Toen Mirjam en ik trouwden, besloten we om de beurt te gaan koken. Ik had thuis ook weleens achter het fornuis gestaan, maar niet zo vaak. Gelukkig was één van de cadeaus die we bij ons trouwen kregen Margriets Basiskookboek. Daar stond ook een hartige taart met broccoli in. Dat leek me wel wat. Ik volgde netjes de instructies op en schoof de taart in de oven. Een tijdje later haalde ik hem er uit: prachtig goudgeel met een heerlijke geur. Best wel een beetje trots presenteerde ik hem aan Mirjam. Ze nam een hap, maar haar gezicht betrok: ‘Volgens mij ben je iets vergeten.… de zout!’ Of is het nu hét zout? Hoe dan ook, ze had gelijk: er zat geen zout in, dus die hele hartige taart was een flauw ding geworden. Zout is een hele belangrijke smaakmaker.
Maar er is meer. Het thema is niet voor niets Dubbel Zout. Zout is ook een conserveringsmiddel. Je kunt er voedsel goed mee bewaren. Als je bijvoorbeeld haring flink zout dan bederft die niet. Vroeger zoutten ze ook de boontjes in, zodat je ze ’s winters nog kon eten. Zout als conserveringsmiddel. En zout reinigt ook: een wondje in een zoutoplossing houden, beschermt tegen infecties. Het prikt behoorlijk, maar het is gezond. Ja, we hoorden van Esther dat het zoutgehalte in ons eigen lichaam heel belangrijk is. En bevroren wegen laten zich weer prima behandelen met strooizout. Kortom: zout is een veelzijdig en handig goedje. Meer dan handig! In de tijd van de Bijbel gold het zelfs als één van de vier meest kostbare zaken…
En daarmee vergelijkt Jezus ons: ‘Jullie zijn het zout van de aarde.’ Als volgeling van Jezus ben je dus een smaakmaker in je omgeving en van onmisbare betekenis voor de wereld om je heen. Die mag jij bewaren en reinigen en ontdooien. Daar ben je voor bedoeld.

Kijk, er zaten eens heel wat zoutkorrels in een zoutpot. Die zaten daar dicht op elkaar en hadden het goed met elkaar. Eén van de zoutkorrels zei dat ook: ‘Tjonge, wat is het hier toch gezellig.’ ‘Ja’, zei een ander, ‘dit is nou wat je noemt de gemeenschap der heiligen. Dit is samen gemeente zijn.’ Nummer drie kwam met een voorstel: ‘Weet je wat we moeten doen? We moeten een nog veel grotere pot bouwen. Dan kunnen er nog meer bij. En je weet, hoe meer zielen, hoe meer vreugd.’ ‘Ja’, zeiden alle zoutkorrels, ‘wat een goed idee. Dat moeten we doen.’ Maar één zoutkorrel zei: ‘Nee, daar doe ik niet aan mee. Weet je wat ik doe? Ik spring eruit. Ik ga de soep in. Ik trek de wereld in.’ De andere zoutkorrels schrokken er van en zeiden tegen hem: ‘Wat ben jij een flauwe zoutkorrel zeg! Dat kun je niet maken.’ ‘En toch ga ik,’ zei die éne zoutkorrel, ‘ik heb daarbuiten werk te doen.’ Deze éne zoutkorrel had het goed begrepen. In de pot kan het nog zo leuk en gezellig zijn, leerzaam en opbouwend. Maar als zout heb je ook een taak. Het zout moet ook z’n werk kunnen doen. Het moet de soep in. We zijn het zout van de aarde. Het is bedoeld, jij bent bedoeld voor de wereld om je heen, van je buurt, van je vriendengroep, van je school, van je collega’s; daar smaakmaker zijn, daar van betekenis zijn. Dubbel Zout!

‘Ik? Dat is toch veel meer iets voor de dominee! Of de jeugdouderling, of diegenen die belijdenis hebben gedaan. Die kunnen dat allemaal toch veel beter! Hoe moet ik dat nou doen: zo het verschil maken? Hoe moet ik nou zout worden? Dubbelzout!’

Wacht even! Jezus zegt niet: ‘Jullie moeten het zout van de aarde zijn!’ Of: ‘Jullie moeten dat worden.’ Nee, Hij zegt: ‘Jullie zíjn het zout van de aarde.’ Je hoeft het niet te worden. Je bént het. Het is allereerst een bemoediging, een belofte: ‘Je bent het zout van de aarde.’ En als je dan bedenkt dat zout toen één van de kostbaarste goedjes op aarde was, wordt het nog wonderlijker: Zo kostbaar ben je in zijn ogen! Zo waardevol! Zo kan Hij je gebruiken. Zo wil Hij je gebruiken. Je bent het zout van de aarde. Je bent het, en zorg dat je het blijft!’
Want Jezus geeft er ook een waarschuwing bij. Zout kan ook zijn smaak verliezen. Maar dat kan toch helemaal niet? Zout blijft toch zout smaken, hoe oud het ook is? Nou, in die tijd was het zout nog wat anders van samenstelling. Het werd gewonnen uit de Dode Zee. Er zaten ook andere bestanddelen in. En die konden gaan bederven, waardoor het zout niet goed meer werkte, als smaakmaker niet en als conserveringsmiddel niet. Dan was het waardeloos geworden. Dan werd het hoogstens nog op straat gegooid en door iedereen vertrapt. Of om het maar wat moderner te zeggen, zoals ik ergens las: ‘Je kunt het een biefstuk niet kwalijk nemen dat hij bederft. Dat is nou eenmaal wat biefstuk doet. Maar je kunt het zout wél verwijten dat het er niet was om de biefstuk goed te houden.’ M.a.w. jij en ik zijn bedoeld – daarvoor heeft Jezus ons uitgekozen – om zout te zijn, om er niet voor weg te lopen, om impact te hebben op onze omgeving, om daarin ook met mensen op te trekken die anders denken en geloven dan wij en er een positieve uitwerking op hebben?

‘Maar hoe dan? Hoe ben ik daar dan zout? Dubbel Zout? Hoe maak ik verschil?’ Nou, door allereerst dus niet hoog van de toren te blazen en op te vallen en hele grote woorden te gebruiken. Nee, zout valt helemaal niet op. Je ziet het eigenlijk amper, maar het werkt wel. Hoe? Nou, eigenlijk lees je dat in dat grote verhaal waarvan dit een stukje is: de Bergrede. Daarin vertelt Jezus hoe je zout bent, waaruit dat blijkt. Lees het thuis maar eens de komende tijd: Mattheüs 5-7. Een paar dingen pik ik er uit. Een paar zoutkorrels zeg maar. Bijvoorbeeld barmhartig zijn, dat wil zeggen: bewogen zijn met anderen, i.p.v. keihard zijn. Zoals helaas zo vaak gebeurt in hoe mensen met elkaar omgaan. Niet oordelen: nog zo’n zoutkorrel. Iemand op grond van z’n uiterlijk, van z’n manier van doen of wat dan ook, juist niet afschrijven en wegzetten, maar iemand juist beter willen leren kennen en beseffen dat jij zelf ook allesbehalve volmaakt bent. Iemand niet gelijk betaald zetten, maar kunnen vergeven, opnieuw beginnen met die ander. Iemand helpen die daar om vraagt, en zelfs als-ie er niet om vraagt, met een ingewikkeld schoolvak, als iemand ziek is, of bij iemand, die om één of andere reden uit de groep ligt. Enz. enz. Zoutkorrels genoeg!

Of zoals Franciscus het ooit kort en bondig zei: ‘Verspreid het Evangelie, desnoods met woorden.’ Kijk, alleen maar woorden, zonder dat er daden mee gepaard gaan; of daden die juist haaks staan op die mooie woorden; dat is dubbelhartig. En dat is iets anders dan dubbelzout. Totaal anders. Dan word je als zout juist smakeloos. Nee, juist door in je levensstijl te laten zien hoe je door Jezus geraakt bent, door telkens te kiezen voor het goede, voor de weg die Jezus je wijst, dan ben je dubbelzout.

Je zouten dropje zal intussen op zijn, denk ik zo. Heb je intussen ook dorst gekregen? Want dat is ook een effect van zout! Ik heb me laten vertellen dat daarom in cafés soms schaaltjes zoute pinda’s op tafel staan. Gewoon gratis. Mensen gaan dan lekker zitten knabbelen, maar krijgen wel flink dorst van die zouten pinda’s! En dat is natuurlijk interessant voor zo’n café, want dan worden er alleen maar meer drankjes besteld. En die zijn niet gratis…

Kijk, dat hoort ook bij dat Dubbel Zout zeg maar. Als je zo laat merken dat je goed wilt doen, dat je er voor een ander wilt zijn; dan zal een ander daar een soort ‘dorst’ van krijgen, benieuwd zijn waarom je dat nou doet… En waarom je bepaalde dingen nu juist niet doet. En naar de reden vragen. Dan kun je daar iets over vertellen. Dat het te maken heeft met je geloof, dat je dit doet, omdat je van Jezus houdt en Hij dit van je vraagt en je dat graag wilt doen.

Kijk, daar hoef je niet gelijk mee te komen. Paulus schrijft in dat andere gedeelte dat je de geschikte tijd moet uitbuiten. Dus niet te pas en te onpas erover beginnen. Niet met je voet tussen de deur zeg maar om het geloof op te dringen. Dat werkt averechts. Dat is hetzelfde als de halve zoutpot over een eitje mikken. Dat is niet te eten. Nee, bij zout moet je doseren. Juist ook als je over het geloof spreekt. Laat het eerst maar zien met je daden, met je levensstijl. En dat zal hopelijk dorstig maken, nieuwsgierig maken, waarna je erover kunt vertellen. En dan niet gelijk alles. Dat denken we misschien weleens: ‘Hoe kunnen we die ander nou overtuigen, zodat hij of zij gaat geloven?’ Alsof dat in één keer gebeurt… Hoe ging dat bij jou zelf dan? Dat is toch een heel proces!

Nee, laat wat je vertelt vooral aansluiten bij die ander. Waar die ander naar vraagt. Waar die ander mee zit. Waar die ander blij om is. ‘En’, schrijft Paulus: ‘laten je woorden altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt.’ Aangename woorden, dat wil zeggen: niet bot, niet scherp. Ik hoor christenen wel eens zeggen: ‘Ik zeg gewoon waar het op staat. Het maakt me niet uit wat die ander er van vindt.’ Maar is dat aangenaam?! Het gaat erom dat je woorden liefdevol zijn. Dat je vriendelijk blijft. Maar ook niet zemelig en zweverig, maar pittig, duidelijk, prikkelend. Je bent immers geen suiker, maar zout! Als die ander maar merkt dat het echt is, dat het jouw eigen woorden zijn, en wat het voor jouzelf betekent.

Ik zag het eergisteren nog in het ziekenhuis bij een oudere vrouw. Ze heeft weinig kracht meer, maar haar geest is scherp. Bij haar kwam een jong neefje. Ondanks haar moeheid had ze hem gevraagd: ‘Wat wil jij bereiken in het leven?’ Een mooie open vraag! De jongen had verteld dat hij journalist wilde worden. Hij wilde schrijven over wat hem raakt, wat belangrijk is, wat uitgezocht moet worden. En toen had de vrouw gezegd: ‘Dat is mooi! Weet je wat voor mij het allerbelangrijkste is: God. Hij helpt me overal doorheen. Door de grootste stormen. Nee, het was niet altijd makkelijk. Dat is het nu ook niet. Maar ik weet dat Hij bij me is, en dat Hij me nooit loslaat. En Hij is er ook voor jou!’ Ze straalde. Het kwam echt uit haar hart. Zo deelde ze iets van haar geloof. Niet de hele zoutpot, maar een vleugje. Maar dat neefje kon er de liefde van Jezus in proeven.
Zo mag jij ook zout zijn, en u. In je eigen omgeving. Niet in je eentje. Jezus zegt niet: ‘Jij bent zout’, maar ‘jullie zijn het zout van de aarde.’ Jullie, meervoud! We zijn het met elkaar. We mogen elkaar aanvullen. En we mogen ons vooral laten vullen en inspireren door dé Smaakmaker, Hij die nooit bederft, met eerbied gezegd: de Here Jezus. Dichtbij Hem leven, betekent dat we zout zijn en zout blijven. En daar worden niet alleen wij zelf, maar ook anderen beter van. En God geniet ervan. Want het smaakt zalig! Amen