig, warm van kleur. Mirjam en ik keken ernaar. ‘Wat vind je ervan?’ ‘Ja, mooi – zou prima staan op onze schouw.’ ‘Mmm, zie je het voor je, een Mariabeeld in de pastorie?’ ‘Maar dat is toch ook maar hoe je er mee omgaat?’ ‘Dat is waar’. ‘Wat moet-ie kosten?’ vroegen we in ons steenkolen-Frans. Maar de non schudde haar hoofd: ‘Niet te koop, alleen voor in deze winkel.’ ‘Tja’, dacht ik, ‘blijkbaar moest het zo zijn.…’

Maar goed, kent de Bijbel een Mariaverering? Jazeker! Pardon? Nou, kijk maar eens hoe de engel Gabriël Maria tegemoet treedt. Hij groet haar. En dat is ongebruikelijk. In de regel groeten engelen in de Bijbel niet. Ze verschijnen en wanneer die verschijning vrees of verbazing oproept (wat vaak het geval is), dan stellen ze gerust. De groet hier bij Maria is dus een extra, is heel bijzonder: ‘Wees gegroet, Maria (in het Latijn ‘Ave Maria’), gij begenadigde.’ Dat is een eretitel. Sterker nog: Gabriël eert Maria bij voorbaat, om wat hij haar mag zeggen.

Ja, het luistert wel nauw: die ‘Mariaverering’ betreft dus in feite niet de kwaliteiten van Maria, wat zij allemaal gepresteerd heeft en voor God betekend heeft. Nee, het heeft te maken met wat God door haar heen gaat doen, wat Gabriël mag aankondigen. En dat betreft iets, waar Petrus later over zou schrijven, dat de engelen het begeren in te zien: Gods verborgen plan: de redding van de mensen, door Zijn eigen Zoon. Dat staat nu op punt van beginnen. En daarbij wordt dit meisje, dat Maria nog is, ingeschakeld! In de groet van Gabriël trilt de verwondering van de engelen door, over wat nu bekend gaat worden: ‘Wees gegroet, gij begenadigde.” De Rooms-katholieke vertaling luidt: ‘Wees gegroet Maria, vol van genade.’ Maar zo staat het er letterlijk niet. Dat zou ook kunnen betekenen dat die genade uit Maria komt, dat alle nadruk valt op haar kwaliteiten. Zo zie je het ook op menig schilderij dat hiervan gemaakt is: de engel die letterlijk een knieval maakt voor Maria. Maar die Mariaverering is niet bijbels. Nee, in het eren van haar gaat het ten diepste om God. De nadruk valt op Zijn genade, waar Maria voorwerp van is. Ze is ‘begenadigd’. De Mariaverering is dus in feite een Godsverering, een lofprijzing van Hem. Maria mag in Zijn gunst delen. En nogmaals: ze krijgt een hele bijzondere gunst van God. Uit haar zal de Zoon van God geboren worden, op een hoogst bijzondere manier, buiten een man om, verwekt door de Heilige Geest. Dat is een unieke gunst, die verder geen mensenkind ten deel is gevallen.

Maar past daar een knieval voor Maria bij? Laten we eens naar haar zelf luisteren, en dan zijn we bij onze tekst, waarin zij antwoord geeft op het woord van de engel, op het woord van God dus: ‘zie, de dienstmaagd des Heren.’ Ze noemt zichzelf niet de ‘moeder des Heren’, maar de ‘dienstmaagd des Heren’. En dan kom ik terug op dat krantenbericht uit het begin van de preek. Er is niets mis met meer aandacht voor Maria. Er is ook niets mis met een beeld van Maria. Zolang het maar  een vóórbeeld betreft. Maria als voorbeeld in dienstbaarheid! Dat is toch iets anders als Maria als een soort koningin, laat staan een soort godin, zoals zij later steeds meer werd afgebeeld en behandeld. Nee, ze is juist een voorbeeld in nederig, in dienstbaar zijn!

In die zin hoop ik, dat wij allemaal een beeld van Maria hebben zeg maar. In de zin van dat voorbeeld dat zij is. Dat beeld met ons meedragen en in praktijk brengen, namelijk om dienstbaar te zijn, aan God, maar ook aan elkaar. Laat ik het vanavond dichtbij houden: hier, binnen de gemeente. Daar zijn we geroepen om elkaar te dienen:

Wie is er nederig en klein?
Die zal bij ons de grootste zijn.

 Zijn we dat: nederig en klein? Doen we dat: de ander dienen? Ook hen die ons niet zo liggen, die een andere mening, een andere geloofsbeleving hebben? Iemand zei eens in dit verband: ‘Kun je bij je tegenstander eerst de beste kanten noemen?’ Dat lijkt me een uitdaging. Probeert u dat nu eens. Neem iemand in je gedachten met wie je de grootste moeite hebt. En zoek dan eens naar goede dingen, de betere kanten van die ander. Dat is ook dienstbaar zijn: je kijkt niet meer op iemand neer, maar je komt zelf naar beneden en probeert het goede te zoeken. Ach, de beste manier blijft toch nog steeds om de ander door de ogen van Christus te bekijken, want dan zie je een mens die ook gekocht is met het bloed van Christus. Dat is toch wat we vandaag ook weer beleefd hebben aan de avondmaalstafel: allemaal zijn we van dezelfde lap gescheurd, allemaal moeten we het helemaal hebben van die genade van Christus! En dat is dan toch dodelijk voor elke vorm van hoogmoed?! Dat maakt toch nederig?! En dit geldt natuurlijk niet alleen binnen de kerk, maar ook daarbuiten. Zo mag je een dienaar zijn van Hem die niet kwam om te heersen, maar om te dienen:

Zie onze God, de Koning-Knecht.

Hij heeft zijn leven afgelegd.

Zijn voorbeeld roept om te dienen iedere dag,

gedragen door zijn liefde en kracht.

 In hetzelfde spoor als Maria: ‘Zie, de dienstmaagd des Heren.’

Ze is trouwens nog niet uitgepraat: ‘Mij geschiede naar uw woord.’ Je zou dit haar geloofsbelijdenis kunnen noemen. Kort, maar krachtig. Iemand noemde haar eens de ‘moeder der gelovigen.’ Abraham is de ‘vader der gelovigen’ en Maria de moeder. En ook hierin is ze een voorbeeld. Eigenlijk is het ongehoord als je er over nadenkt. Zeker als je het vergelijkt met de vorige geschiedenis, waar we vorige week van hoorden, die van Zacharias, waar ook Gabriël verscheen. Maar dit keer verschijnt hij niet in Jeruzalem, maar in Nazaret (kan daar iets goeds uit voortkomen? vond menig Jood toen). Niet in de tempel, maar in een rijtjeshuis. Niet bij een priester, maar bij een heel gewoon meisje. En juist die gelooft, i.t.t. Zacharias, wel wat God haar aanzegt, terwijl die boodschap nog ongelooflijker is: moeder van de Messias worden, die ontvangen zal worden door de Heilige Geest!

‘Maar wacht even. Het zou je maar aangezegd worden door een engel. Als dat zou gebeuren, zou het voor mij ook wel wat makkelijker zijn om te geloven.’ Toch waren engelen niet altijd spectaculair aanwezig. In de bijbel lees je regelmatig dat ze ook  heel ‘gewoon’ kunnen zijn. Neem die drie engelen die aan Abraham verschijnen. Hij ontvangt ze als zijnde hele gewone personen. De nadruk ligt ook niet op hun verschijning, maar op hun boodschap. ‘Engel’ betekent ook letterlijk ‘boodschapper’. En daar ligt bij Gabriël ook alle nadruk op. Maria is dan ook aanvankelijk ontroerd en verward door zijn woord en Gabriël doet dan ook geen extra teken of ander spectaculair iets, maar zegt alleen, vers 37: ‘Geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.’ Op sommige oude afbeeldingen van dit verhaal zie je dit prachtig verbeeld als daar de Heilige Geest in de vorm van een duif aan komt vliegen, naar Maria’s oor. Veelzeggende symboliek. Het geloof, ook dat van Maria, is uit het gehoor, is openstaan voor het woord dat van God komt: ‘Mij geschiede naar uw woord.’

Er waren voor Maria onmogelijkheden genoeg: ‘Hoe moet dit alles?!’ Maar geloven is niets anders dan dwars tegen dat alles in je hand leggen op Gods woord, op Zijn beloften, want die zijn vast en zeker. ‘Mij geschiede naar uw woord’ betekent: je niet laten leiden door wat je ziet en ervaart, door wat mensen vinden. Maar door wat je in Gods naam gezegd, verkondigd wordt, in zijn Woord én zijn Sacrament. Ook vanavond: je bent zalig als je de woorden van God hoort en bewaart, die je hoort in de verkondiging en die je ziet en proeft in de tekenen van brood en wijn. Zalig, en daar komt niets of niemand tussen. Nooit en te nimmer.

Horen betekent ook gehoorzamen. En de consequenties aanvaarden. Ook als deze moeilijk zijn, moeiten geven. Wat dacht u van Maria? Haar geloof, haar gehoorzaamheid hebben ook consequenties. Haar aanstaande huwelijk met Jozef dat hierdoor in de crisis komt, zwanger en niet van hem! Nou, je kunt z’n reactie wel voorstellen. En de reacties van de mensen: ‘Heb je het gehoord? Maria is zwanger! En ze is nog niet eens getrouwd! Schande!’ Ach, het is de opmaat voor de smaad van Christus die ook Maria zou moeten dragen. Simeon brengt dat in de tempel later als volgt onder woorden, als Maria daar met de kleine Jezus is: ‘Door je ziel, Maria, zal een zwaard gaan.’ Woorden die van profetisch gehalte zijn. Want het zwaard gaat door haar ziel, als ze haar zoon, de rabbi ziet: geen plek om z’n hoofd neer te leggen, zoveel tegenstand waar hij op stuit, uiteindelijk pakken ze hem, alsof hij de grootste crimineel is en ze slaan hem aan een kruis. En onder aan het kruis staat ze dan:

Met de tranen in haar ogen

stond de moeder, diep bewogen,

bij het kruis dat Jezus droeg.

Ach, hoe vrees’lijk was haar smarte,

toen het zwaard ging door haar harte,

en de wreedste wonden sloeg!

Geloven, gehoorzamen, betekende ook voor Maria kruisdragen. En voor ons is het niet anders. Zonder zal het ook niet gaan. Dat zwaard door je ziel en dat kruis op je rug. Vanwege het leed dat je ziet, en dat je niet rijmen kunt met Gods goedheid en gerechtigheid. Vanwege de spot, de minachting, of juist de volstrekte onverschilligheid die het geloof in je omgeving kunnen oproepen. Vanwege die eigen begeerten waar een kruis doorheen gaat. Vanwege de strijd die je te voeren hebt met de Tegenstander, de duivel en z’n hele rijk. Een zwaard door je ziel en een kruis op je rug. Het zijn de consequenties.

Maria aanvaardde ze, omdat ze het Woord aanvaardde, omdat ze Hem aanvaardde die haar riep. En zo mocht ze moeder worden van de Here Jezus. Moeder van de gelovigen. Een voorbeeld. Een beeld van de gemeente ook. Zoals Maria bereid was om de Here Jezus Christus in zich op te nemen, heel letterlijk, zo mag de kerk (geestelijk) de Here Jezus in zich opnemen. Is dat vandaag ook weer niet op bijzondere, mystieke wijze, gebeurd aan de avondmaalstafel, waar we Christus zelf mochten ontvangen: Hij in ons en wij in Hem!

Anders gezegd: de Here Jezus zelf kiest de gemeente om daar te wonen, het is Zijn lichaam. Of zoals Calvijn het noemde: de kerk als moeder des Heren. Ja, dat was voor hem niet zomaar een beeld. Nee, hij zei het klip en klaar: zoals we niet zonder God de Vader kunnen, kunnen we ook niet zonder de kerk als moeder. En ik geloof ook helemaal dat dat waar is. Wilde je in je eentje geloven dan?! Wilde je het geloof opnieuw uitvinden dan? Nee, er is een kerk, dé kerk, van alle plaatsen, en van alle tijden. Goddank! En daar vind je de Heer zelf. Want ze is de moeder des Heren. Wat een diepe, wonderlijke en vreugdevolle gedachte…

Maar zijn wij ook zo herkenbaar? Hebben we als kerk deze moederlijke trekken? Kunnen anderen aan ons merken dat de Here Jezus in ons is? Is hier de dienstbaarheid en de nederigheid te vinden? Of heersen we liever over elkaar of laten we elkaar links liggen? Is er de openheid naar hen die buiten zijn, of denken we: wat halen we binnen? Is er de bereidheid om een kruis te dragen of denken we: geloven moet toch vooral fijn zijn en me niet teveel kosten. Kortom: is het aan ons te merken dat we Christus in ons dragen, met alle gevolgen van dien? Net als Maria eens?

Een collega zei eens: ik preek steeds vaker zo, dat het uitloopt op een gebed. Dat voel ik nu ook zo, als we vanavond zo dichtbij Maria mochten komen. Ik kwam in dit verband ook een gebed tegen. Zullen we dat nu bidden, heel persoonlijk?

Heer, wat kunnen deze woorden, ‘mij geschiede naar uw woord, betekenen in mijn leven? Kan ik ze Maria nazeggen? Ik zie haar staan onder het kruis van Uw Zoon en besef dat haar ontvankelijkheid en haar trouw haar brachten tot uiterste liefde en tot uiterst lijden. Ik besef dat ik niet op eigen kracht het haar kan nazeggen. Helpt U mij daarom met haar te zeggen: Mij geschiede naar Uw woord.

Amen.