welkom en mededelingen

stil gebed 

votum en groet

openingstekst        ‘We hadden het zwaar te verduren, zo zwaar dat het onze krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, we waren er zelfs zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken. Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op Hem hebben we onze hoop gevestigd: Hij zal ons altijd redden.’ (2 Korintiërs 1:8b-10)

lied     Psalm 116:1,6,8

lezing gebod   uit Deuteronomium 6
gebed om verlichting met de Heilige Geest 

kindermoment 

Kijk, wie hebben we hier?? Kennen jullie hem nog? Wie is dit dan?


Juist Klaas de Kerkkauw. Dat is lang geleden. Ja, normaal zit hij op het dak van de Pauluskerk.  Tegenwoordig heeft hij een nestje achter één van de zonnepanelen. Samen met Katrien, zijn vrouw.
Wisten jullie trouwens dat kauwtjes altijd bij hetzelfde vrouwtje en hetzelfde mannetje blijven? Zo trouw zijn ze. Daar kunnen wij dus ook van leren. Om trouw te zijn, aan elkaar, aan God.

Maar nu is Klaas weer hier in de kerk. Ja, hij moest zich natuurlijk ook aanmelden via de computer. Maar Klaas is een hele slimme kerkkauw hoor. Dus dat is gelukt, zo te zien. Maar ik geloof dat Klaas me iets wil vertellen. Maar ja, hij is een beetje verlegen, dus dat doet hij even in mijn oor. Momentje. Dan zal ik het daarna weer doorgeven aan jullie…
Aha, Klaas wil jullie ergens voor uitnodigen. Voor de VakantieBijbelWeek die deze week gehouden wordt. Ja, het gaat toch door. Een beetje anders dan vorig jaar. Maar ja, toen was er nog geen Corona. Maar let op: voor de kinderen van groep 5-8 is er donderdagmiddag van 13.00 – 16.00 uur hier een mooi programma. En vrijdagmorgen 10.00 uur is er voor alle kinderen een geweldige poppenvoorstelling met Carla Vis. Die is al vaker geweest, nou die kan er wat van, toch Klaas?
Meer kun je lezen in de zondagsbrief. Ook hoe je je opgeeft. En je kunt altijd de jeugdouderling Tom de Groot aanschieten. Eh niet letterlijk, hem vragen natuurlijk.
Nou, voor de kinderen van groep 1-3 is er nu kindernevendienst. De rest mag in de kerk blijven.

schriftlezing                        2 Korintiërs 4:5-15 

tekstlezing         We worden van alle kanten belaagd, maar raken niet in het nauw. We worden aan het twijfelen gebracht, maar raken niet vertwijfeld. We worden vervolgd, maar worden niet in de steek gelaten. We worden geveld, maar gaan niet te gronde.’ (2 Korintiërs 4:8,9)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Onze zomervakantie brachten we dit jaar door in Westerbork in het mooie Drenthe.
Als je daar verblijft, kun je natuurlijk niet om Kamp Westerbork heen. Dus daar gingen we heen.
Westerbork was in de oorlog een doorgangskamp. De mensen verbleven er meestal maar korte tijd, om daarna op de trein gezet te worden naar vernietigingskampen zoals Auschwitz of Sobibor.
Tussen het indrukwekkende herinneringscentrum – zeg maar het museum – en het daadwerkelijke kampterrein is het twee en half kilometer. Langs de weg stonden om de zoveel meter palen, die gemaakt waren van spoorwegbielzen. Daarop stond de datum dat er een trein vertrok, meestal naar Auschwitz, soms naar een ander vernietigingskamp. Ook het aantal inzittenden, die in de veewagons gestouwd waren, stond erbij. We fietsten er langzaam langs, want elke paal gaf meer lood in de schoenen.
Aan het eind van het kampterrein was het bekende monument met de verwrongen en beschadigde rails die omhooggebogen zijn, als teken van wanhoop en ontzetting. Op het stootblok daarbij stond een tekst uit Klaagliederen, in het Hebreeuws en in het Nederlands: ‘Zij belaagden ons bij elke schrede, zodat wij over onze pleinen niet gaan konden; ons einde was nabij, onze dagen waren vervuld, ja, ons einde was gekomen.’ Ieder woord voelde als een stomp in de maag. Hoe heeft dit allemaal kunnen gebeuren in ons werelddeel, in ons land, in dit lieflijke landschap van bos en hei?

Als voorbereiding op dit bezoek las ik Brieven uit Westerbork van Etty Hillesum. Deze jonge Joodse vrouw uit Amsterdam ging vrijwillig in 1942 naar Westerbork. Zij zat in de Joodse Raad en wilde haar volksgenoten daar in dat kamp terzijde staan.
Vanuit het kamp schreef ze brieven aan haar Amsterdamse vrienden. Deze brieven zijn een mix van ernst en lichtvoetigheid. Ze tekent bijvoorbeeld met veel humor de kampbewoners, ze zit vol zelfspot en vraagt ook regelmatig om zeep, etenswaren, suiker, enz. En ze heeft oog voor de prachtige natuur, die ze gloedvol beschrijft. Maar tegelijk wordt het haar al snel duidelijk waarom er elke week een trein komt, die helemaal volgestouwd wordt met medekampbewoners, en wat hun bestemming is… Ze voelt hoe de kampbewoners voortdurend heen en weer geslingerd worden tussen hoop en vrees. Ook zijzelf. En toch wil ze de hoop niet verliezen.

Etty is een gelovige vrouw, die voor deze verschrikkingen en voor dit gruwelijke kwaad niet capituleren wil. En dan schrijft ze: ‘Tegen iedere wandaad te meer en gruwelijkheid te meer hebben we een stukje liefde en goedheid tegenover te stellen, dat we in onszelf veroveren moeten. We mogen wel lijden, maar we mogen er niet onder bezwijken. En als we deze tijd ongeschonden overleven, naar lichaam en ziel, maar vooral naar ziel, zonder verbittering en haat, dan hebben we ook het recht om een woord mee te spreken na de oorlog. Misschien ben ik wel een ambitieuze vrouw: ik zou wel een heel klein woordje mee willen spreken.’
Helaas overleefde Etty Hillesum de oorlog niet. 7 september 1943 werd ook zij op de trein naar Auschwitz gezet, waar ze nog geen drie maanden later stierf. Op die 7e september schreef ze nog een kort briefje aan haar vriendin Christine van Nooten. Dat begint als volgt: ‘Christien, ik sla de Bijbel op, op een willekeurige plaats en vind dit: ‘De Heere is mijn hoog vertrek. Ik zit middenin een volle goederenwagon op mijn rugzak…’

We lazen vanmorgen nog een andere brief, een brief uit de Bijbel, ook van een Jood. Zo noemt Etty Hillesum hem ook in haar brieven: ‘de Jood Paulus’, als een volksgenoot, een geloofsgenoot, een lotgenoot. Toen ik die indrukwekkende zin van Etty las: ‘We mogen wel lijden, maar we mogen er niet onder bezwijken’, moest ik denken aan wat Paulus schrijft in onze tekst: ‘We worden van alle kanten belaagd, maar raken niet in het nauw. We worden aan het twijfelen gebracht, maar raken niet vertwijfeld. We worden vervolgd, maar worden niet in de steek gelaten. We worden geveld, maar gaan niet te gronde.’
Hier voel je dat Paulus ook alles wist van leven tussen hoop en vrees, van belaagd worden, van vervolging en geweld.

We lezen het in zijn tweede Korinthebrief. Die is een stuk minder bekend dan zijn eerste Korinthebrief, die trouwens ook heel anders is. Daar bespreekt Paulus allerlei problemen in de gemeente. Zijn stijl is opgewekt en levendig. Hij legt dingen uit. Hij deelt plaagstootjes uit en zet z’n lezers zo nu en dan aan het werk. Ja, die Eerste Korinthebrief leest als een trein.
Hoe anders is die tweede brief aan Korinthe. De sfeer is daar veel donkerder, de stijl is ronduit stroef en je proeft er veel pijn. Hoe komt dat?
Tom Wright schreef recent een indrukwekkende biografie over Paulus. Ook dat boek las ik tijdens de vakantie (had u anders verwacht dan van de dominee van de Pauluskerk?) Zonder gekheid: Wright maakt daarin aannemelijk dat Paulus, toen hij die Tweede Korinthebrief schreef, in een crisis verkeerde. Hij schreef deze brief vanuit de gevangenis in Efeze. En in tegenstelling tot die in Filippi eens, zat hij daar niet één nacht, om er wonderlijk uit gered te worden. Nee, hier zat hij veel langer achter de tralies. En zo’n gevangeniscel toen, was allesbehalve een pretje. Gevangenen werden vaak ook gemarteld, fysiek en mentaal. Het verklaart de donkere en stroeve stijl waarmee Paulus deze brief daar schreef.
Daar komt bij dat zijn laatste bezoek aan de gemeente in Korinthe – hij kwam er verschillende keren – ook een deceptie was geworden. Er werd openlijk getwijfeld aan zijn gezag. Velen daar vonden hem intussen maar een apostel van niks: lichamelijk zwak, met een weinig indrukwekkende performance en zijn lijden en moeiten waren voor hen een teken dat Paulus’ bediening als apostel eigenlijk niet volwaardig is. Bij zijn volgende bezoek moest Paulus maar aanbevelingsbrieven meenemen. Hoe kwetsend en pijnlijk wil je het hebben…

Ja, Paulus zit in de hoek waar de klappen vallen. Hij weet dat zijn bestaan gedeukt en gebutst is. Maar in plaats van dat op te poetsen in een soort charmeoffensief stelt hij zich juist kwetsbaar op. Niet voor niets schrijft hij in vers 7: ‘wij zijn slechts een aarden pot.’ Denk dan maar aan zo’n aardewerken kruik, ongeglazuurd, waar zo een barst in zit: als hij valt, ligt hij aan gruzelementen.
Het is een beeld voor ons bestaan. Niet alleen voor dat van Paulus, maar ook van ons. Ik schreef deze preek in een week, waarin ik ook drie uitvaarten moest voorbereiden (terwijl in mijn vakantie er nog twee gemeenteleden overleden zijn). Ons bestaan is broos.
En dat we deze dienst houden, met een derde, een vierde deel van wat er normaal aan kerkgangers in een ochtenddienst is, zegt ook genoeg. Het coronavirus heeft ons stilgezet, ons huiverig gemaakt, ook nu het weer oplaait, ook hier in onze stad.
En hoevelen zijn door die crisis niet hun baan kwijtgeraakt, of vrezen daarvoor? Hoeveel bedrijven gaan er nog failliet? Hoevelen in de zorg houden hun hart vast voor de komende tijd, voor als er toch tweede golf komt?
Maar ook op andere manieren kun je aan den lijve, of in je geest, ervaren dat je bestaan niet schokvrij is. Je kunt klappen oplopen, verliezen lijden, diepe teleurstellingen te verwerken krijgen, een schrijnend verdriet ervaren.
Ook in het geloof kan het donker worden: ‘de donkere nacht van de ziel’ noemde de mysticus Johannes van ’t Kruis dat ooit al treffend. Je geloof kan aangevochten worden. Of zoals Paulus het schrijft: ‘We worden aan het twijfelen gebracht.’ Twijfel met je verstand: Klopt dat geloof wel? Twijfel met je gevoel: Waar is God? Waarom merk ik zo weinig van Hem? Is Hij er wel? En zo ja, waarom laat Hij dan dit toe? Deze verschrikkelijke ziekte, deze psychische nood, deze lijdensweg, deze rampen, enz.
Twijfel is een tweelingzus van het geloof, de groeipijn ervan. Nee, ‘voor een gemakkelijk leventje moet niemand Jezus gaan volgen’, las ik ergens. En zo is het. Paulus ervaart het. En hij deelt ervan, eigenlijk heel eerlijk.

Gemeente, ik ben daar dankbaar voor. Dat Paulus, toch een kind van God, een onvermoeibare dienaar van Jezus Christus, waar je zo tegenop kunt kijken, dat hij ook van die donkere momenten kende, echte crisismomenten. In Handelingen lees je daar niet zo veel over, maar in zijn brieven dus wel, zeker hier in zijn tweede Korinthebrief. Dat mag ons troosten en bemoedigen, als wij door zulke donkere tijden heen moeten, zelf in zo’n crisis verzeild raken.

Hoe houdt Paulus het vol? Volgens mij kent hij hetzelfde geheim, als waar Etty Hillesum over schreef in haar laatste briefje: ‘De Heere is mijn hoog vertrek.’ Ook Paulus schuilt bij zijn Heer. Hij richt zich, te midden van de crisis, in zijn donkerste gevoelens en gedachten op zijn Heer, Jezus Christus. En daardoor weet hij dat zijn bestaan weliswaar een aarden pot is, een breekbare kruik, maar dat daarin een schat zit: het kennen van Jezus Christus, zijn Evangelie, zijn beloften. Paulus sluit hier aan bij het toenmalige gebruik waarbij in kruiken niet alleen vloeistoffen of etenswaren bewaard werden, maar ook kostbaarheden. Een prachtig beeld voor ons broze en kwetsbare bestaan, dat de kostbaarste schat in zich mag hebben: de Here Jezus Christus.

Eigenlijk zegt Paulus hier ook tegen al die mensen die hem maar een apostel van niks vinden, vanwege zijn zwakke fysieke gesteldheid, vanwege zijn allesbehalve indrukwekkende performance en zijn lijden: ‘Ach, dat is de buitenkant. Dat is de verpakking. In mij draag ik de grootste schat mee, het mooiste cadeau dat een mens krijgen kan: de Here Jezus Christus, wie Hij is, en wie ik door Hem mag zijn. En weet je: dat cadeau mag u, mag jij ook ontvangen!’
Zeker: als je dat cadeau ontvangt, als je je aan Jezus verbindt en Hem volgt, dan wordt dat geen makkelijk leven. Het betekent dat je door zijn weg gestempeld wordt. En dat is een weg die ook door de diepte ging. Paulus schrijft zelfs in vers 10 dat we het sterven van Jezus met ons meedragen. Je hoort dat ook terug in onze tekst, en dat met name in die eerste delen van die korte zinnen, in: ‘We worden van alle kanten belaagd… We worden aan het twijfelen gebracht… We worden vervolgd… We worden geveld…’ Dat is die diepe weg, dat is het sterven van Jezus meedragen. Net zoals een graankorrel eerst de diepte in moet, voordat hij ontkiemen kan. Maar die kiemkracht is er ook: die schat! Want Jezus is niet alleen door de diepte gegaan, tot op de bodem, maar Hij is ook opgestaan. Hij leeft. Dat belaagd worden, die twijfel, die vervolging, dat geveld worden, hebben dus niet het laatste woord. Nee, in die breekbare kruik zit een schat! Jezus Christus, de levende Heer. Die ons niet in de steek laat, die ons niet laat vertwijfelen, die ons niet in het nauw brengt en te gronde laat gaan.

Dus, herken je je in Paulus, in zijn donkere gevoelens, of herken je die bij een ander? Wuif dat dan niet weg. Nee, erken het. Kom er net zo eerlijk als Paulus voor uit, of laat een ander het maar vertellen én uitspreken. Als je tegelijk maar niet vergeet dat in dat alles er Eén is, die hier niet alleen van weet, maar er dwars door heen is gegaan, en erbij is: de Here Jezus Christus.
Als je je op die schat richt, op Hem, dan kun je het volhouden, dan krijg je hoop en vertrouwen. Dan mag je weten dat dit broze en soms zo donkere bestaan niet het laatste is, maar dat er perspectief is: het perspectief van Pasen, van de opstanding. Zoals Paulus schrijft in vers 13: ‘Wij geloven en weten dat Hij (dat is God) die de Heer Jezus heeft opgewekt ook ons, net als Jezus zal opwekken en ons samen met u naar zich toe zal voeren.’

Dat perspectief mag bemoedigen en vertroosten, iedere dag. Ook op die donkere dagen. Treffend zegt Calvijn dat ‘één ogenblik al lang is, als wij slechts zien op de dingen om ons heen, maar dat duizend jaren ons beginnen te lijken op een moment, wanneer wij onze harten eenmaal naar de hemel hebben opgeheven’. En met de hemel bedoelt hij Hem, die daar is, aan de rechterhand van zijn Vader, de Here Jezus Christus, de Levende, die het allerbeste nog in petto heeft, voor een ieder die in Hem gelooft, die het met Hem waagt, die op Hem vertrouwt. Dan kun je in de donkerste momenten hier het volhouden.

Tot slot, nog één keer iets uit de brieven van Etty Hillesum uit Westerbork. Op een gegeven moment citeert ze daarin uit haar dagboek, eigenlijk heel intiem, heel persoonlijk, namelijk over haar omgang met God. Deze is zo vertrouwelijk dat ze God daarbij tutoyeert. Dat is niet oneerbiedig bedoeld. Nee, vergelijk het met hoe Duitsers God aanspreken, met ‘Du’, omdat je dat nu eenmaal doet met een Vader…
Maar die passage uit haar dagboek raakte me diep, omdat het zo aansluit bij die schat waar Paulus over schrijft: ‘Je hebt me zo rijk gemaakt, mijn God, laat me ook met volle handen uit mogen delen. Mijn leven is geworden tot één ononderbroken samenspraak met jou, mijn God, één grote samenspraak. Wanneer ik sta, in een hoekje van het kamp, mijn voeten geplant op jouw aarde, het gezicht verheven naar jouw hemel, dan lopen me soms de tranen over het gezicht, geboren uit een innerlijke bewogenheid en dankbaarheid, die zich een uitweg zoekt. Ook ’s avonds, wanneer ik in m’n bed lig en rust in jou, mijn God, lopen me soms de dankbaarheidstranen over het gezicht en dat is míjn gebed.’

Of zoals haar volksgenoot Paulus het schreef: ‘Dit alles gebeurt omwille van u, zodat Gods goedheid, die zich door steeds meer mensen verbreidt, ook tot steeds meer dankzegging leidt, tot eer van God.’
Zo is het! Lof zij U Christus! Amen

meditatief orgelspel + collectemoment

lied     Ruwe stormen mogen woeden

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden         

lied     Heer, U bent mijn leven

zegen