Gemeente van Jezus Christus,

Het is alweer heel wat jaren geleden. Op vakantie in de Achterhoek deden we een stadswandeling door Borculo en we kwamen langs een pottenbakker. ‘Bijbels georiënteerd’ als we zijn, liepen we naar binnen. Dit was niet zomaar een pottenbakker. Wat een prachtige dingen waren er van zijn draaischijf gerold. Echt een kunstenaar! Ja, de prijzen waren ook navenant…

Mirjam en ik zagen achter de toonbank vier kruisen aan de muur. De man vertelde dat die met een speciale techniek waren vervaardigd. Verschillende malen gebakken met elke keer weer een nieuwe laag klei en uiteindelijk had hij met as erin gekrast. Het gaf die kruisen zoiets moois: je zag er elke keer weer iets anders in. Vooral één van die kruisen sprak ons erg aan. ‘Is die te koop?’ vroeg ik. ‘Nou, eigenlijk zijn het voorstudies, maar ik wil ‘m best verkopen.’ ‘Dat is mooi’, zei ik, ‘maar wat kost-ie?’ Toen noemde hij een bedrag waar we duidelijk van moesten slikken. ‘Wat had u zelf in uw hoofd?’ vroeg hij vriendelijk. Ik noemde een aanmerkelijk lager bedrag. Intussen had de pottenbakker wel gemerkt waarom we dat kruis zo mooi vonden, dat het ook met ons geloof te maken had. ‘Weet u wat’, zei hij, ‘u betaalt mij dat bedrag wat u zelf in het hoofd had en het verschil met mijn prijs schenkt u aan een goed doel en u mag van mij daar uw hele verdere leven over doen.’ Zoiets hadden we nog nooit meegemaakt en we kochten het kruis onder deze voorwaarden. Ik dacht ook: ‘het kruis kost je ook wat…’

Terwijl de man het voorzichtig inpakte, wilde hij van ons weten waarom we het zo mooi vonden. We vertelden dat het een mooi midden was tussen figuratief en abstract. Je ziet wel een figuur op het kruis, maar niet zo plastisch als bij de meeste crucifixen. En het is net alsof de Gekruisigde zijn armen wijd houdt, open om te ontvangen, terwijl de kruisbalk ook wat naar boven gericht is: zo hoopvol, zo positief eigenlijk. ‘Ja, ja’, zei de pottenbakker, ‘zelf heb ik er ook nog dit bij gedacht: de gedachte van het kruisdragen. Hij draagt het kruis, maar het kruis draagt ook Hem.’ Eerlijk gezegd begreep ik hem niet helemaal, maar ik dacht ook direct: alsof het mysterie van het kruis helemaal te vatten is!

Maar goed, kruisdragen. Daar gaat het ook vanmorgen over. Of zoals Jezus het zegt in onze tekst: ‘dagelijks je kruis opnemen’. Wat is dat eigenlijk,kruisdragen? Misschien vraagt u zich dat ook wel af. Of misschien heeft u er juist wel een duidelijk idee bij: ‘Kruisdragen, dat zijn de tegenslagen, de moeiten, die je tegenkomt in het leven. Het spreekwoord zegt het toch al: ‘Ieder huis heeft z’n kruis.’’ ‘Nee’, zegt weer een ander, ‘ik moet denken aan vervolging om je geloof, dat is kruisdragen. Zoals die christenen in Noord-Korea bijvoorbeeld. Als je hoort wat die moeten meemaken vanwege hun geloof. Christen zijn wordt daar als een misdaad gerekend. Christenen worden in de strafkampen het hardst gemarteld. Velen verliezen het leven. Ja, dat is echt een kruis, dat ze moeten dragen.’ ‘Maar ja’, denkt weer een ander, ‘zo staat het wel weer heel ver van ons af, hier in het vrije westen.’

Nu is dat absoluut niet de bedoeling van die woorden van Jezus, dat ze ver van ons af komen te staan. Integendeel, in feite brengt Jezus het heel dichtbij. Onze tekst begint namelijk met: ‘Hij zei tot állen.’ Daar horen ook wij bij. Jezus zegt tot ons: ‘Wie achter mij aan wil komen, …. die neme dagelijks zijn kruis op zich.’ Als je Jezus volgt, dan zul je ook gaan kruisdragen. Dat hoort onlosmakelijk bij het discipelschap, hoorden we al aan het begin van de dienst: ‘Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn.’ Discipel zijn, navolger van Jezus zijn, zonder kruisdragen is onmogelijk, is als zwarte sneeuw. Ja, daar roept Jezus toe op. Misschien beter gezegd: daar nodigt Hij toe uit. Inderdaad, als die geopende armen op dat kruisbeeld. Indien iemand achter Mij wil komen. Ja, zo persoonlijk is het. Om uit de massa te stappen en zelf achter Jezus te komen. Dat kan een ander niet voor je doen. Dat is uiterst persoonlijk. En daar nodigt Jezus je toe uit. Nee, Hij dwingt niet. ‘Wie achter mij aan wíl komen.’ Je moet het wel zelf willen. ‘Wil je het?’ vraagt Jezus vanmorgen aan je. En als je daar al voor gekozen hebt, doe het dan opnieuw. Ik bedoel: die discipelen volgden Jezus ook al na, maar toch vraagt Hij het ze opnieuw op de man af: ‘Wil je achter mij komen?’ En zo vraagt Hij dat ook aan u of jou. Maar als je die keuze nog niet persoonlijk en bewust gemaakt hebt, dan vraagt Jezus het je ook: ‘Wil je achter Mij komen?’ Ja, dan moet je óók weten wat de consequenties zijn. Je kruis opnemen dus.

Kijk, de hoorders toen konden zich daar letterlijk wel wat bij voorstellen. Het hoorde bij de straf dat een veroordeelde het kruis waaraan hij geëxecuteerd zou worden, zelf naar de executieplaats moest dragen. Ik las ergens, ‘ons kruis opnemen en Jezus volgen betekent dan ook de positie innemen van een veroordeelde die op weg is naar de executieplaats.’ En wat wordt er dan geëxecuteerd? Ons eigen ik. Ja, het kruis kost je wat, zei ik al aan het begin van de preek. Nou, maak van dat ‘wat’ maar ‘alles’: het kruis kost je alles, namelijk je zelf. Niet voor niets is dat ook waar Jezus mee begint in onze tekst: ‘Wie achter mij wil komen, die verloochene zichzelf.’

‘Daar wordt het niet eenvoudiger mee. Want wat is dat precies: zelfverloochening? Het klinkt in ieder geval behoorlijk negatief, en eerlijk gezegd ook behoorlijk uit de tijd. We leven toch nu juist in een tijd waarin je assertief moet zijn, zoals dat heet, opkomen voor je zelf en je zelf ook waarderen. Nou, dat staat toch haaks op zelfverloochening?! Dat klinkt meer naar zelfhaat.’

Wacht even. Wat is dat zelf eigenlijk, dat verloochend moet worden, of zoals er letterlijk staat: waar ‘nee’ tegen gezegd moet worden? Ons zelf is ons eigen ik, ons eigen ego, zoals we uit ons zelf zijn. Onze oude natuur zeiden ze vroeger. Paulus noemt dat ons vlees. Dat moet gekruisigd worden, schrijft hij in de Galatenbrief. Dat zelf, dat ego, die oude natuur van ons. Gekruisigd wil zeggen: geëxecuteerd, verloochend, er ‘nee’ tegen zeggen, ‘daar wil ik niets meer mee te maken hebben’. Je zelf, dus je eigen belangen, je egoïstische motieven en gedrag, je zondige begeerten, je eigenwijze koers. Een streep erdoor. De spijkers erdoor. Op het kruis. En iets anders voor in de plaats. Iemand anders: de Here Jezus Christus. En in Hem ben je zelf een nieuwe schepping, een nieuw mens. En dat is juist de hoogste vorm van zelfwaardering: wie je in Hem mag zijn, een geliefd kind van God, een kostbare parel in zijn hand. Zelfverloochening leidt dus tot zelfwaardering.

Maar ja, dat ene zelf, die oude natuur, is wel hardnekkig, die wil het graag weer voor het zeggen hebben, die wil weer van dat kruis af en de regie overnemen. Daarom moet het telkens weer verloochend worden en gekruisigd.

Dat is dus allereerst je kruis op je nemen. Het gaat dus niet om moeilijkheden, tegenslagen en leed, dat mensen in het algemeen treffen kan, zo van: ‘ieder huis heeft zijn kruis’. Nee, het is dat wat er door Jezus in je leven komt, wat gevolg is van het volgen van Hem. Anders gezegd: het is lijden om Christus’ wil. En dat is dus allereerst lijden aan jezelf. Aan je zonden. Aan die hardnekkige oude natuur, die telkens weer doet, wat jij niet wil: bij God vandaan, ten koste van anderen en je zelf, uit op de kick, maar zoveel leegheid en schuldgevoel achterlatend. Ja, daar lijd je aan, als je Jezus volgt. Dat kan niet anders. En daar strijd je ook tegen, tegen dat egoïstische zelf.

Maar je lijdt ook aan de weerstand die het volgen van Jezus oproept. Weerstand bij anderen die Jezus niet volgen, die Hem niet willen volgen. Die zo schamper kunnen doen over het geloof. Die zo venijnig je kunnen aanvallen, dat je toch echt uit de tijd bent om nog in een Schepper te geloven, of in een leven na dit leven, of in Iemand die voor jou gestorven is en waar je het helemaal van verwacht. Lijden aan de weerstand die het geloof oproept, dat mensen er zelf niet aan willen, zo bot of juist zo venijnig kunnen reageren, of misschien nog pijnlijker: zo onverschillig: ‘fijn voor jou, maar mij zegt het gewoon helemaal niets en ik heb er ook niets mee.’ Toch dit kruis opnemen. Er niet voor weglopen. Dus: niet terugmeppen zeg maar. Maar het in alle liefde weerspreken of zwijgen, als het moet. Wie weet zit er onder die weerstand wel een diep verlangen naar echt leven.

Maar je kunt ook lijden aan de kerk. Vanwege de lauwheid en de onverschilligheid die je daar kunt tegenkomen. Of een stuk ontrouw. Mensen hebben van alles beloofd, ook hier voorin de kerk, en wat zie je er van terug? Maar ook dat kruis op je nemen en blijven dragen. Dus: niet te snel ’t voor gezien houden en anderen afschrijven.

Je kunt ook lijden aan de wereld. Aan het onrecht wat je ziet gebeuren. Aan wat de aarde, de schepping, wordt aangedaan. Wat mensen wordt aangedaan. Je kruis op je nemen, is dat niet wegwuiven, of zeggen: ‘ja, maar wat kan ik daar aandoen?’ Nee, het is dat nooit gewoon gaan vinden, je stem verheffen als het moet, voor lijdenden en vervolgden bidden, en doen wat je kunt doen, met je eigen mogelijkheden.

Kortom: Jezus volgen, discipel van Hem zijn, is niet alleen maar mooi en één groot feest. Nee, er gaat ook een kruis op je rug, een kruis door je leven, en net als dat kruisbeeld uit Borculo, krassen op je ziel. Het is lijden aan jezelf, aan anderen, vanwege de Here Jezus Christus. En dat kruis vraagt Jezus ook dagelijks op je te nemen. Er dus elke dag weer voor kiezen. Bereid zijn om dat kruis te dragen, omdat Hij het vraagt, omdat het de weg is, die achter Hem aangaat.

‘Nou, dit klinkt me allemaal behoorlijk zwaar in de oren, om niet te zeggen: zwartgallig. En hoe houd je dit vol? Dagelijks je kruis op je nemen… Is dat geen onmogelijke opgave?’

Ik moest terugdenken aan die opmerking van de pottenbakker: ‘het kruis draagt ook hem.’ Ik zou zeggen: ‘de Gekruisigde draagt ook ons.’ Jezus zelf begint in ons gedeelte namelijk eerst over zijn eigen weg te vertellen, hoe Hij veel zal moeten lijden, door de mensen verworpen zal worden en uiteindelijk gedood zal worden. Aan het kruis. Met andere woorden: het kruis waarover Jezus spreekt is het kruis dat Hij allereerst zélf gedragen heeft en de weg waarop Hij ons roept, is de weg waarop Hij voorgaat. Ik las ergens een mooi voorbeeld. Vergelijk het maar met een gids die bij een gevaarlijke expeditie in de bergen voorop gaat. De mensen die achter de gids aankomen gaan precies dezelfde weg als de gids, maar ze gaan die weg toch op een andere manier. De gids wijst niet alleen de weg. Hij baant ook de weg. De gids heeft een eigen en unieke plaats. Zo is het ook met het volgen en het kruisdragen achter Jezus aan. Daarbij houdt Jezus een eigen en unieke plaats. Hij gaat voor. Hij baant de weg. En achter Hem aan, zal het gaan, met vallen en opstaan. Alleen, op eigen houtje, in eigen kracht, zal het niet gaan. Achter Hem, met Hem, door Hem, kun je dat kruis opnemen, omdat Hij het kruis al gedragen heeft.

Ja, en dat maakt dat kruisdragen ook niet iets triests of zwartgalligs. Nee, het oude doopformulier heeft het zelfs over ‘vrolijk’ kruisdragen. Dat heeft trouwens ook alles met het doel van die weg achter Jezus aan te maken. Die weg eindigde niet in de dood, met dat wrede kruis. Nee, die leidde naar de opstanding. De weg is naar het leven. ‘wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden’, zegt Jezus zelf. Die zal ook de bitterheid van de dood niet smaken. Die zal het leven vinden en behouden, eeuwig leven, waar de dood ten diepste geen grip op heeft. De blijdschap daarover maakt ook het kruisdragen tot iets vreugdevols.

Weet u wie ons dat heel goed kunnen leren? De vervolgde christenen. Christenen in Noord-Korea bijvoorbeeld, die ondanks alle misère: onderdrukking, hongersnood, gevangenschap, blij zijn met voorbeden, met een bijbel die binnengesmokkeld wordt, met andere christenen die hen in het diepst geheim opzoeken en bemoedigen. Of een Chinese evangelist bijvoorbeeld die in een brief vanuit de gevangenschap aan zijn vrouw schreef: ‘Nadat je de lijdensbeker hebt gedronken, komt er een fontein van zegen.’ En in een andere brief: ‘hoe kan goud gelouterd worden, zonder vuur? Hoe kan een rots een standbeeld worden, zonder beitel? Hoe kunnen druiven wijn worden, zonder pers?’ Een Engels spreekwoord zegt – en dat spreekt mij een stuk meer aan dan dat clichématige Hollandse ‘ieder huis heeft z’n kruis – het Engelse luidt veel dieper en tegelijk hoopvoller: ‘kruisen zijn ladders naar de hemel.’ Vergeet dat nooit, allereerst als het over het kruis van Christus gaat, maar ook met betrekking tot het kruis dat jij moet opnemen, dagelijks. Kruisen zijn ladders naar de hemel.

Tot slot. Bij de preekvoorbereiding pakte ik een dichtbundel van Muus Jacobse, één van de dichters van ons liedboek. Hij heeft ook vrijere gedichten gemaa

kt. Een bundeltje met zijn mooiste had ik ooit gekregen. Ik vond daarin een gedicht over de eerste martelaren hier in Nederland. Het waren Dopers. Nee, niet alleen calvinisten en Lutheranen werden vervolgd door de Spaanse inquisitie vanwege hun protestantse geloof, ook de Dopers. Muus Jacobse maakte daarover een lang gedicht, ‘het offer des Heren’. Daarin tekent hij een aantal van die martelaren hoe ze lijden moesten en wat hun lot was. En we denken daarbij ook aan huidige martelaren, in Noord-Korea, in Syrië, in Irak, in Lybië, enz.Het heeft alles met discipelschap, met kruisdragen én met het einddoel te maken. Kruisen als ladders naar de hemel.

gedicht ‘het offer des Heren’ van Muus Jacobse.

Offer des Heren