stilte

votum en groet

zingen Lied 556:1,2,3 uit het Nieuwe Liedboek ‘Alles wat over ons geschreven is’

voorganger: ik zei: ‘Ik beken de HEER mijn ontrouw’ –
allen: en U vergaf mij mijn zonde, mijn schuld.

zingen         Psalm 130:1,2

gebed

schriftlezing  Psalm 51:1-13 uit de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde

zingen    Hemelhoog 275 ‘Heer, ik kom tot U’

Eén van de aangrijpendste filmscènes die ik ken, komt uit Bad Lieutenant. Daarin volgen we een politierechercheur, weergaloos gespeeld door Harvey Keitel. De titel zegt het al: deze rechercheur is ‘bad’, hij is de weg behoorlijk kwijtgeraakt. Hij is gok-, seks- en drugsverslaafd. In zijn diepste wanhoop komt hij in een kerk terecht. En daar ziet hij – in het middenpad – Jezus staan. In lendendoek, druipend uit al zijn wonden, doornenkroon, zwijgend. Aanvankelijk roept dit radeloze boosheid bij de rechercheur op en roept hij: ‘Wat sta je daar nou?! Zeg eens iets!’ Maar Jezus zwijgt en blijft zwijgen, in grenzeloze liefde en ontferming. En dan breekt de rechercheur. Hij verbergt z’n gezicht in z’n handen en kermt het uit: ‘I’m sorry’, wat hij telkens herhaalt. En er uiteindelijk aan toevoegt: ‘Ik heb zoveel slechts gedaan. Ik ben zo zwak. Help me. Vergeef me.’ En dan kruipt hij door het gangpad naar Jezus toe. Als hij dan bij Jezus aangekomen is – op z’n knieën – steekt Jezus zijn handen uitnodigend uit. En de rechercheur buigt zich nog dieper en kust Jezus’ bebloede voeten, met de spijkergaten erin.

Ik dacht: Is dat niet waar het in deze Stille Week om gaat, om aan Jezus’ voeten terecht te komen. Om door de knieën te gaan? Om er ronduit voor uit te komen hoe zwak je bent, hoe je het verknald hebt, waar het in je leven is misgegaan en misgaat, om met je gebroken leven bij de Heiland te komen, Hij die heel maakt, door juist daarvoor zelf stuk te gaan. De tekenen in zijn handen en voeten,  het gebroken brood en de vergoten wijn a.s. vrijdag, spreken duidelijke taal…

Psalm 51 tekent die weg ook. David ligt daarin bij wijze van spreken ook op z’n knieën voor God. De aanleiding is bekend en wordt ook genoemd in het intro van de Psalm: het overspel met Batseba, waarbij ook nog haar man Uria om zeep was geholpen. Kortom: het was een kluwen van zonden. En God had hem daar bij monde van de profeet Nathan op gewezen. En David had het niet ontkend of gebagatelliseerd. Nee, hij had het eerlijk opgebiecht: ‘Ik heb gezondigd tegen de HEER.’
Psalm 51 is daarvan de uitgebreide versie zou je kunnen zeggen. Eén lange biecht, een boetepsalm. Toepasselijk ook voor deze veertigdagentijd, deze Stille Week, van ouds toch een tijd van inkeer en boete…
Aan de voeten van onze Heer voelen wij ons toch niet beter dan die rechercheur, dan David? Dan weten we toch dat onder de oppervlakte van ons fatsoen ook zoveel aan onvrede, onrecht en opstand kan borrelen en naar boven kan komen: bot of geslepen, openlijk of stiekem. Ik vind het in die zin zo veelbetekenend dat als Jezus aan de tafel van het avondmaal zegt dat één van zijn discipelen Hem zal verraden dat ze dan niet naar elkaar gaan wijzen, maar dat ze één voor één naar Jezus komen: ‘Ben ik het, Heer?’ Met andere woorden: ‘Ook ik kan het zijn. Ook ik acht mij zelf in staat om U te verraden. Ook ik kan de ergste dingen doen, die U zo op het hart trappen.’

Hoe dan? Wat is die zonde dan? Bij David is het wel duidelijk. Die zonden van hem zijn helder: overspel, moord, leugen. Maar het hoeft niet altijd zo opzichtig te zijn. Zonde is ten diepste: dat jij in je hart op de troon zit en niet God. Dat jij niet beantwoordt aan de bestemming waarvoor God je heeft geschapen: de ander liefhebben en recht doen. Je zou bij David natuurlijk alle nadruk kunnen leggen op die wellust en geiligheid van hem. Maar tegelijk is hij ook heel berekenend te werk gegaan met Uria. Dorothy Sayers, – die talloze detectiveromans schreef, dus in die zin een specialist in de zonde, maar als christen juist weet hebbend van genade – zij maakte het onderscheid tussen ‘hete zonde’ en ‘koude’ die naar haar oordeel nog erger is. Bij David was dat het onrecht, de nietsontziende machtswellust. Hoe dan ook, we weten allemaal hopelijk waar onze eigen zwakke plekken zitten, waar wij vaak de mist ingaan, waar wij graag zelf op de troon blijven zitten in plaats van God…

Zulke zonden kun je verbergen, ontkennen, verdoezelen. Of een ander de schuld geven. Of ze proberen te compenseren door juist andere dingen goed te doen. Maar als ze blijven zitten, dan woekeren ze door. Dan verzieken ze onze relatie met God, met anderen en met onszelf. Er is maar één remedie. Die van berouw en belijden.
Ja, dat gaat dus wel verder dan de opmerking die ik vaak hoor: ‘Ach, we blijven nou eenmaal zondige en beperkte mensen. We maken allemaal fouten. Daar ben je mens voor.’ Dat is zo oppervlakkig, zo algemeen, zo nietszeggend en zo mijlenver verwijderd van die persoonlijke, concrete en diepe schuldbelijdenis van David in de Psalm. Of zoals hij het zelf verderop in de psalm noemt: ‘een gebroken geest.’
Die is ook tegenovergesteld aan trots. Trots weet niet van berouw en schuldbelijden. Ik las ergens: ‘Trots geeft anderen de schuld, die levert kritiek en toont aan waarom anderen fout zijn. Trots veroorzaakt hardheid, een laatdunkende houding. Trots geeft een eigen fout niet toe en erkent geen persoonlijke verantwoording. En als ze dit al doet, dan praat ze de fout goed, en zoekt er net zolang een verklaring voor, totdat er geen verdriet of berouw meer over bestaat. Trots geeft ons het gevoel dat we geestelijker zijn of dichter bij de Heer staan dan anderen.’
Ik weet niet hoe dat met u is, maar als ik dit hoor, dan besef ik hoeveel trots er nog in mijn hart zit. En daarom ben ik zo blij met Psalm 51 die me dit uit handen slaat, die me breekt, en me eerlijk maakt voor God. Ik heb gezondigd, Heer. Tegen U. Ik voel uw verdriet en pijn daarover. Ik weet wat het U in Christus gekost heeft. Wees mij genadig.
Daar knapt een mens zo van op. Dat is zo bevrijdend. Want wie worstelt er niet met de donkere kanten van z’n leven, met die duistere gedachten en dat hardnekkige schuldgevoel? Psalm 51 biedt ons een geweldige handreiking om dat niet te verdringen en te verdoezelen, maar ermee naar God te gaan: eerlijk, kwetsbaar en afhankelijk. Afhankelijk van zijn genade. En die wil Hij je dan geven. In de reiniging van al die zonden en die hele schuld. Reiniging door Christus’ offer, voor ons voor eens en voor goed gebracht aan het kruis: als een volkomen verzoening van al onze zonden. En tegelijk ook de vernieuwing door de Heilige Geest: met een zuiver, een nieuw hart.

Van Augustinus weten we dat hij de tekst van al die zeven boetepsalmen op de muur rond zijn sterfbed had geprikt. Zo kon hij deze Psalmen gedurig lezen en bidden. Dat geldt niet alleen voor de laatste levensfase. Het geldt ook voor nu. Geert Bogaard dichtte in dit verband eens zo raak:

De Psalmen

De Psalmen staan
beschermend om mij heen.

Zij zingen dat mij
alles is vergeven.

Geen stem spreekt er
het schuldig uit, niet één.

Je zult niet sterven,
klinkt het, je zult leven.

Dat ik er was,
staat eenmaal op een steen.

Dat ik er zijn zal,
staat bij God geschreven.

Amen.

meditatief moment  we luisteren naar het liedje The Beast In Me van Johnny Cash

gebed  Vergeef ons, God van A.F. Troost

zingen         Hemelhoog 286 ‘Vader, vol van vrees en schaamte’

zegen