aanvangslied          Psalm 105:3 God, die aan ons zich openbaarde

stil gebed 

votum en groet

openingstekst         ‘Door hun geloof konden Mozes’ ouders hem na zijn geboorte drie maanden verborgen houden. Ze zagen dat het een mooi kind was en waren niet bang voor het bevel van de koning.’ (Hebreeën 11:23)

zingen (met combo)         Hemelhoog 502 In het water van de doop

de dopeling wordt binnengebracht 

lezing doopformulier en gebed 

beantwoorden van de doopvragen

zingen kinderlied (met combo) Hemelhoog 428 Jezus is de goede Herder

kindermoment  

Tijdens onze vakantie zaten we aan het strand, bij de Brouwersdam, bij Ouddorp om precies te zijn, toen we opeens een trekker aan zagen komen rijden. Hij reed achteruit. Dus de kar die achter de trekker hing was voorop. Die trekker reed die kar zo het water in, en toen gleed er een boot van die kar af, en die ging er als een speer vandoor. Zo hard. Het was deze boot:

Nu was het bij ons wel beter weer, anders hadden we ook niet aan het strand gezeten, maar het was wel precies deze boot. Wie weet wat dit voor een boot is? Een reddingsboot. Wat doet zo’n reddingsboot? Wanneer moet die gaan varen? Als bijvoorbeeld bij een storm een ander schip vergaat.  Of als zwemmers te ver zijn gaan zwemmen, en niet meer terug kunnen komen en dreigen te verdrinken. Of als een boot motorpech heeft (dat was bij ons het geval). Hoe dan ook: de naam zegt het al: die reddingsboot is echt bedoeld om te gaan redden.

Wat zou dat nou met de doop te maken hebben? In de doop gaat het ook om water. Maar vooral om de Here Jezus. En weet je hoe Hij genoemd wordt? De Redder. Hij wil ons redden. Waarvan? Van onze zonden,   van alles wat er niet goed is. En dat Hij dat wil, blijkt wel uit de doop, die je een reddingsboei kunt noemen. Een reddingsboei gooi je naar iemand die in het water ligt en niet kan zwemmen. Of niet meer kan zwemmen, omdat-ie te moe is. Nou, zo gooit de Here God in de doop zijn redding eigenlijk naar ons toe. Ook naar de kleine Mirte. Is dat mooi of niet? Daar gaan we nu naar kijken en we zijn heel stil en eerbiedig.

bediening van de Heilige Doop aan Mirte Loraine van der Maas

zingen (staande)                       Psalm 134:3

vraag aan gemeente

de doopkaart wordt overhandigd en de doopkaars aangestoken door de ouderling van dienst, Wim Becker 

felicitatie       

de dopeling wordt weggebracht en kinderen (groep 1-8) gaan naar de kindernevendienst 

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing                        Exodus 2:1-10

zingen           Hemelhoog 58 Klein, klein kindje 

verkondiging          Thema: Doopverhaal bij de Nijl

Gemeente van Jezus Christus, Roy en Eline,

Toen ik van de week het geboortekaartje van Mirte nog eens bekeek, viel mij op dat daar een gedichtje op staat. Een gedichtje, waarin het vooral gaat over het geweldige geschenk dat God jullie gaf in haar.
Toen dacht ik: dan zet ik bovenaan mijn preek ook een gedicht, hierop aansluitend. Het is van Muus Jacobse:

HET KIND

Ons is geen toekomst en geen keus gelaten:
Wij moeten voort, verward en hulpeloos,
In een cultuur van films en radio’s
En, soms, wat over het verleden praten.

Niemand ontkomt er aan – alleen het kind
Is nog hetzelfde als voor duizend jaren:
Nieuw en verwonderd ligt het rond te staren
Alsof de wereld pas vandaag begint.

O makker in ditzelfde grauw getij,
Nog altijd komt het kind tot jou en mij,

Nog altijd kan de wereld nieuw beginnen,
In ieder kind kan het opnieuw beginnen.

Zolang God kindren in ons midden zendt,
Heeft Hij zich nog niet van ons afgewend.

Zou dit bij wijze van spreken ook boven het geboortekaartje van het kindje van Amram en Jochebed hebben gestaan? Of hadden zij hele andere gevoelens en gedachten? Ik bedoel: ze hadden een jongetje gekregen. En dat betekende direct zijn doodsvonnis. De farao had namelijk bevolen dat alle Israëlitische jongetjes in de Nijl geworpen moesten worpen: ‘Weg ermee! Dat volk is al veel te groot en veel te bedreigend.’ Daarom had farao besloten tot deze gruwelijke maatregel, deze ware genocide. En je zou dan maar als Israëlitische ouders een jongetje krijgen… Blij, dankbaar aan God?

Ja God… Weet je, ik kom Zijn naam hier in Exodus 2 helemaal niet tegen. Waar is Hij? Waar is Hij nu deze verschrikking zich voltrekt? Nu Zijn volk zo geslagen wordt? Nu zelfs kleine, pasgeboren kinderen slachtoffer worden? Waar is Hij als nog steeds hetzelfde gebeurt met kinderen vandaag de dag? Kinderen die slachtoffer worden van oorlog, honger, verschrikkelijke ziekten? Waar is Hij?

Die ouders, Amram en Jochebed, nemen een beslissing. Een geloofsbeslissing zegt de Hebreeënbrief, hoorden we aan het begin van de dienst. Ze weigeren hun zoontje aan te geven, zodat hij in de Nijl gegooid wordt. Ze verbergen hem. Waarom? In vers 2 staat dat ze zagen dat hij mooi was. Ja, logisch zou je zeggen, want wie vindt zijn eigen kindje nu niet mooi?! Daar kun je toch uren naar kijken en van genieten? Die lachstuipjes…. die geluidjes… die ongecontroleerde bewegingen…, zo’n minimensje, met alles erop en eraan. Zeker. Maar ‘mooi’ is hier toch een beetje zwak vertaald. Letterlijk staat er dat Mozes’ ouders zagen dat hij ‘tov’ was, ‘goed’ dus. Het is precies dezelfde bewoording die we horen in Genesis 1, waar de Here God aan Zijn schepping bezig is: ‘God zag dat het goed was.’ Met andere woorden: die ouders zien in hun zoontje Gods werk, zijn scheppingswerk. En zulk werk mag niet vernietigd worden! Ja, zulk goed scheppingswerk schept verwachtingen bij hen! Daarom wagen ze het ook om tegen het bevel van de farao in te gaan. Omdat ze God vrezen. Omdat ze ontzag hebben voor Hem, heilig ontzag. Omdat ze in Hem geloven, dwars tegen de stroom in, dwars ook tegen hun eigen angst en wanhoop in.

Ja, zo mogen jullie, zo mogen wij allemaal ook naar onze kinderen en naar onszelf kijken. Het is goed dat onze kinderen er zijn. Inderdaad een geschenk van God, een veelzeggend geschenk: ‘Zolang God kindren in ons midden zendt, heeft Hij zich nog niet van ons afgewend.’ Het is goed dat we er zelf zijn: schepping uit Gods hand. En dat mag verwachting scheppen voor vandaag, en morgen, en al de dagen die komen. Ja, dat mag ons ook bemoedigen in moeilijke tijden, ook als we misschien weinig van God merken. Zijn keurmerk staat op ons leven: we zijn uit Zijn handen voortgekomen. En Hij levert geen half werk. Het is goed. Zeer goed zelfs!

Intussen wordt het steeds lastiger het ventje verborgen te houden. Ach, herkenbaar toch: hoe het aantal decibellen dat een baby’tje kan produceren in korte tijd kan toenemen! En als dan de Egyptische staatspolitie zou voorbijkomen… Daarom maakt de moeder – waar is trouwens de vader? zit hij in een werkkamp? – de moeder maakt een mandje van papyrus, van riet dus – bestrijkt dat met pek en teer, zodat het waterdicht is, legt het kind erin en gaat er – samen met haar dochter – naar de Nijl, alwaar ze het mandje (met inhoud!) tussen het riet legt.

Letterlijk staat er trouwens niet ‘mand’, maar ‘kist.’ Sterker nog: in het Hebreeuws  wordt precies hetzelfde woord gebruikt als de ark waar Noach mee voer. Dat was ook een kist. Het biezen mandje is dus eigenlijk een arkje! Ook een reddingsboot. Of klassieker gezegd: een arke des behouds! Net zoals bij de ark van Noach er geen roer was, zodat het helemaal aangewezen was op de Here God als stuurman, zo is dat hier ook met dat kistje waar het jongetje in gelegd wordt. Ach, dat zijn moeder hem al tussen het riet zet, is al een manier van hem overgeven in de handen van God. Nogmaals: Hij wordt hier niet letterlijk genoemd, maar in geloof, in hoop op Hem, heeft de moeder tot deze daad besloten. Ze hoopt dat haar kind gevonden wordt, en het op één of andere manier goed komt. Door Gods leiding…

Eigenlijk is dit verhaal een doopverhaal, zoals ds. Troost zo mooi schrijft in één van zijn dagboeken. Een moeder gaat met haar kind naar het water. Nee, niet om het zelf in de Nijl te werpen, maar om het over te geven in de handen van God, hopend op Zijn redding. Ze legt het rieten mandje in het water, en daar dobbert het. Het kind verdrinkt niet. Nee, even later wordt het zelfs uit het water gehaald. En het mag weer mee naar huis. Alsof het opnieuw geboren is! Het is zelfs bestemd om koningskind te zijn, een prins aan het hof! Het water is niet de dood, maar het leven!

Ja, zo gingen jullie, Roy en Eline, vanmorgen ook met jullie kind naar het water, naar het water van het doopvont. Van dezelfde dominee Troost bespraken we tijdens het doopgesprek afgelopen week een dooplied, waarin de doop een watergraf wordt genoemd. Dat is een heftige benaming, confronterend ook. Maar één van jullie zei al snel: dat watergraf moet een metafoor zijn. Inderdaad, want dopen is diep. Dopen is in feite onderdompelen, is begraven worden met Jezus Christus, en met Hem weer bovenkomen, met Hem opstaan tot een nieuw leven. Door het water heen naar het leven. En straks gaat Mirte ook weer naar huis, met jullie mee. Maar ze heeft voor altijd dat merkteken op het voorhoofd staan. Het onuitwisbare watermerk van Gods verbond. Verbonden met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Ja, wie gedoopt wordt, wie gedoopt is – u, jij, ik – die is bestemd om koningskind te zijn, een prins, een prinses, een kind van God, de Koning der koningen! Dat is toch om voorgoed diep verwonderd over te zijn én te blijven!

Ja, wonderlijk hoe dat gaat met die kleine jongen in dat arkje. Hij wordt gevonden door de prinses, de dochter van de farao nota bene. Zijn zus Mirjam – die op de uitkijk stond – weet haar zelfs het gedurfde voorstel te doen om bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster te zoeken om het kindje te voeden. En dat wordt dan zijn bloedeigen moeder! Die krijgt het kindje weer mee naar huis om het te voeden, tot het van de borst af is. In die tijd gebeurde dat tot zo’n jaar of drie.
Wat een humor, gemeente. Hoe via een aantal vrouwen farao in de luren gelegd wordt. Het is alsof je een goede grap hoort vertellen: ‘Ken je die van Moos? Uiteindelijk moest de farao zijn schoolboeken betalen!’

Tegelijk is het natuurlijk diepe ernst wat hier gebeurt! De diepe ernst die vooral in zijn naam zit. Ja, tot nu toe heeft in het verhaal zijn naam nog niet geklonken. Hij krijgt die van de prinses, die hem geadopteerd heeft: Mozes. Mozes is een Egyptische naam, en betekent zoveel als ‘zoon van.’ Maar tegelijk is die naam ook af te leiden van een Hebreeuws werkwoord mašah, dat betekent: ‘ergens uittrekken.’ Mozes is degene die uit het water getrokken is. Door de prinses. Maar ten diepste door God. Hij die letterlijk hier niet genoemd wordt, maar deze geschiedenis geleid heeft. Die Mozes gaat gebruiken om uiteindelijk zijn volk te laten uittrekken uit dat land van de duisternis, om zijn hele volk straks door het water heen te leiden.

Ja, denk nooit: ik merk niets van God, dus zal Hij wel niets met me te maken hebben.’ Nee, het Bijbelverhaal van vanmorgen vertelt dat, al lijkt Hij ver weg, Hij toch wel degelijk betrokken is, sterker nog: dat Hij uiteindelijk de dingen leidt. Niet  alleen de wereldgeschiedenis leidt en de geschiedenis van zijn eigen volk Israël, maar ook onze eigen levensgeschiedenis.
Afgelopen vrijdag mocht ik het Gouwe Moment in de Sint-Jan leiden: een korte en laagdrempelige samenkomst, midden op de dag. Ik sprak er over Psalm 104, over hoe God juist ook in het water spreekt en betrokken is. Aan het eind konden mensen een kaarsje aansteken, en zo een gebedsintentie doen. Er kwam daarbij een man. Hij stak een kaarsje aan, en hij fluisterde me toe: ‘In 2006 ging het in de afscheidsdienst van mijn vrouw ook over het water…’ Ik zag zijn ogen glinsteren van ontroering. Ik fluisterde terug: ‘Dan moest het zo zijn vandaag.’ Ja, zo kan de Here God de dingen leiden. Heb je er oog voor?

Nou, vanmorgen hebben jullie, hebben wij allemaal, weer zo’n onuitwisbare indruk gekregen, via dat geweldige teken van de doop. God redt, dwars door het water heen. Hij wil niets liever dan met ons en onze kinderen meegaan, het leven door, op weg naar het beloofde land, naar Zijn koninkrijk zeg maar. En dat Hij daarin op ongedachte en verrassende wijze ons leven keer op keer weer in het juiste spoor wil brengen. Als je het maar ziet. Ontdekt. Herontdekt. En dat zijn liefde ook niet mondjesmaat is, maar zo diep en wijd als het water. Net als bij Mozes geldt dat nog steeds: als de Here je redt, doet Hij dat ook altijd om weer anderen te redden. Je kinderen. Je man of vrouw. Mensen om je heen.

En zo krijgt Mozes’ moeder hem weer mee naar huis. Drie jaar lang mag ze hem voeden. Hoe zal dat gegaan zijn? Hangt er een bordje bij de voordeur: ‘Hier woont jongetje onder bescherming van farao’? Of is diens wrede bevel hiermee gestopt? Hoe kunnen anders 40 jaar later zoveel Israëlieten mee uittrekken? Ach, het valt me steeds weer op, dat de Bijbel aan dit soort vragen geen aandacht besteedt. Het is het allerbelangrijkste ook niet. De moeder krijgt haar kind mee. Om het te voeden. Ik denk dat dat echt niet alleen maar moedermelk is geweest en ander voedsel. Nee, ze zal haar kind ook opgevoed hebben, hem ook geloofsopvoeding gegeven hebben. Die eerste fase is ook daarin zo belangrijk. Om je kind een basis mee te geven. De basis van liefde, van aanvaarding, van warmte. Van met ze zingen en bidden, ze vertellen van onze goede God en het ze voor te leven. Luisteren naar hun vragen. En die kunnen ze stellen. Zo verrassend. Zo concreet. Neem er de tijd voor! We kunnen daar echt niet vroeg genoeg mee beginnen. Die basis is en blijft zo essentieel. Je leven lang.

Maar dan moet Mozes terug. Terug naar het hof. Die totaal andere wereld in. Die heidense wereld. Maar de basis is gelegd. En wat veel belangrijker is: de God van Israël gaat mee. Dat heeft Hij laten zien, toen bij de Nijl. En Hij zal het blijven laten zien, ongedacht en verrassend, keer op keer. Lees het boek Exodus maar verder.
Maar eerst moet de moeder een moeilijke taak verrichten, opnieuw, ze moet haar kind loslaten. Ja, ook dat is geloven, gemeente.

Loslaten. Ook als het over onze kinderen gaat. Als ze groter worden. Als ze ouder worden. Hun vrienden uitkiezen. Hun partner vinden. Je houdt je hart soms vast: hoe zal dat gaan? Of misschien wordt uw hart nu wel verscheurd: ‘Ja, mijn kind is zijn eigen weg gegaan. Bij de kerk vandaan. Bij het geloof vandaan. Bij God vandaan. En dat maakt zo’n doopdienst ook zo dubbel, zo pijnlijk in feite.’
Ja, dit is ook loslaten. Maar dat is wel iets anders dan in de steek laten. Als het goed is, blijft de deur net zo wijd voor ze openstaan. Zullen ze die liefde en aanvaarding nog steeds mogen vinden. Daarin mag u iets van Gods vaderlijke liefde weerspiegelen. Zo belangrijk! Maar je kunt het ze niet meer voorzeggen en voordoen zoals toen ze klein waren. Ze staan nu op eigen benen. Je hebt ze immers ook opgevoed tot zelfstandigheid. Maar je mag ze loslaten met gevouwen handen. Ze biddend opdragen aan God. Pleiten ook op Zijn verbond: ‘Heer, U hebt toch ook met hen een verbond gesloten? Ze staan toch ook in Uw handpalmen gegrift. O Here, laat het ze merken! Laat ze ontdekken dat U nog steeds hun God wilt zijn en ze opwacht als een Vader met geopende armen. Nee, naar ze toe rent, met uitgestoken armen.’

En laten we niet vergeten: God kan wonderlijke wegen gaan met mensen. Velen van ons kunnen daar toch het nodige over vertellen. Hij laat niet los wat Zijn handen begonnen zijn. Ja, ieder kind dat geboren wordt, is daar al een bewijs van. Iedere doop is er een bewijs van. Kortom:

Zolang God kindren in ons midden zendt,
Heeft Hij zich nog niet van ons afgewend.

Amen

zingen           Lied 358;2,3,5 Water van de doop

gedenken van overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden         

collecten

zingen          Psalm 68:7 

zegen