zingen         Psalm 98:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst       In z’n tweede brief schrijft Petrus: ‘Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.’ (2 Petrus 3:13)

zingen         Gezang 285:1,2

lezing van het gebod       vanuit Kolossenzen 3

zingen         Gezang 285:3,4

gebed om verlichting met de Heilige Geest

zingen         (kinderlied) Evangelische Liedbundel 422:1,4  

kindermoment


Peter Pink loopt al maanden met zijn hoofd naar beneden. Toen Arie Arm ernaar vroeg, was zijn antwoord: ‘Meneer Oog heeft gezegd dat ik nergens voor deug. En hij zal wel gelijk hebben, want hij heeft altijd een goede kijk op de dingen. Ik zou er net zo goed niet kunnen zijn. Waarvoor kan ik nu gebruikt worden? Als ik nu een mond was, dan had ik tenminste een taak overal zou ik van Jezus kunnen vertellen. Of was ik maar als Irma Oor dan konden mensen mij hun problemen vertellen, en dan zou ik luisteren. Maar ik ben slechts een pink, dacht hij moedeloos. Totdat…. meneer Oog een vuiltje binnengewaaid kreeg. Toen was Hannie Hand te groot en Arie Arm te stijf. En Irma Oor was volstrekt machteloos. Toen kwam Peter Pink aangelopen en handig haalde hij het vuiltje weg. Alsof hij ervoor gemaakt was en dat was hij ook.

Je kunt je wel eens als Peter Pink voelen hè. Dat je denkt: wat stel ik nou voor, zeker vergeleken bij anderen? Dan moet je maar denken: zoals ik is er verder geen tweede. Zo ben ik door God gemaakt. Hij houdt van me zoals ik ben, en… Hij kan me zeker ook gebruiken. En ook voor anderen kan ik wat betekenen. Hoe klein het misschien ook lijkt, het kan maar net nodig zijn. Net als Peter Pink met dat vuiltje bij mijnheer Oog. Een goede kindernevendienst en tot straks.

(met dank aan ds. Wim Markus, n.a.v. zijn stukje bij 1 Petrus 4:7-11 in Een kwestie van elke dag, Jongerendagboek)

schriftlezing                    1 Petrus 4:7-11

tekstlezing   ‘Het einde van alles is nabij.’ (1 Petrus 4:7a)

zingen         Psalm 97:1,5,6

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Het is 2 voor 12…
Niet op mijn horloge of op jouw smartphone.
Nee, het is 2 voor 12 op de Doemklok.
De Doemklok is een symbolische klok die wetenschappers sinds 1947 bijhouden. De klok geeft aan hoe dicht de mensheid is bij een door de mens zelf veroorzaakte wereldwijde ramp, waarbij 12 uur middernacht staat voor de uiteindelijke totale catastrofe.
Januari j.l. werd hij voor het laatst verzet, naar 2 voor 12 dus. Slechts één keer eerder stond die klok zo dichtbij de 12, in 1953, toen de eerste waterstofbommen waren getest: de meest vernietigende wapens die de mensheid ooit heeft ontwikkeld. De hernieuwde spanningen tussen Amerika en Rusland, de voortgaande aantasting van het milieu, zelfsturende wapens, de dreiging van hackers bij de belangrijkste computersystemen, dat alles en nog meer heeft de klok dichtbij de 12 gebracht…

2 voor 12 op de Doemklok – is dat ook de strekking van onze tekst: ‘Het einde van alles is nabij’? Is Petrus een soort doemdenker, een onheilsprofeet? Zoals je ze soms nog wel ziet staan in een drukke winkelstraat, hard roepend: ‘The end is near! Het eind der tijden is nabij!’ Dat is natuurlijk geen nieuw verhaal. Je komt het ook tegen op middeleeuwse schilderijen van het Laatste Oordeel, met hun angstaanjagende taferelen. Mensen toen waren er doodsbang voor.
Als kind, als puber, had ik dat ook. Als ik ’s avonds in bed lag, en niet kon slapen, dacht ik wel eens: ‘Stel dat Jezus nu terugkomt. Ja, wat dan? Wat gebeurt er dan met mij? Waar kom ik terecht? En dan hoorde ik het in de verte rommelen en dan schoot de schrik me om het hart: ‘Daar komt Hij!’ Bleek het een vliegtuig te zijn, misschien wel op weg naar Israël… Ik vond dat einde, dat eind der tijden, niet zo aanlokkelijk.

Hoe was dat voor die eerste lezers van Petrus’ brief? Voor hen klonken die woorden van Petrus – ‘Het einde van alles is nabij’ – toch echt anders. Hun situatie was bedreigd, ze werden gelasterd en gediscrimineerd, ze ervoeren tegenstand. Puur, omdat ze in Jezus geloofden. En nu schrijft Petrus: ‘Het einde van alles is nabij.’ Met andere woorden: ook dat lijden, die vervolging, blijft niet zo. Stel je voor dat dat wel het geval zou zijn, dat alles zou blijven zoals het is, dan zouden ze nergens op kunnen hopen! Maar nee, de geschiedenis is geen eindeloze cirkel, waarin we gevangen zitten, nee: het gaat ergens naar toe, het heeft een doel!
Dat is ook prachtig te zien aan het woord dat Petrus hier in het Grieks gebruikt: ‘telos’. Dat betekent niet alleen ‘einde’, maar ook ‘doel, bestemming; doeleinde’ dus. En dat is toch juist een heel positief woord. Het doel, de bestemming van alles, is nabij! Dat stemt toch hoopvol?!

‘Ja, prachtig hoor, heel hoopvol… Maar intussen zijn we sinds deze brief door Petrus geschreven en gepost werd wel bijna 2000 jaar verder. ‘Het einde van alles is nabij’?! Nou, dat ‘nabij’ moeten we blijkbaar wel met een korreltje zout nemen…
Ja, dat is een begrijpelijke reactie. Toch wil ik graag nog even bij dat woord ‘telos’ blijven. Weet u waar dat ook sterk aan doet denken? Aan het kruiswoord van Jezus: ‘Het is volbracht!’ Dat heeft in het Grieks precies dezelfde stam als dat woord ‘telos’! Toen Jezus stierf aan het kruis, werd zijn missie volbracht, voleindigd, kwam deze tot z’n bestemming. Met Jezus is dus het einde al ingegaan. Petrus schrijft dat zelf ook, in het eerste hoofdstuk: ‘Christus is aan het eind van de tijd verschenen omwille van u.’ Door Jezus’ verschijning zijn we het eind van de tijd al ingegaan. En zeker ook, toen die bestemming nog helderder bleek, toen Hij, drie dagen na zijn kruisdood, opstond uit de dood. En toen het 50 dagen later Pinksteren werd, en zijn Geest werd uitgestort. Toen had Petrus het op het tempelplein ook over het laatst der dagen. Kortom: sinds Goede Vrijdag, Pasen en Pinksteren leven we in de eindtijd. Zijn wederkomst is dan ook niet anders dan de voleinding daarvan, wat dus al begonnen is. Daarom is ‘het einde van alles nabij.’ Zijn tweede komst zal de voltooiing zijn van wat in Hem begonnen is: de definitieve overwinning op de dood, de nekslag voor de duivel en alles wat haaks staat op Gods koninkrijk. Dan is er geen kwaad meer, geen zonde, geen dood, geen verdriet, geen gemis en noem alles maar wat ons leven nu nog kan bedreigen en teisteren, wat dit bestaan nog zo gebroken maakt. Dan is God alles in allen. Dan is het doel werkelijk bereikt. Dat is toch waar onze hoop op gericht is. En omdat Christus daarvan de zekere garantie is, is het een vaste, een zekere hoop.

‘Hoop doet leven’. Ja, ook het leven nu. Niet voor niets laat Petrus z’n uitroep ‘Het einde van alles is nabij’ direct volgen door een aantal oproepen die allemaal betrekking hebben op het leven hier. Oproepen die in beweging willen zetten.
Kijk, zo’n uitspraak ‘Het einde van alles is nabij’ kan ook verlammen. Je merkt dat ook rond die genoemde Doemklok. ‘Als het er zo slecht voor staat met de wereld, als we toch richting afgrond gaan, waar zou ik me dan nog druk om maken? Wat heeft het dan bijvoorbeeld nog voor zin om je in te zetten voor het milieu, tegen de armoede, voor vrede in deze wereld?! Het zet toch geen zoden aan de dijk. Het gaat toch allemaal door!’
Hoe anders Petrus! Hij is geen fatalist, geen lamgeslagen pessimist. Hij roept ons juist tot de orde. Hij wijst op de consequenties van het grote doeleinde van alles, dat in Christus gekomen is en komen zal.
De eerste consequentie is: ‘Kom daarom tot bezinning en wees helder van geest, zodat u kunt bidden.’ Bezonnenheid, – ‘nuchterheid’ heet het in een andere  vertaling – dat is echt nodig. Juist als het gaat over de laatste fase in de geschiedenis, over de eindtijd, daarbij kunnen mensen ook overspannen reageren, in een soort roes terechtkomen. Dat was toen ook zo. Mensen waren er heilig van overtuigd dat Jezus spoedig zou terugkomen, dat ze het zelf zouden meemaken. Die gedachte is ook niet vreemd als je Jezus’ eigen woorden hoort, en die van de apostelen. Maar vervolgens trokken mensen daaruit de verkeerde conclusie: ‘Dan stop ik met werken, want dat heeft toch weinig zin meer.’ ‘Nee’, zegt Petrus, ‘houd je hoofd koel, wees nuchter!’
Zo zijn er ook christenen die pluizen al die Bijbelteksten over de toekomst uit en zetten die vervolgens in een soort spoorboekje om, waarbij ze precies menen te weten hoe dat eindtijdscenario gaat verlopen en wanneer Jezus terugkomt. Maar telkens moeten ze daar dan weer van terugkomen, want het gebeurde niet zoals ze dachten. Nee: ‘Wees bezonnen en nuchter!’

Daar hoort ook het gebed bij. Juist het gebed is zeer bezonnen. Dat leert je scherp zien, alles in z’n juiste proporties. Alles is immers eindig. De fijne dingen én de moeilijke, ze gaan voorbij! Dus die fijne dingen moeten geen obsessie worden. Ik moet het leven niet uitknijpen als een citroen, ten koste van anderen en mezelf. En dat moeilijke, dat pijnlijke, moet me niet verlammen. Het gaat voorbij. Het beste komt nog! Door te luisteren naar Gods Woord en daarop te antwoorden in je gebed, krijg je daar zicht op.
Bidden is ook roepen om de komst, zoals we eerder in de dienst al deden met dat lied: ‘Geef vrede, Heer, geef vrede, de aarde wacht zo lang… o Jezus Christus, luister en laat ons niet alleen.’ Bidden is ook heel persoonlijk: ‘Laat dat Koninkrijk aan mij niet voorbij gaan en help mij me erin te voegen en ernaar te leven.’ En: ‘God, geef Gij kracht en geloof om te blijven volhouden, dat ik niet verslap, dat ik niet verzaak.’

Bidden is een riskante zaak. Want als je bidt, stel je je tegelijk beschikbaar, voor Gods zaak, voor Zijn Koninkrijk. Die gevouwen handen zullen ook weer open moeten gaan om te delen wat je ontving. In die zin is het dan ook niet vreemd – integendeel – dat Petrus’ opmerking over bidden direct gevolgd wordt door ‘Heb elkaar vóór alles innig lief, want liefde bedekt tal van zonden.’ Kijk, veel hier is eindig, maar de liefde houdt haar waarde. Zegt een lied niet:

Niets is hier blijvend, niets is hier blijvend,
alles, hoe schoon ook, zal eenmaal vergaan.
Maar wat gedaan werd uit liefde tot Jezus,
dat houdt zijn waard’ en zal blijven bestaan.

Of zoals ik ergens las, wat moderner, maar net zo diep, echt een doordenker ook: ‘Wie in het huis van liefde leeft, leeft in het huis van de toekomst.’
Elkaar innig en bestendig liefhebben. Dat is een rode draad in de Petrusbrief. Al in het eerste hoofdstuk schrijft hij: ‘Nu u gehoorzaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd en kunt u oprecht van uw broeders en zusters houden; heb elkaar dan ook onvoorwaardelijk lief met een oprecht hart.’ En in het derde hoofdstuk, we lazen het in januari in de avondmaaldienst: ‘Wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters.’ En nu dus weer: ‘Heb elkaar vóór alles innig lief.’
Petrus blijft er op hameren. Het is een herhalingsoefening. Ja, laten we wel wezen. Dat gaat ook niet vanzelf. Ja, mensen die je toch wel mag, daarbij is het niet moeilijk om die lief te hebben, maar mensen die je juist niet liggen: dat wordt een heel ander verhaal, laat staan mensen waarmee het botst. Maar vergeet niet: je hebt gebeden, je hebt zo mogen aansluiten op het kanaal van de Heilige Geest waardoor zijn liefde naar je toestroomt. Die liefde moet niet opgepot worden, maar doorstromen, doorgegeven worden. Dat kan moeilijk zijn, dat kan veel kosten. Niet voor niets wordt hier als kenmerk genoemd dat de liefde tal van zonden bedekt. In de verhouding met de ander kan het ook misgaan, stukgaan. Maar kun je dan uit liefde die zonden bedekken? Dat is iets trouwens anders dan ‘zand erover’. Nee, dat is geen vergeving, dat is het in feite onder het kleed schuiven, zonder dat er recht gedaan wordt, zonder dat het echt uitgesproken wordt waar en wat er misging inclusief berouw, zonder dat er echt verzoening en heling plaatsvindt. En zo bedoelt Petrus het hier. Liefde die kan vergeven, liefde die zoekt naar verbinding, naar heling, naar toekomst. En ‘bedekken’ betekent ook het niet oprakelen. Nee, vergeven is gooien in die diepzee, met dat bordje erbij ‘Verboden te vissen’, zoals Corrie ten Boom ooit treffend zei.
Hoe waardevol is zulke bedekkende, vergevende liefde! Zeker in een tijd als de onze, waarin mensen zo snel vastgepind worden, genadeloos aan de kant worden geschoven, te kijk worden gezet. Zulke liefde, zulke vergeving is een stuk toekomst, een huis van de toekomst in het heden.

Petrus heeft nog een consequentie voor het nabij zijn van het einde: ‘Wees gastvrij voor elkaar, zonder te klagen.’ Gastvrijheid is ook een uiting van liefde, waar Petrus het hiervoor over had. In het Grieks zie je dat nog beter, want het woord voor gastvrijheid is daar ‘filoxenios’. ‘Filo’ betekent ‘liefde’ en ‘xenios’ ‘vreemdeling’. Dus letterlijk liefde voor de vreemdeling. Nu worden in de Petrusbrief de gelovigen allemaal vreemdeling genoemd, omdat ze in deze wereld op weg zijn naar een andere wereld, Gods wereld, en omdat ze een andere Heer dienen dan de goden van deze tijd. Dat maakt ze tot vreemdelingen. De gastvrijheid is dan ook allereerst bedoeld tot de medegelovigen: ‘wees gastvrij voor elkaar’ staat er ook.
Tegelijk hoeven we het daar niet toe te beperken, zeker niet in lijn met de hele Bijbel. En dat maakt het extra actueel. Vreemdelingen, mensen van elders, vluchtelingen kennen wij ook. Gisteren aten we nog met een heel stel hier in de Brug. Natuurlijk, het vluchtelingenvraagstuk is complex. Dat ga ik vanaf de kansel ook niet doorlichten. We bidden om wijsheid voor hen die hierin beleid maken, of die juist over individuele gevallen gaan. Maar we kunnen ook niet doen, alsof zo’n tekst uit 1 Petrus 4 daar niets mee te maken heeft. Gastvrijheid betekent immers letterlijk ‘liefde tot de vreemdeling.’ Hij/zij is een mensenkind, een schepsel van God, sterker nog: in hem of haar kan Christus zelf aan ons verschijnen: ‘Ik was een vreemdeling’, zei Hij. Zonder klagen hen liefhebben, gastvrij tegemoet treden, is dus ook een teken van het Koninkrijk, schept toekomst, is een stukje van Gods grote toekomst.

Je merkt: dat is niet gewoon. Dat komt echt van de andere kant: Gods kant. Vandaar dat Petrus het vervolgens heeft over de gaven van de Heilige Geest. De Geest is daarbij niet karig. Hij heeft die aan ieder gegeven. Niemand is overgeslagen! Maar die gaven moeten wel uitgepakt worden en gebruikt worden. Anders is dat zonde.
Petrus verdeelt ze in twee categorieën: die van het spreken en die van de praktische hulp. Nu denken mensen wel eens dat die gave van het woord van een hogere orde is dan die van de praktische hulp. Maar er is geen rangorde. Alle gaven zijn nodig, iedereen is nodig. Het zijn juist veelsoortige gaven, waarin we elkaar aanvullen. Een mooi voorbeeld hoorden we deze week op de Ontmoetingsochtend. Daar was Maria te gast. Zij vertelde over Mercy Ships. Ze was vaak meegeweest met dat grote hospitaalschip waardoor mensen in erbarmelijke omstandigheden medische zorg wordt verleend, vanuit een gelovig uitgangspunt. Maria zelf was geen arts en ook geen verpleegkundige. Ze stond in de koffiehoek. Ze genoot daar wel van, maar ze dacht eigenlijk: het echte werk wordt toch door de artsen en het verplegend personeel gedaan. Totdat één daarvan dat hoorde en tegen Maria zei: ‘Dat wil ik niet meer horen. Als wij uren lang hebben staan te opereren en hier bijkomen in de koffiehoek, dan genieten we niet alleen van het kopje koffie, de rust, maar ook van jouw gastvrijheid en liefde. Dat is net zo hard nodig.’
En zo is dat. Dat geldt ook voor het schip dat de gemeente is: ‘’t Scheepke onder Jezus’ hoede.’ Iedereen telt mee, is nodig: sprekend, luisterend, helpend, dienend. U, jij en ik. Als in die woorden die we spreken en de daden die we doen, God zelf maar doorklinkt en te merken is. Zoals ik God ook zag in de opgewektheid van Maria en ik de liefde van de Heer, zijn mercy, zijn genade, ook zag in wat dat schip teweegbrengt in de havens van Afrika. Zo hoop ik dat ook hier in onze gemeente zijn kracht en zijn woord te merken zijn. Juist omdat we weten dat het einde, de bestemming van alles nabij is.

‘Die toekomst is geen vlucht uit het heden’, zoals Reinier Sonneveld zo mooi schrijft in zijn boek Gids voor de laatste dagen, ‘maar een bron daarvoor. Dit vooruitzicht zuigt niet de energie weg uit onze huidige bezigheden, maar voedt die juist.’
We begonnen met de Doemklok en z’n huidige tijd: 2 voor 12. Dat moeten we zeker serieus nemen. Maar goddank hoeven we niet verlamd te raken of juist overspannen. Er is hoop. Er is toekomst, nu al!
Of zoals ds. Troost het ergens dicht. Dat begint met de ‘aarde is vervuild’. In schrille kleuren wordt de gebrokenheid getekend. Halverwege wordt het ‘de aarde is vervuld’. Oftewel voleindigd, komt tot z’n bestemming. Het scheelt één letter: vervuild of vervuld, maar het is een wereld van verschil, die tussen de wereld van de Doemklok en Gods wereld!

De aarde is vervuild,
veroordeeld tot de dood,
de schepping schreeuwt –  zij huilt,
zij kreunt in barensnood!

De aarde is vervuild
tot in de verste hoek –
de zegen wordt geruild,
verkwanseld voor een vloek.

O aarde, hoe vervuild
door gif en gas en teer,
God, die zich nog verschuilt,
bewerkt een ommekeer:

De aarde wordt vervuld
door kinderen van licht
en onze oude schuld
bedekt voor zijn gezicht.

De aarde wordt vervuld
van groene overvloed –
Jeruzalem onthult
een wereld, gaaf en goed.

De aarde wordt vervuld:
Gods liefde uitgestort –
zie hoe uit zijn geduld
de hof herboren wordt.

Amen

zingen         Gezang 281

groet van familie De Wit uit Schwerin

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied        Psalm (mee begonnen) 98:4

zegen