zingen           Psalm 33:1,2

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Wie anders kan de wereld overwinnen dan iemand die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? Hij, Jezus Christus, is gekomen door water en bloed – niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest getuigt ervan, omdat de Geest de waarheid is. Er zijn dus drie getuigen: de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend.’ (1 Johannes 5:5-8)

zingen                       Lied 705 ‘Ere zij aan God de Vader’

geloofsbelijdenis

zingen           Hemelhoog 609 ‘Machtig God, sterke Rots’

schriftlezingen       Genesis 1:1-5, Matteüs 28:16-20 en 2 Korintiërs 13:11-13

zingen           Lied 704 ‘Dank, dank nu allen God’

lezen Heidelbergse Catechismus Zondag 8 Als opmaat voor de preek

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Elke keer valt het me weer op dat de Catechismus van die goede vragen kan stellen: kort en krachtig, zo helemaal to the point. En regelmatig ook heel modern: ‘Wat nut u de opstanding van Christus of zijn hemelvaart? Met andere woorden: wat heb je eraan?
Ook de vraag over de Drie-eenheid draait er niet omheen, maar stoot direct door naar de kern: ‘Wanneer er maar één goddelijk Wezen is, waarom spreekt gij dan van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest?’ Oftewel: als we in één God geloven, net als de Joden, net als de moslims, waarom dan toch drie? 1+1+1= toch geen één?!?!

De moslims spreken in dit verband zelfs over godslastering, ‘sjirk’ in het Arabisch. Allah is één en Hij heeft geen partners en zeker geen zonen of dochters. Aldus de Islam die de Drie-eenheid dan ook verwerpt, als godslastering.
En ook de Jehova’s Getuigen ontkennen deze. En er zijn ook christenen die er grote moeite mee hebben. En jongeren in de kerk, die zich afvragen: ‘God één en toch drie? Dat is toch heel moeilijk te rijmen? Waarom is dat zo eigenlijk zo belangrijk om te geloven? Kunnen we het niet simpeler houden?’

Ja, waarom zouden we hierin geloven? Aldus die vraag van de Catechismus, zonder omwegen. Ja, waarom? ‘Omdat God Zich in zijn Woord zo geopenbaard heeft.’
‘Is dat geen dooddoener? Waarom geloof je dat de enige God in drie personen bestaat: Vader, Zoon en Heilige Geest? Omdat het in de Bijbel staat. Ja, dan ben je toch uitgepraat?! Bovendien, wijs mij maar eens aan waar ik in de Bijbel het woord ‘Drie-eenheid’ of ‘Drie-enige’ vind… Nergens dus. Dus wat wil die Catechismus nou?

Allereerst klopt het inderdaad dat het begrip ‘Drie-eenheid’ zo letterlijk nergens in de Bijbel voorkomt. Maar de inhoud dus wel. Of zoals de Catechismus het specifieker formuleert: ‘God heeft zich zo in zijn Woord geopenbaard, dat deze drie onderscheiden personen (dus Vader, Zoon en Heilige Geest) de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.’ De Here God, de ene, de enige God, laat Zich in de Bijbel dus zo kennen, als Vader, Zoon en Heilige Geest.
Dat is het patroon door heel de Bijbel. Neem Genesis 1, dat we vanavond ook lazen. Ik las daar mooie dingen over in het prachtige boek Zondagmorgen van Willem Jan Otten, dat hij schreef over het kerkelijk jaar. Bij deze zondag, zondag Trinitatis dus, verwijst hij ook naar Genesis 1. Dat begint met de Geest van God die over de wateren zweeft. Het is de Geest ván God. Ja, het gaat hier om één Schepper, en niet om een groepje goden, die ruzie met elkaar hebben en dat conflict leidt dan tot de schepping, zoals allerlei scheppingsmythen van de omliggende volken en culturen toentertijd stelden. Nee, het is de Geest van de ene God, die als een vogel over de oerwateren zweeft: wakend, broedend. Ze heeft een plan. Vervolgens voert de Maker dat plan uit. Hij gaat scheppen. Het licht. De dag, en alles wat volgt. Maar daarbij is God ook de Genieter die liefdevol vaststelt dat het maaksel, die schepping, goed is uitgevoerd. Willem Jan Otten wijst zo op drie hoedanigheden in die ene God: plannen, uitvoeren en genieten. Het is een verwijzing naar de drie personen in die ene God. En, dacht ik erbij: diezelfde God spreekt dan verderop als Hij de mens gaat scheppen: ‘Laten wij mensen maken, die ons evenbeeld zijn.’ ‘Wij, ons’… Natuurlijk, dat kun je verklaren als een zgn. pluralis majestatis, een majesteitsmeervoud, maar tegelijk zag de klassieke theologie in dat meervoud een verwijzing naar het meervoud in de ene God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Zoals ze dat ook zag in die drie personen die bij Abraham op bezoek komen en dan blijkt het God zelf te zijn: drie en toch de ene God.

In het Nieuwe Testament wordt die openbaring van God, als de Drie-enige, explicieter. In de grote opdracht die Jezus geeft in Matteüs 28, ook dat lazen we, om alle volken bekend te maken met het Evangelie, ze tot discipelen van Jezus te maken, staat expliciet om hen te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Juist in de doop wordt Gods drievoudige naam over ons uitgeroepen, wordt zijn verbond met ons verzegeld. Zegt daarin God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest tegen ons: ‘Ik wil jouw God zijn, van de wieg tot het graf.’ En in de belijdenis van het geloof mogen wij op onze beurt dat beantwoorden. En – we hoorden het weer tijdens de afgelopen belijdenisdiensten – dan is de eerste vraag die gesteld wordt ook trinitarisch: ‘Belijd je te geloven in God de Vader, de almachtige Schepper van hemel en aarde, en in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heer, en in de Heilige Geest?’ Die vraag is in feite een samenvatting van de apostolische geloofsbelijdenis, de bekendste geloofsbelijdenis, die ook trinitarisch is opgebouwd. De Drie-eenheid van God is dus het hart van het geloof.

Iedere kerkdienst wordt ons dat ook duidelijk gemaakt, letterlijk van begin tot eind. Aan het begin van de kerkdienst klinkt de groet: ‘Genade zij u en vrede, van God de Vader, van Jezus Christus, de Here, door de Heilige Geest’. Daar laat dus de drie-enige God zich groeten. En hoe: vol genade en vrede!
En aan het eind van de dienst is er de zegen (die letterlijk aan de Bijbel is ontleend, aan 2 Korinthe 13, dat we ook lazen): ‘De genade van Jezus Christus, de liefde van God de Vader en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.’ Met die trinitarische zegen, de zegen van de Drie-enige zelf, mogen we de kerk uit, de wereld in, het alledaagse leven weer in. De hele week: de zondag, de rest van de week, het totale leven dus, valt onder het beslag van de Drie-enige.

Waarom is het geloof in de Drie-enige nu zo wezenlijk, hoort het echt tot het hart van geloof? Omdat het alles te maken heeft met wie Jezus Christus is. Volgens de islam is Hij een profeet. Volgens sommige christenen is Hij een inspirerend figuur, een heel bijzonder mens. Maar het Evangelie vertelt ons dat Hij de mens geworden  God is. God zelf, die naar deze wereld toegekomen is om ons te redden. En ook de Heilige Geest is meer dan alleen een kracht. Nee, Hij is de Geest van God, betrokken bij de schepping, maar ook de Geest van Christus, de andere Trooster, die Christus’ werk hier op aarde voortzet, die ons aan Jezus verbindt, die ons vernieuwt en heiligt. Dus zowel onze schepping, onze redding en onze heiliging zijn het werk van God zelf, als respectievelijk Vader, Zoon en Heilige Geest. Gelukkig maar, anders kwam er ook weinig van terecht. Dat maakt het geloof in de Drie-eenheid zo bevrijdend, zo beslissend, zo cruciaal.

Hoe maak je nu duidelijk dat God één is en drie tegelijk, in het missionaire gesprek, in de geloofsoverdracht? Wat is daarbij een goed voorbeeld? In oude kerken is wel eens bovenin een driehoek te zien, met daarin een oog: symbool voor God die alles ziet, maar dus wel in een driehoek. Zoals een driehoek één object is, met tegelijk drie hoeken, zo is God één en tegelijk ook drie. Een ander voorbeeld is een kaars, zoals die hier ook in de kerk staat. Het is één kaars, maar die ook licht geeft én warmte. Eén en toch ook drie.
Zelf gebruik ik op catechisatie nog wel eens het voorbeeld van de drie hoedanigheden van water: vloeibaar, bevroren als ijs en als damp/stoom. Het is allemaal water, maar toch in drie verschillende vormen. Waarbij het vloeibare water verwijst naar God de Vader, de bevroren en vaste vorm naar Jezus en de stoom of damp naar de Heilige Geest.
Het lastige bij al deze voorbeelden is dat het hier om objecten, om voorwerpen om iets onpersoonlijks gaat: een driehoek, een kaars, water. Maar God is nu juist wel persoonlijk, net als wij dat zijn. Dat maakt ons ook tot zijn evenbeeld.

In dat verband las ik een mooie vergelijking in het boekje Christelijk geloof voor eeuwige beginners, dat we op de belijdeniscatechisatie gebruikten.
Het is een soort spiegelverhaal over het meisje Anneke. Haar vader was onderwijzer. En zij zou later bij haar vader in de klas komen, wat haar trouwens helemaal niet zo leuk leek. Maar toen werd ze ernstig ziek: een zeldzame vorm van acute leukemie. Het was maar zeer de vraag of ze bij haar vader in de klas zou komen… Er was maar één oplossing: een bloedverwant moest beenmerg doneren. Haar vader bleek de enige te zijn met de juiste bloedgroep. Die bracht natuurlijk graag dat offer en zo werd Anneke gered. En toen ze hersteld was, kwam ze eindelijk toch bij haar vader in de klas. Het bleek erg mee te vallen. Wat zeg ik: aan de andere kinderen merkte ze dat hij een man was om veel van te houden. Ze werd alleen maar grootser op haar vader. Haar leven lang bleef hij een voorbeeld voor haar, hij inspireerde haar blijvend. Natuurlijk dacht ze daarbij ook regelmatig terug aan het offer dat hij, uit liefde, voor haar gebracht had, toen ze nog klein was.
Deze man was dus op drie manieren met Anneke bezig. Hij was haar vader, maar ook haar redder en haar inspirator. Een mooi persoonlijk spiegelverhaal voor de Drie-enige. God als Vader schept ons, geeft ons het leven. God de Zoon redt ons, echt als God zelf die zijn menselijk leven voor ons geeft. En God als Heilige Geest inspireert ons met zijn liefde, vervult ons daarmee. Eén God, die op drie verschillende manieren met ons bezig is: scheppend, reddend en vervullend.
God boven je, God naast je en God in je: Vader, Zoon en Heilige Geest.

Gods eenheid is dus veelzijdig. Dat bewaart ons, als het goed is, ook voor eenzijdigheid. Zoals ik ergens las: ‘Sommige christenen doen alsof de verlossing het belangrijkste werk van God is en dat God naar de schepping niet omkijkt (vervolgens leidt dat bij hen ook tot veronachtzaming van de schepping, tot verwaarlozing daarvan, met alle gevolgen van dien). Anderen zijn zo geboeid door de schepping dat ze aan de zonde en de noodzaak van verlossing voorbijzien. En weer anderen zijn zo vol van het werk van de Geest, dat ze de neiging hebben met grote stappen voorbij te lopen aan schepping en verlossing. Wie gelooft in Vader, Zoon en Geest en oog heeft voor hun werken, staat met twee benen in de volle werkelijkheid van het leven.’ En zo is het, juist de spreiding in God en in zijn werken moet ons behoeden voor eenzijdigheid.

Het is dus met twee woorden spreken als het over God gaat: z’n eenheid en z’n drieheid. De Islam bijvoorbeeld spreekt hier in feite maar met één woord. Die legt alle nadruk op Gods eenheid. Maar hebben we het dan nog over dezelfde God? Met andere woorden: is Allah gelijk aan de God die wij kennen als de Vader van Jezus Christus?
Daar wordt verschillend over gedacht onder christenen. Eigenlijk zijn er drie opties:
De eerste optie stelt Allah gelijk aan God.
De tweede stelt dat Allah het eigen beeld is dat moslims van God hebben. Hier is het tweede gebod in het geding: ‘Gij zult u geen gesneden beeld van God maken’. Dat is niet alleen een beeld van hout of steen, maar dat kan ook een eigen beeld van God zijn, toegesneden naar onszelf. Luther vergeleek moslims met de Samaritanen, die een aantal zaken echt gemeen hadden met de Joden, maar ook belangrijke inhoudelijke verschillen. Net als moslims hebben zij een verwrongen beeld van God.
De derde optie is dat Allah een afgod is, omdat er voor Jezus Christus, als Zoon van God, geen plaats is, net als voor de Heilige Geest als goddelijke Persoon.
Mij spreekt het antwoord van Luther het meeste aan. Tussen Bijbel en Koran, tussen christenen en moslims, zijn te veel raakvlakken om van een totaal andere godsdienst te spreken, laat staan van afgodendienst. Maar tegelijk is hun godsbeeld wel een verwrongen beeld van God, omdat het zo de nadruk legt op Gods eenheid en geen ruimte biedt voor de drieheid.

In God zelf is namelijk gemeenschap. Als God zich namelijk zo in de Bijbel openbaart, als één God die in drie personen bestaat, dan zal Hij dat ook in zichzelf zo zijn, buiten ons. Ook zonder ons geschapen te hebben, was God vanaf de eeuwigheid al volmaakt in liefde, in een diepe verbondenheid, in onderlinge gemeenschap.
Prachtig is dat verbeeld in die intrigerende drievuldigheidsiconen die er met name in de orthodoxe kerk te vinden zijn. Daar zie je de drie goddelijke personen in een volmaakte eenheid en liefde naar elkaar toegewend. Ze gaan als het ware in elkaar op, maar dan zo heilig, zo verheven én nabij, zo gloedvol. Maar tegelijk is het een soort halve cirkel, die open is naar jou als toeschouwer, of beter: als bidder bij dat icoon – want zo zijn ze bedoeld: om te bidden, om de Drie-enige te aanbidden. Alsof zo’n icoon zeggen wil: in die eeuwige, oneindige en volmaakte liefde die er in God, de Drie-enige, is, mag jij delen. Onvoorstelbaar, maar waar.
Op de beroemdste drievuldigheidsicoon, die van de Rus Rublev.


Daarop zie je op het tafelkleed dat op de tafel ligt, waarachter de drie personen zitten een klein rechthoekje (recht onder de kelk). Wat doet dat daar? Waar is het voor? Een verklaring is mogelijk deze: op de plaats waar dat rechthoekje zit, zat oorspronkelijk een spiegeltje. Wie voor de icoon stond, werd niet alleen aangekeken door Vader, Zoon en Heilige Geest, maar ook door … zichzelf! Je zag jezelf aan tafel met de goddelijke drie-eenheid! Opgenomen in die kring. Met jou erbij was de kring compleet. Hier word je toch stil van? En tegelijk word je door een verbijsterende vreugde overspoeld. Ik wel…

Almatine Leene, voormalig Theologe des Vaderlands, spreekt in dit verband van een rondedans, waarbij wij mensen worden uitgenodigd om naar dit voorbeeld mee te dansen. Dat is best een gewaagd beeld voor nuchtere en beschroomde protestanten als de meesten van ons zijn. Maar vergeet niet dat David voor de ark uit danste. En hoe een Psalm zingt dat heel Gods volk in het morgenlicht danst. En een oud Gezang heeft het over ‘in de hemel is een dans’.
Eigenlijk is het een prachtig en aanstekelijk beeld. God is geen strenge Alleenheerser, die boven alles en iedereen uittorent, op onmetelijke afstand. Nee, in God zelf is gemeenschap. In God zelf is er een rondedans, vol vreugde, liefde en genegenheid. En daarin worden wij genodigd om mee te doen. Of zoals een lied uit het Nieuwe Liedboek zingt:

Dans mee met Vader, Zoon en Geest,
kom binnen in hun kring,
dat wervelende samenspel
van ver voor ons begin.
De wereld van vandaag is ons
vanouds al toegedacht
als dansvloer waar de liefde leidt
en waar de hoop ons wacht.

Amen

zingen           Lied 706 ‘Dans mee met Vader, Zoon en Geest’

gebed

inzameling van de gaven

slotlied          Psalm 33:7,8

zegen

 

 

 

gebed om de verlichting met de Heilige Geest