zingen         Psalm 93:1

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst       ‘Laat ons juichen om Uw overwinning.” (Psalm 20: 6a)

zingen                    Psalm 93:3,4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing          1 Korinthe 15:50-58

zingen          Gezang 218:1,4,8

tekstlezing   ‘Dood, waar is je overwinning?…. Maar laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft.’ (1 Korinthe 15:55a, 57)

verkondiging                   Thema:  ‘Victorie!’

Gemeente van Jezus Christus,

Eén van mijn favoriete cd’s – juist rond de tijd van Pasen, en daar zitten we toch nog in? – één van mijn favoriete cd’s in deze tijd is ‘Ain’t no grave’ van Johnny Cash, oftewel ‘The man in black’. In feite is het een postume cd. Maar er lagen nog steeds opnamen op de plank en die werden op die cd ‘Ain’t no grave’ uitgegeven. Het zijn echt de allerlaatste liedjes die Johnny Cash heeft opgenomen. Zijn vrouw was net een aantal maanden daarvoor overleden en zelf kampte hij met een hevige vorm van suikerziekte die o.a. ademhalingsstoornissen veroorzaakte. Dat hij zijn vrouw overleefde, had al niemand verwacht, maar daarna ging het echt bergafwaarts met zijn gezondheid. En toch, toch bleef hij zingen en werden die liedjes opgenomen. De allerlaatste kwamen dus op die cd terecht: Ain’t no grave (vertaald: er is geen graf dat mij kan houden) Niet alleen een wrange, maar ook een sprekende titel, want meer dan tien jaar na zijn overlijdensdatum klinkt zijn muziek nog steeds – over z’n graf heen – en raakt menigeen diep in de ziel. Mij althans wel.
Ain’t no grave kent voornamelijk liedjes van anderen, maar Cash weet daar, zoals altijd, z’n eigen stempel op te drukken: een eenvoudige, vaak spaarzame begeleiding, zodat alle aandacht valt op die uit duizenden herkenbare stem, die diepe bariton die door merg en been gaat. Maar goed, hier spreekt een fan.
Er staat op die cd één nummer dat Cash zelf schreef en het heet, jawel: 1Corinthians 15:55. De beginregels luiden dan ook: ‘Oh death, where is thy sting?

Oh grave, where is thy victory?’ Het is precies onze tekst van vanavond! Dat zingt Johnny Cash in z’n allerlaatste song, in z’n zwanenzang, maar het is allesbehalve een treurig liedje. Nee, de melodie is juist lichtvoetig, om niet te zeggen op het humoristische af. En volgens mij past dat precies bij hoe Paulus het zegt in 1 Korinthe 15. Hij daagt de dood uit: ‘Dood waar is je overwinning?’ En net daarvoor heeft hij juist gezegd: ‘de dood is opgeslokt en overwonnen.’ Zie je het voor je: de dood opgeslokt, hap, slik, weg, niets meer van over. Dus dood, wat stel je nog voor? Waar is je overwinning, waar je angel?

‘Je hebt humor en humor. Is dit eigenlijk geen wereldvreemde humor, beste Paulus, beste Johnny Cash? Want laatstgenoemde mag wel lichtvoetig zingen waar de overwinning van de dood is, maar als je het volume hoger zet, dan hoor je hem duidelijk naar adem happen, zo broos, zo breekbaar, zo met de dood in de schoenen en een paar weken later lag hij wel onder de zoden! En toen hij dit zong, was het een paar maanden na het overlijden van z’n allerliefste, z’n vrouw, z’n soulmate, die hij toch eigenlijk niet missen kon en dan zingen: ‘Oh death, where is thy sting? Oh grave, where is thy victory?’ Dat is toch een merkwaardig soort humor, onbegrijpelijk, absurd in feite?’
Misschien is deze reactie wel herkenbaar, omdat u er ook niets van begrijpt. Omdat u ook een geliefde verloor, kort geleden, heel kort, of langer. Ach, dat maakt ook niet uit, want wennen doet het toch nooit, gemis gaat niet over. En je begrijpt daarom niet veel van die lichtvoetigheid, van die humor uit dat liedje, uit die woorden van Paulus, onze tekst van vanavond. Ook niet misschien als je met je eigen broosheid en zwakheid geconfronteerd bent: door ziekte, door een ernstige ziekte, door spanningen rond uitslagen, bij jezelf, of bij anderen om wie je geeft. Of je bent psychisch in een knoop geraakt, waar je zo moeilijk uitkomt en wat anderen al helemaal niet begrijpen. Wat moet je dan met die humor, die opgewektheid van Pasen?

Ach, ik denk dat intussen alleen maar duidelijker is geworden, dat zoiets niet uit jezelf naar boven komt. Het is werkelijk iets wat van de andere kant komt, van Gods kant. Paulus zegt niet voor niets, in vers 51: ‘ik zal u een geheim onthullen.’ In het Grieks staat daar het woord ‘mysterion’, waar ons woord mysterie vandaan komt. Maar dan wel in Bijbelse zin, een eschatologisch geheimenis, dat wil zeggen: een door God geopenbaard toekomstgebeuren. Het heeft te maken met het heilsplan van God met Zijn wereld, zoals Hij dat in zijn verborgen raad heeft vastgesteld en dat gaat uitwerken in de geschiedenis. Wat eeuwenlang was toegedekt, wordt nu onthuld. Door Paulus. Hij mag daar iets van meedelen, een tipje van de sluier oplichten.
Dit: dat als de laatste bazuin klinkt, oftewel de bazuin het einde inluidt, als Jezus terugkomt, dat we dan allemaal veranderd zullen worden. Die verandering is nodig, want zoals we nu zijn, kunnen we Gods toekomst, die dan aanbreekt, zijn Koninkrijk niet in. Nee, we zijn immers vlees en bloed, oftewel mensen die allesbehalve volmaakt zijn, die regelmatig struikelen, maar die ook sterfelijk zijn, niet eeuwigheidsproef zeg maar.
Daarom zullen we veranderd moeten worden. Let op hoe het er staat: we zullen onszelf niet veranderen. Nee we wórden veranderd. Dat doet een Ander, met een hoofdletter, God zelf. Die verandering gebeurt met de twee groepen mensen die er dan zijn: zij die al gestorven zijn en zij die leven op het moment als Jezus terugkomt.

Eerst maar de verandering van hen die dan overleden zijn. De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt het in vers 51 trouwens met sterven, maar er staat toch echt  ‘ontslapen’. Dat is ook een veel mooiere uitdrukking. Zij die overleden zijn, zijn ter ruste gelegd, zijn ingeslapen en zullen straks door Jezus wakker geroepen geworden, opgewekt worden met een nieuw lichaam.
Ja, maar tussentijds dan? Hoe is het dan met Gods kinderen tussen hun sterven en het moment van de wederkomst? In welke toestand bevinden zij zich? Dat wil je toch weten als het over ontslapen geliefden gaat, dat wil je toch weten voor je eigen toekomst?? Is er in die tussentijd een soort van zielenslaap? Er zijn christenen die daar vanuit gaan: tot aan de dag van de opstanding verkeert de overleden gelovige in een schemerige toestand van onbewustheid. Dat bedoelt toch immers die term ontslápen?
Dat geloof ik dus niet. Niet zozeer omdat ik dat niet wil geloven, maar omdat Gods  Woord een andere richting wijst. We horen daar toch hoe Jezus zelf tegen die moordenaar aan het kruis zegt, vlak voordat hij sterft: ‘Heden zul je met mij in het paradijs zijn.’ Heden, vandaag nog. Dus niet pas op de jongste dag, maar toen hij zijn ogen sloot, mocht hij ze in het paradijs, de hemel weer opendoen.
Trouwens, God heeft ons twee dingen beloofd, en zo belijden we het ook: 1) ik geloof de opstanding van de doden én 2) het eeuwige leven. En zei Jezus niet dat het eeuwige leven reeds hier en nu begint, als we geloven?! Daar kan de dood dan toch geen onderbreking op zijn middels een zielenslaap?!
En wat zegt Paulus in een andere brief? ‘Het leven is mij Christus, het sterven is mij winst.’ Hoe kan het sterven winst zijn, als je in een toestand van onbewustheid en slaap terechtkomt? En hoe kan diezelfde Paulus dan in Romeinen 8 uitroepen dat niets ons kan scheiden van de liefde van God in Christus, ook de dood niet!
Kortom: van een zielenslaap wil de Bijbel niet weten. Ook door de dood heen blijven we geborgen in Gods liefde en trouw. We zinken dan niet weg in een grauwe vergetelheid, maar worden van stonde af opgenomen bij onze Heer.

Maar dan zijn we er nog niet. Want dat lichaam hoort ook bij onze identiteit, een mens zonder lichaam is nog niet af, ook een hemels mens niet zeg maar. En die toevoeging heeft God aan het eind der tijden in petto. Beter gezegd: die verandering. Want het betreft niet een soort reanimatie van ons dode lichaam. Dat is vergankelijk. Dat vergaat. Tot stof. Daarom schenkt God dan een nieuw lichaam, een geestelijk lichaam. Paulus schrijft erover in de voorafgaande verzen van 1 Korinthe 15, niet eenvoudig, best wel cryptisch, in ieder geval heel beeldend U moet het thuis maar eens rustig nalezen. Wat ik eruit begrijp, is dat wij het wel zijn die opstaan, wij, die unieke mens die we waren: dus …., maar tegelijk ook anders: , met een geestelijk lichaam – een ‘soma pneumatikon’ staat er in het Grieks: een pneumatisch lichaam, dus helemaal vervuld met de Heilige Geest – , volstrekt naar Gods beeld, zonder iets onvolkomens.
En zij die leven, als Jezus terugkomt? Ook zij moeten veranderd worden. Een totale metamorfose. Ik las ergens: ‘Je kunt niet zomaar die grens over, naar Gods nieuwe hemel en aarde! Onze aardse bagage zal moeten worden ingeleverd bij de douane. Als veranderde mensen gaan we de grenslijn over.’ Dat zal een groot wonder zijn. Paulus zegt in vers 52: ‘in een ondeelbaar ogenblik (eigenlijk staat er ‘in een atoom’), in een oogwenk, zullen we veranderd worden.’ Ja, dat kan alleen God. Minstens net zo’n groot wonder als de schepping is deze herschepping. We zullen veranderd worden, datzelfde nieuwe lichaam krijgen als zij die opgewekt worden, als de doden die opstaan. Beeldend wordt verwoord in vers 53: ‘Het vergankelijke lichaam wordt bekleed met een onvergankelijk lichaam.’ Als nieuwe kleding. Dat is nog eens omkleden! Onvergankelijk, onsterfelijk, volmaakt en heerlijk. Het is weer lente. Het is de tijd om nieuwe kleding te kopen en aan te trekken. Juist met Pasen zag je mensen met nieuwe kleren aan in de kerk. Ik doe daar ook helemaal niet cynisch over. Ik vind het juist mooi om zo het feest, de vernieuwing van Pasen cachet te geven. Maar die nieuwe kleren zijn nog niets vergeleken bij de kleding van dat nieuwe lichaam dat we eens zullen krijgen. Dat zal pas Paasbest zijn! En het blijft nieuw en opperbest, want dat nieuwe lichaam, dat opstandingslichaam, kent geen slijtage meer, geen aftakeling, geen ontluistering. Omdat de dood er dan niet meer is, inclusief al zijn voorboden, van ziekte, angst en pijn, en alles wat achter hem aan komt: verdriet en gemis. Nee, die hele dood is dan verzwolgen in de overwinning! En vanuit dat perspectief mag je zeggen, mag je zingen, mag je uitjubelen: ‘Dood, waar is je overwinning!’

Dat wil niet zeggen dat dit niet met tranen in de ogen kan zijn, met een brok in de keel. Tegen de klippen op. Ik moest denken aan die ene ochtend op de begraafplaats in Ermelo. Het was toen oom Gerard werd begraven. Hij was ook dominee. Ik studeerde nog maar net een paar jaar theologie, en wat had ik graag nog meer met hem daarover gesproken. Met deze wijze man. Ook heerlijk eigenzinnig. Kostelijke humor had hij ook en tegelijk een diepe ernst. Maar een hartstilstand maakte in één keer een einde aan z’n leven hier. Een grote klap voor mijn tante, voor hun kinderen en kleinkinderen, voor de gemeente in Ermelo.
De begraafplaats stond afgeladen vol. Een huivering ging door de aanwezigen toen z’n kerkenraadsleden de kist tussen de rijen door droegen naar het graf. En toen daar zijn lichaam toevertrouwd was aan de schoot van de aarde, zongen we ‘Wat God doet dat is welgedaan.’ Een wens van mijn tante. Zingen bij een open graf en dan zo’n lied. Nee, dat ging niet makkelijk. Dominee Troost, die toen in Ermelo stond, en één van z’n collega’s verloor, was erbij en hij maakte n.a.v. hiervan een ontroerend gedicht:

OP HOGER HAND

Zij droegen hem, de zwarte kist haast hemelhoog,
stilzwijgend tot het laatst toe op handen
en hielden halt en lieten hem voor veler oog
op zandgrond neer tussen vier houten wanden.

Toen zongen wij. Eerst langzaam zwol het zingen aan
tot luid weerklonk: Die hand geleidt mij veilig.
Daarvoor nog zacht: Wat God doet dat is welgedaan.
En aarzelend: Zijn wil is wijs en heilig.

Wij groetten hem. Die voorging lag zo ver, zo diep
en naast zijn kuil een berg van vele vragen.
Aldus begroeven wij die ons te vroeg ontsliep.
Hoog zal de hemel hem op handen dragen.

Zingen. God danken en loven. Niet alleen op een begraafplaats. Niet alleen met de dood in de schoenen, zoals Johnny Cash. Maar telkens weer, want : ‘Laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft.’ Let op: het staat in de tegenwoordige tijd: God geeft door Jezus Christus ons de overwinning. Die overwinning is er. De angel van de dood, de zonde, is er uit. Jezus trok die angel er uit, toen Hij als onze grote Hogepriester zichzelf als offer bracht en zo die zonden verzoende. We stonden er bij stil op Goede Vrijdag. En die zonden gingen met Hem mee het graf in en ze bleven daar: weg, voorgoed. En de macht van de zonde, de wet – omdat deze ons aanklaagt – die macht is ook verdwenen, want Jezus droeg de vloek van de wet en overwon die. Voor ons!
En de dood zelf? Die kon Hem niet houden, moest Hem prijsgeven. God zelf wekte zijn Zoon op. Niet als iets op zichzelf staands. Nee, als eersteling, als voorbode van allen die bij Hem horen, die hun hart aan Hem zijn kwijtgeraakt, die niet meer zonder Hem kunnen.
Als de bazuin dan zal klinken, de jongste dag zal aanbreken, dan zal die dood totaal overwonnen zijn. Dan zal ‘the man in black’ ‘the man in white’ mogen zijn, als je begrijpt wat ik bedoel. Dan zal er geen duisternis meer zijn. Dan zal geen ziekte ons bestaan meer teisteren. Dan zal geen gemis en heimwee ons hart meer doen krimpen. Dan zal geen schaamte en schuldgevoel ons meer terneerdrukken. Dat is dan voorgoed voltooid verleden tijd! Dan zullen we elkaar aankijken en zeggen: wat ben jij veranderd! En reken maar dat dat positief bedoeld is. En boven alles: dan zullen we Jezus zien en voor altijd van zijn zege mogen genieten. Victorie! Amen

zingen         Gezang 477:2

geloofsbelijdenis

zingen            Evangelische Liedbundel 343

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven

zingen          Psalm 149:5

zegen