orgelspel

welkom en mededelingen

zingen           Psalm 92:2 ‘Gezegend zal Hij wezen, die ons bij name riep’ 

stil gebed

votum en groet           

openingstekst         ‘God, door wie u geroepen bent om één te zijn met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw.’ (1 Korinthe 1:9)

zingen (als gezongen Tien Woorden)             Lied 310 ‘Eén is de HEER, de God der goden’

gebed 

kindermoment 

(houdt handen voor de mond). Als ik zo doe, wat ga ik dan doen?? Iemand roepen, inderdaad. Jij kunt iemand roepen. Als iemand een beetje ver is, kun je zo doen: dan klinkt het beter. Je ziet dat een coach wel eens langs de lijn doen. Dan roept hij iets naar de spelers in het veld. En als er dan veel publiek is, dan moet je er echt bovenuit komen. Dan helpt het om je handen zo te doen: ‘Hé Tijs, houd je mannetje eens in de gaten, hij staat veel te vaak vrij!’ Ja, je kunt iemand roepen, maar je kunt ook geroepen wórden.

Weet je, vanmorgen gaat het in de kerk ook over mensen die geroepen zijn. Door God zelf. Deze mensen hier voor in de kerk. Waar zijn ze voor geroepen? Om ouderling te zijn, of diaken, of kerkrentmeester. Geroepen door God, via mensen, maar die heeft het zo gestuurd. Dus eigenlijk riep God zelf. Zoals Jezus ooit ook mensen riep, om zijn discipel te worden. En zou God zo ook ons roepen? Ja, via de Bijbel, via wat er verteld wordt in de kindernevendienst. Via de liederen die we zingen. Gelukkig maar dat God blijft roepen. Ik hoop dat je het hoort! Een goede tijd in de kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing             1 Thessalonicenzen 5:11-28

tekstlezing    1 Thessalonicenzen 5:24 ‘Hij die u roept is trouw en komt zijn belofte na.’

zingen           Hemelhoog 226:1,3 ‘God is getrouw, zijn planen falen niet’

verkondiging          Thema: Roeping

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters,

Jacqueline v.d. Waals begint een gedicht met: ‘Die een roeping heeft in ’t leven.’
‘Die een roeping heeft in ’t leven…’ Daar wordt straks bij jullie ook naar gevraagd. Niet onverwacht, nee tijdens onze voorbereidingsavond de afgelopen week hebben we het al over die bevestigingsvragen gehad. En de allereerste brengt direct de roeping ter sprake: ‘Gelooft u dat u in uw verkiezing door deze gemeente door God zelf tot deze dienst bent geroepen?’ Een hele persoonlijke en ook een hele directe vraag: ‘Ben jij door God zelf hiervoor geroepen?’ Jullie knikten. Sommigen overduidelijk, anderen voorzichtiger. Alsof die zeiden: ‘Roeping is wel een groot woord. Ik voel me daar eigenlijk heel erg klein bij.’

Om bij het laatste aan te sluiten. Wie worden er in de Bijbel geroepen door God? Zijn dat mensen die dachten: ‘Nou Heer, dat werd tijd ook zeg! Waar bleef U nou? Ik stond al te popelen.’ Mmm, ik lees meer over mensen die helemaal niet stonden te popelen, die hun aarzelingen hadden en hun bezwaren. Jesaja zegt bij zijn roeping dat hij niet goed kan spreken. Mozes idem dito. Jeremia voelt zich nog te jong. Gideon wil eerst twee tekenen hebben, hij is van het type ‘held op sokken’. Later in het Nieuwe Testament lees ik over eenvoudige vissers, die geroepen worden, en later een fanatieke christenvervolger. Maar zij allen worden door God geroepen. Hoeveel bezwaren zij hadden, hoe klein ze zich voelden, hoezeer wij ze misschien niet uitgekozen hadden. Gods roeping is anders. Dat mag een troost en een bemoediging zijn, als je zelf best tegen je ambt en je taak opziet.

Onze tekst legt ook de nadruk op Degene die roept: ‘Hij die u roept, is trouw en komt zijn belofte na.’ Letterlijk staat er: ‘De Roepende’. De Here God is de Roepende. Dat hoort bij Hem. Dat is zijn wezen: roepen. Daar begon heel de werkelijkheid al mee, doordat God deze tot aanzien riep bij de schepping. Maar let op: onze tekst staat in de tegenwoordige tijd: Hij die u roept. Hij is de Roepende. Hij blijft roepen. Zodat dingen ontstaan, dingen gebeuren, mensen worden geroepen. Zoals jullie. Daar mag je straks antwoord – of opnieuw antwoord op geven als je herbevestigd wordt: ‘Geloof je dat je in je verkiezing door deze gemeente door God zelf tot deze dienst geroepen bent?’ Daar wordt gelijk iets gezegd over de manier waarop God je riep: het ging via je verkiezing door deze gemeente. Mensen mochten namen indienen. In de kerkenraad werd er over die namen en andere nagedacht. Er werd daarbij gebeden: om wijsheid, om inzicht. Er werd op een zorgvuldige wijze over gesproken en uiteindelijk keuzes gemaakt. En toen kwam er een ambtsdrager bij je, om je namens de gemeente voor het ambt te vragen. Heel menselijk: face to face, maar tegelijk dus ook goddelijk: want achter en in die vraag zat de stem van God. Zo zei iemand van jullie het zo mooi: ‘In eerste instantie had ik nee gezegd. Daar waren redenen voor, maar toch liet het me niet los. Want toen er daarna een preek kwam, waarin dit aan de orde kwam, en toen ook nog toen een bepaald lied telkens terugkwam, toen moest ik erop terugkomen, want de Here God zelf riep me.’ Dat is dus ook roeping van Godswege: dat het je onrustig maakt, dat het je bij je kladden grijpt en dat je pas rust krijgt als je ‘ja’ zegt.

Zo is het bij mij ook gegaan met het beroep naar Gouda, ruim 9 jaar geleden. Ik heb het daar toen heel moeilijk mee gehad. Met de situatie toen hier: zeker geen gespreid bedje. Terwijl ik eigenlijk helemaal niet wegwilde uit Nieuw-Vennep, ook niet weg hoefde van de gemeente daar. Integendeel. Eén van onze kinderen zag het ook helemaal niet zitten. Mirjam en ik hebben er zo mee geworsteld, zeker toen er besloten moest worden. Ik besloot om ‘nee’ te zeggen. We legden het aan de Here God voor in ons gebed: ‘Laat U maar merken of dit een goede beslissing is, want we willen Uw weg volgen.’ De volgende dag zou ik mijn beslissing doorgeven aan de mensen hier. Maar ik kon niet slapen. Mirjam merkte dat: ‘Wat lig je toch te draaien!’ Ik zei: ‘Ik heb geen rust over die beslissing, ik denk dat ik toch moet gaan, dat God me daarnaartoe roept.’ ‘Dan moet je het doen’, zei Mirjam, eerlijk en nuchter als ze is. En we baden opnieuw. En ik kon slapen… Zo wist, zo weet, ik me hier geroepen.

‘Die een roeping heeft in ’t leven…’ Geldt dat alleen voor dominees, voor ambtsdragers? Nou, onze tekst heeft het over ‘u’, en dan in het meervoud: over ‘jullie’ dus. ‘Hij die jullie roept, is trouw.’ Wie zijn die ‘jullie’? Degenen aan wie Paulus zijn brief schrijft: de gemeente in Thessalonica. Heel de gemeente is dus geroepen! Niet alleen de ambtsdragers, degenen met een bijzondere taak. Nee, allemaal. Let maar op, hoe vaak Paulus zijn brieven aan de verschillende gemeenten begint met ‘geroepenen.’ Ze zijn door God geroepen. En wat is het Griekse woord voor gemeente, voor kerk? ‘Ekklesia’, oftewel ‘uitgeroepen, bijeengeroepen.’ De gemeente is uit de wereld geroepen tot Gods Koninkrijk. Ze zijn door Hem bijeengeroepen tot Zijn volk, tot Zijn lichaam.
‘Die een roeping heeft in ’t leven…’ U, jij, bént geroepen! Het feit dat je hier zit, is daar al een bewijs van. We zijn immers bijeengeroepen door God… Die roeping kwam al heel vroeg je leven binnen: in je doop. Vorige week werden we daar nog bij bepaald in de doopdienst. In je doop werd je geroepen om Gods kind te zijn, verbonden aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En als je belijdenis deed, gaf je antwoord op die roeping, want hoe luidt daar de tweede vraag: ‘Aanvaard je de roeping om, als lid van de gemeente, die God zich in Christus tot het eeuwige leven verkoren heeft, door zijn genade tegen de zonde en de duivel te strijden, uw Heiland te volgen in leven en sterven, Hem te belijden voor de mensen en met blijdschap te arbeiden in zijn Koninkrijk?’

Hiervoor ben je geroepen – zoals het in onze openingstekst vanuit de Eerste Korinthebrief heel pregnant klonk – ‘om één te zijn met Jezus Christus, onze Heer.’ Eén met Hem zijn, betekent dat je niet zonder Hem kunt, dat Hij je beheerst, op zijn liefdevolle en genadige wijze, dat er geen kamer in je levenshuis is, waar Hij het niet voor het zeggen heeft, of voor het zeggen krijgt, dat je Hem volgt, dat je vandaar uit ook strijdt tegen alles wat daar haaks op staat en dat je ook niet zonder al die mensen kunt en wilt die Hem ook erkennen als hun Heer. Want je krijgt Jezus niet los, maar je krijgt er zijn gemeente bij. Gelukkig maar, want hoe zou je het volhouden in je eentje?! Volhouden om juist ook in het gewone dagelijkse leven, Hem te volgen.

Daartoe ben je geroepen. En daar roepen we in de gemeente ook elkaar toe op. Daar begint ook ons tekstgedeelte van vanmorgen mee, in vers 11. Helaas blijkt dat niet zo uit onze vertaling, want daar staat: ‘Troost elkaar’, maar letterlijk staat er: ‘roept elkaar erbij en bouwt elkaar op.’ We zijn geroepen om ook elkaar er telkens weer bij te roepen. Om elkaar vast te houden. Om elkaar aan te sporen op die weg van Jezus te blijven, aan Hem verbonden. Om je het lot van een ander aan te trekken, als je ziet dat iemand het dreigt kwijt te raken, als iemand dreigt af te haken. Dat is geen bemoeizucht. Nee, dat is het vervullen van je roeping, gemeente: om elkaar erbij te roepen, elkaar erbij te willen houden, er alles aan te doen dat iemand het zicht houdt op Jezus Christus en zijn goedheid.

Dus die roeping betreft allereerst de gemeente zelf! En dan gaat het in het vervolgvers, vers 12, over ‘hen die zich op gezag van de Heer ervoor inzetten u te leiden en terecht te wijzen.’ Het gaat daar over de leidinggevenden, de ambtsdragers zeg maar. Maar dat doen ze wel op gezag van de Heer. Nee, niet uit eigen gezag, maar op Zijn gezag, omdat ze daarvoor geroepen zijn. Geroepen om terecht te wijzen, om leiding te geven. Met welk doel? Om de gemeente bij Christus te houden, om ze op Zijn weg te houden, of zoals het bevestigingsformulier zo mooi zegt: ‘om de gemeente te houden aan haar roeping.’
De gemeente kan dus nooit denken: nou, we hebben een kerkenraad: ouderlingen, diakenen, kerkrentmeesters, een dominee. Die doen het werk. Daar zijn ze voor geroepen.
Zeker zijn ze geroepen, maar juist om u, om ons, aan onze roeping te houden. Om ons juist aan het werk te zetten: om er alles aan te doen om dichtbij de Here Jezus te blijven, om te leven in goede verhoudingen met andere mensen, om God te eren in alle facetten van het bestaan. Daar willen ze het heel graag met u over hebben en daarin willen ze heel graag met u samenwerken!

Dat is niet altijd makkelijk. Een contactouderling kan verzuchten: ‘Er zijn helaas genoeg mensen in mijn wijk, die laten me helemaal niet binnen. En als dat wel gebeurt, dan vinden ze het al moeilijk genoeg om te geloven en daarover te spreken, laat staan over hun roeping. Dat is alweer een tweede stap, waar ik lang niet altijd aan toe kom.’
Of een diaken die verzucht: ‘De gemeente aan haar roeping houden? Waarom horen we dan zo weinig over waar echte nood is, ook in onze eigen gemeente? Waarom weten mensen soms amper waarvoor ze geven bij de collecten? Waarom zijn we zo vaak zo naar binnen gericht, terwijl er buiten onze muren genoeg te doen is?’
En als gemeentelid denk je: mooi dat ik geroepen ben. Dat het mijn roeping is om anderen in de gemeente erbij te houden. Maar als ik dat dan probeer, dan is het antwoord: ‘Ik waardeer je hoor, dat je er zo serieus mee bezig bent, maar ik maak gewoon andere keuzes. Laat mij daar toch gewoon vrij in!’

Nee, geroepen zijn is niet altijd fijn. Het roept niet altijd groot enthousiasme op in je omgeving. Dat blijkt ook wel uit het vervolg van dat gedicht van Jacqueline v.d. Waals:

Die een roeping heeft in ’t leven
hij moet onrecht kunnen dragen,
want dat is de toets des Heren,
of hij Hem zoekt of zichzelve.

Als het je gaat om Hem die roept, dan zul je ook weerstand ondervinden, onrecht zelfs. Jezus zelf riep ook niet altijd enthousiasme op, zijn boodschap maakte mensen ook boos of ze vonden het te dichtbij komen, teveel veranderingen vragen.
Je zult dat als geroepene van Hem moeten dragen. En juist bij Hem en met Hem kun je het ook dragen. Dat is toch de geweldige bemoediging van onze tekst: ‘Hij die u roept is trouw.’ Hij verzaakt niet. Hij laat niet los. Ook als jij zulke moeilijke ontmoetingen hebt, in het ambt, of als gemeentelid. Hij staat je terzijde. Hij geeft je liefde en geduld, om het uit te houden, om het vol te houden. ‘Hij’, vervolgt de tekst, ‘komt zijn belofte na.’ Hij zal ook vervullen wat Hij belooft. Op die belofte mag je terugvallen, jij als ambtsdrager en jij als gemeentelid. Het is de vaste grond onder je voeten.

‘Die een roeping heeft in ’t leven…’ Die roeping hebben we, want God roept en Hij blijft dat doen. Maar er zijn wel twee verschillende soorten oren zeg maar… Je kunt Gods roepstem ter harte nemen en gehoorzamen. Je kunt het ook naast je neerleggen. Niet voor niets zei Jezus eens: ‘Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren.’ Gods roepstem komt tot iedereen. Ook hier vanmorgen. Zijn roepstem om het met Christus te wagen, om jezelf en elkaar bij Hem te bewaren. Maar als je dat naast je neerlegt, je eigen leven blijft leiden, dan loopt het uiteindelijk niet goed af. Dat is de ernst van Gods roeping.
Daarom: neem zijn roeping ernstig. Laat je inschakelen in zijn Koninkrijk. Laat Hem je leven kleuren. Niet voor niets staan er in ons tekstgedeelte vele oproepen die met dat hele leven te maken hebben.

  • om moedelozen hoop te geven; dat doe je door trouw te blijven, er voor mensen zijn
  • om op te komen voor zwakken; voor hen die buiten de boot vallen
  • om met iedereen geduld te hebben, niet direct iemand weg te zetten dus
  • om geen kwaad met kwaad vergelden, want dat zorgt voor zo’n afschuwelijke spiraal van vergelding, van hete hoofden en koude harten
  • om altijd naar het goede te streven, om jezelf continue af te vragen: wat kan ik hier nu goed doen, wat zal mensen goed doen?
  • om verheugd te zijn in Christus, te blijven bidden, God onder alle omstandigheden te danken. Die vreugde, dat gebed, die dankbaarheid zijn kurken waarop je roeping drijft.

Deze oproepen zijn niet bedoeld om ons te kwellen, maar om het leven goed te maken, voor onszelf, voor anderen. Het hoort bij de roeping van Godswege.
‘Die een roeping heeft in ’t leven…’ Ja:

Hier ben ik Heer, hier zijn mijn oren,
geopend om U te verstaan,
verlangende om te vernemen
waar U mij zegt te gaan.

Hier ben ik Heer, hier zijn mijn handen,
geopend opdat U ze vult;
ze zijn voor U om te gebruiken
waar U ze hebben wilt.

Hier ben ik Heer, hier zijn mijn ogen,
geopend en door U ontblind,
om in uw licht de weg te zoeken
waar ik de naaste vind.

Hier ben ik Heer, hier zijn mijn lippen,
geopend want een lied begint,
het is voor U dat ze bewegen,
dat ik van liefde zing.

Hier ben ik Heer, hier zijn mijn voeten,
gekomen ver bij U vandaan;
hier ben ik Heer, U hebt geroepen,
zeg mij waarheen en ik zal gaan.

Amen

zingen           Hemelhoog 460 ‘Ik zal er zijn’

bevestiging ambtsdragers

herbevestiging van:

Wim Becker, diaken (1 Timoteüs 1:12)

Jan de Graaf, ouderling/voorzitter van de kerkenraad (Filippenzen 4:8)

Tom de Groot, jeugdouderling (Jesaja 40:30,31a)

Annelous Hage-de Gier, ouderling/scriba (Psalm 119:13,14a)

Corrie de Ridder-Stek, ouderling (Psalm 33:22)

Jan Willem de Ridder, ouderling (Romeinen 12:1)

Rien Trouborst, ouderling vorming en toerusting (Hebreeën 13:20,21a)

bevestiging van:

Dirk Hakkesteegt, diaken (Psalm 32:8)

Ria van der Vlist-de Zoete, diaken (Filippenzen 2:5)

zingen    Psalm 134 ‘Gij dienaars aan den HEER gewijd’

vraag aan de gemeente

toespraken door ouderling Klaas Visser en Ds. Kees van den Berg

dankgebed  en voorbeden 

inzameling van de gaven

slotlied          lied 116 ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’

zegen

orgelspel