orgelspel ‘Christ unser Herr zum Jordan kam’, BWV 684 – J.S. Bach

mededelingen

votum en groet

aanvangstekst        ‘Ontzag voor de HEER is de bron van het leven.’ (Spreuken 14:27a)

lied (door ensemble Piacevole o.l.v. Gerben Budding)          Psalm 100 – Jan-Willem van Ree (uit: Cantate over Psalm 100)

de dopelingen worden binnengebracht

doopformulier

doopgebed

doopvragen

kindermoment

Dit keer heb ik weer iets meegenomen. Wat is dit? Een kastanje, nog in z’n bolster. De buitenkant is stekelig en hard, maar wat binnenin zit is zo mooi: bruin, glanzend, rond. Ik ben gek op kastanjes. Jullie ook? Nu is de tijd hè, dat ze uit de boom komen vallen. Myrthe en ik hebben van de week honderden van die kastanjes geraapt. Dus ik dacht, ik neem een doos mee.
Maar er hoort nog wel een verhaal bij. Want zo gaat dat in de kerk hè. Daar vertellen we graag verhalen, over God, over onszelf.
Ik dacht, wij mensen kunnen wel een beetje op zo’n kastanje lijken. Met die bolster dan. Stekelig, hard. Dat heb je misschien ook wel eens bij andere kinderen. Dat je denkt: ‘Mmm, ik weet het niet. Die reageert soms zo vreemd. Die doet soms zo raar.’ Of je herkent het bij jezelf. Waarom doe ik nou zo? Waarom reageer ik nou zo? Maar dat is de buitenkant. Je moet altijd verder kijken. Naar de binnenkant, naar het hart. Weet je wie dat heel goed kan? De Here God. Hij kent ons, van buiten én van binnen. En Hij wil dat we zo mooi gaan glanzen als een kastanje. Dat Hij van ons genieten kan, dat anderen van ons genieten kunnen. Blij van ons worden.
Dat God dat wil, laat Hij ook in de doop zien. Dan vindt God ons al zeg maar. En dan zegt Hij: Jij hoort bij mij. En met jou wil ik verder. Je hele leven door. Dat beloof ik je, in die doop. Al als je heel klein bent, zoals bij Ruben, Loïs en Sebastiaan. En net zo goed ook bij jou.
Tegelijk wil ik nog één ding zeggen. Die kastanjes moet je niet in een tas laten zitten. Nee, je moet je ze wel goed droog wrijven, anders gaat het niet goed met die kastanjes. Weet je wat er dan gebeurt? Dan gaan ze schimmelen. Dan worden ze vies en gaan ze stinken.

Zo is het ook met het geloof. Daar moet je wel goed voor zorgen. Niet wegstoppen zeg maar en er niets mee doen. Dat is zonde! Je moet het goed verzorgen. Hoe? ‘Lees je Bijbel, bid elke dag’ zegt een liedje. Inderdaad. En gelukkig zijn er ook anderen die je daarbij helpen, thuis, op school, in de kerk, op de kindernevendienst, op club.
Maar het begint allemaal met God. Dat zien we nu ook in de doop. Die van Ruben, Loïs en Sebastiaan. We kijken daarnaar en zijn heel stil en eerbiedig, want daarin horen we God zelf en zien we veel verder dan de buitenkant alleen. Kijk en luister maar goed!

bediening van de Heilige Doop aan Ruben Thomas de Groot (Kolossenzen 3:12), Loïs Maria Evelina Hage (Psalm 100:5) en Sebastiaan Laurens Zaadhof (Spreuken 9:10)

zingen           Gezang 335:6,8,9

vraag aan de gemeente

de doopkaarsen worden aangestoken en de doopkaarten overhandigd door ouderling van dienst Caroline van der Schoot

de dopelingen worden weggebracht en de kinderen gaan naar de kindernevendienst 

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing            Job 28:12-28

zingen           Gezang 304:1,3

tekstlezing   ‘En Hij sprak tot de mens: “Ontzag voor de Heer – dat is wijsheid; het kwaad mijden – dat is inzicht”.’ (Job 28:28)

verkondiging                      Thema: wat is wijsheid?

Gemeente van Jezus Christus, Tom en Esther, René en Annelous, Sander en Tessa,

‘Kennis spreekt, maar wijsheid luistert.’
Deze wijze uitspraak kwam ik van de week ergens tegen.
‘Kennis spreekt, maar wijsheid luistert.’

Dat bleek zeker ook toen ik keek naar Jinek. Daar was Famke Louise te gast. Zij was één van de BN-ers, die mee had gedaan met de actie ‘Ik doe niet meer mee’, waarin ze aangaven moeite te hebben met de coronamaatregelen en ook de nodige vragen aan de regering stelden. Ze kregen al direct veel over zich heen. Famke Louise had toch de stoute schoenen aangetrokken om in die talkshow te gaan zitten. Dat viel niet mee. Haar verhaal was niet heel samenhangend, zacht gezegd.
Tegenover haar zat Diederik Gommers, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Iemand die de coronacrisis zeer ter harte gaat en juist vanuit zijn professie daar veel wat weet en kan vertellen. Maar in plaats van gelijk zijn kennis te etaleren luisterde hij eerst heel goed naar haar. Hij hoorde haar frustratie over de beperkingen. Hij hoorde ook haar zorg om mensen die het economisch moeilijk hebben, die zelfs te kampen hebben met armoede. Hij luisterde en bracht dit ook onder woorden. Heel empathisch. Heel wijs dus, om vervolgens met diezelfde wijsheid ook uit te leggen hoe belangrijk het is om toch vol te houden. Hij bood ook aan om hier nog verder met haar en anderen over door te spreken. Blijkbaar werkte deze wijsheid aanstekelijk, want een dag later trok Famke haar steun aan ‘Ik doe niet meer mee’ in, en betuigde spijt.

‘Kennis spreekt, maar wijsheid luistert.’ Geldt dat ook niet voor hoe je met je kinderen omgaat? Jullie kunnen dat toch ook beamen. Begint het niet met luisteren? Al toen je kind nog ongeboren was en de doptoner op je buik werd gelegd en je het hartje hoorde kloppen… Zo wonderlijk. Zo ontroerend. Zo dankbaar stemmend. Maar ook daarna blijf je luisteren. Als het huilt – wat zit er achter? Wat bedoelt het als het de eerste woordjes begint te spreken. Wat hoor je als je zoon of dochter tegen je zegt: ‘Luister nu eens echt naar mij!’ Enzovoort, enzovoort.

‘Kennis spreekt, maar wijsheid luistert.’
Vanmorgen luisteren we naar één van de allermooiste bijbelgedeelten over de wijsheid: Job 28. Zeker ook daar blijkt dat wijsheid iets anders is dan kennis, dan een bepaald IQ of kundigheid. Kijk, als het daarover gaat, is de mens tot veel in staat. In het eerste deel van Job 28 wordt dit geïllustreerd aan de hand van hoe de mens de diepten van de aarde ontdekt, en de schatten die daar op te delven zijn: goud, zilver, edelstenen, ijzererts. Ook in de bijbelse tijd was er dus al mijnbouw. In poëtische taal wordt die kennis en kundigheid van de mens bezongen.
Intussen weten wij anno 2020 nog veel meer, over de diepten van de aarde en de oceanen, over het immense heelal, maar ook over de kleinste bestanddelen van de materie: atomen, protonen, neutronen en elektronen. En de wetenschap staat niet stil. We plukken er de vruchten van via bijvoorbeeld de medische wetenschap en de computerwetenschap. De menselijke kennis en kundigheid zijn tot grootse dingen in staat.

Maar wijsheid is toch iets anders. Daarover begint ons gedeelte, met de vraag: ‘Maar de wijsheid – waar moet je haar zoeken, en het inzicht – waar is het te vinden?’ De vraag wordt in vers 20 weer herhaald, als een refrein: ‘Waar is de wijsheid, het inzicht te vinden?’
Wijsheid dus als inzicht, in het leven, in de zin, de betekenis ervan. Wijsheid als levenskunst: hoe kom ik het leven door? Hoe kan ik het best met anderen omgaan? Dus ook hele praktische levenswijsheid. Waar vind je die? Die komt je niet aanwaaien. Dat gaat niet vanzelf. Al zegt het spreekwoord: ‘wijsheid komt met de jaren’. Maar lang niet iedere oudere is persé wijs.
O nee, Job is eigenlijk heel rigoureus als het over de wijsheid gaat, vers 13: ‘geen sterveling kent de weg erheen, de wijsheid is niet in het land der levenden.’ Een mens mag dan wel de grootste schatten opdelven uit de aarde, de wijsheid is nog veel kostbaarder, maar ze is niet te koop.
Ook de zee, de vogels in de lucht – voor hen is de wijsheid verborgen. Ja, de enigen die er een gerucht van vernomen heeft, is de dood, zegt vers 22.
Een intrigerend zinnetje trouwens. Juist in het aangezicht van de dood, aan de grens van het bestaan, kun je iets van de wijsheid merken. Waarom? Omdat dan zoveel wegvalt, zoveel waar je je altijd druk om gemaakt hebt: je carrière, je bezit, je geld. Je moet dat allemaal loslaten. Zoveel wordt dan zo betrekkelijk. Maar ook zoveel menselijk gedoe. Wat had het voor zin, nu de dood daar is? Wat houd je dan over? Wie? Ja, de dood brengt ons bij onze grenzen, maar hopelijk vooral bij de God van dood en leven.

En weet je, dan zijn we bij dé vindplaats van de wijsheid. Bij Degene die de wijsheid als geen ander kent en doorgrondt, die als geen ander zélf wijs is: de Here God.
Dus: wil je wijs worden en wijs blíjven? Dan moet je dus bij Hem zijn!
Onze tekst zegt het ook klip en klaar, dat God het tegen ons zegt: ‘Ontzag voor de Heer.’ Of zoals het in de Statenvertaling staat: ‘de vreze des Heren, dat is wijsheid. Hier ben je dus bij de bron van de wijsheid…
‘De vreze des Heren’… Ik geef toe: dat klinkt nogal plechtig. Maar toch is het een prachtige, en vooral rijke uitdrukking. Je komt die op vele plaatsen in de Bijbel tegen. Ze behoort echt tot het Bijbels ABC zeg maar. Een bronwoord, zoals Henk Vreekamp het noemde. Er ontspringt zoveel uit.
De vreze des Heren is geen angst. Dat roept dat woord misschien in onze taal op, maar vanuit het Hebreeuws is dat het echt niet. Wel ontzag, eerbied, dat ook wel de notie van huiver kan hebben. Want we hebben het hier wel over de Here God. De Schepper van alles wat is. Die er altijd geweest is en altijd zal zijn. De Eeuwige. De Heilige, die volmaakt goed is. Dus geen maatje van ons, laat staan dat we Hem in de broekzak hebben. Nee, dat denken is dwaas.
Wijs is juist dat besef van ontzag voor de HEER, die diepe eerbied, dat grote respect voor Hem.
Ik hoop dat onze kinderen, de jongste generatie van de gemeente, dat ook aan ons zal merken. Dat we datzelfde ontzag voor de Here God kennen, hoe we over en tot Hem spreken. Dat we vol ontzag en verwondering over Hem vertellen, over zijn eigenschappen, over zijn daden, over zijn grootheid én nabijheid. Dat ze dat ontzag en die eerbied merken in onze kerkdiensten, onze activiteiten, maar ook thuis. Op zondag en door de week.
Nee, geen angst. Laat staan dat we kinderen bang maken met God en het geloof. Dat is helaas te vaak gebeurd, met alle kwalijke gevolgen van dien. De vreze des Here is geen angst voor God. Bij dezelfde Henk Vreekamp las ik een prachtige uitspraak van ene A. Gans, een Jood: ‘Elke jood weet, dat God vrezen niet bang zijn voor God is; het is in deemoed luisteren naar zijn stem.’ Daar kan een christen alleen maar mee instemmen. ‘God vrezen is niet bang zijn voor God, maar in deemoed luisteren naar zijn stem. ‘In deemoed’ betekent nederig, heel goed wetend dat God God is en jij een mens: klein, beperkt, afhankelijk. Dan ben je wijs.

Luisteren naar zijn stem… Inderdaad, dat is wijsheid. ‘Kennis spreekt, maar wijsheid luistert.’ Luisteren naar Gods stem. Naar zijn Woord, die ‘rijke schat van wijsheid’, zoals een lied de Bijbel noemt. Daarin kun je zoveel wijsheid vinden, wijsheid voor dit leven, voor het leven met God, met de ander, voor het leven hier en voor het leven straks.
Wijsheid is God vrezen, is luisteren naar zijn stem. In zijn Woord. En door Zijn Heilige Geest. Want Hij brengt die stem van God zó dichtbij, dat hij doorklinkt in je hart, een stem die precies aansluit bij jouw eigen levensverhaal, bij wat jij nodig hebt, wat goed voor jou is, wat God op dat moment van jou vraagt.
Die Heilige Geest doet niets liever dan je brengen bij Jezus, de kern van Gods Woord. Of zoals Paulus schrijft in de Kolossenzenbrief: ‘Christus, in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen.’ ‘Alle schatten van wijsheid en kennis’… Wijzer kun je het niet krijgen dus.
Wil je groeien in wijsheid en inzicht? Dan zul je zeker bij de Jezus Christus moeten zijn. Als een discipel van Hem leren, bij Hem blijven, ín Hem zijn. Hoe Hij met mensen omging, hen niet afschreef. Hoe hij Gods liefde voorleefde en uitleefde. Hoe Hij vertelde over de grootste schat, over Gods koninkrijk zoeken en zijn gerechtigheid. Hoe Hij ons de weg wijst door het leven, in zijn spoor. Dat is de wijsheid optima forma.

Ja, dat is ook heel praktisch. Zoals onze tekst ook vervolgt: ‘Het kwaad mijden – dat is inzicht.’ Het kwaad mijden. Dat links laten liggen. Je daar niet door laten inpalmen. ‘Nee’ zeggen én doen tegen wat kwaad is en kwaad doet. De wijsheid is dus tweeledig: God vrezen en het kwaad mijden, luisteren én doen, horen én gehoorzamen.
O ja, dat gaat met vallen en opstaan. Daar hadden we het over tijdens het voorgesprek. Dat wij mensen helaas behept zijn met het virus – noem het zo maar even – met de geneigdheid dus om het goede niet te doen, om het kwade juist niet te mijden. Die neiging zit er al van jongs af aan in. Het is vanmorgen bij de doopvragen ook weer eerlijk uitgesproken. Want jullie en jullie kinderen – wij allemaal – we zijn daarop helaas geen uitzondering.
Maar weet je, het mooie is dat als eerste juist de vreze des Heren wordt genoemd, het ontzag voor Hem. Het begint namelijk met Hem. Hij is ons voor. Altijd weer! Dat laat de doop ook zo prachtig zien. Voordat jullie kind iets kan zeggen, dus ook kwade dingen zal zeggen, voordat het überhaupt iets zal vinden en doen, dus ook het goede zal nalaten, missers zal maken, zonden zal doen en bedenken, daarvóór heeft God zijn antwoord al gegeven, zijn remedie, zijn genade. Het watermerk van de doop vertelt onuitwisbaar van reiniging, van vergeving, van vernieuwing. Daar kun je toch alleen maar diep onder de indruk van zijn, een heilig ontzag voor hebben, God vrezen en liefhebben met heel je bestaan?! De Vader die ons onvoorwaardelijk aanneemt, de Zoon die zichzelf hiervoor gegeven heeft, de Geest die niet moe wordt om dit geheim in ons hart te schrijven.
En als je daar van onder de indruk bent en blijft – want dit geldt levenslang! – dan zul je toch, uit diepe dankbaarheid, niet anders willen dan het kwade mijden, het goede doen, oftewel: ook die andere, praktische kant van de wijsheid laten gelden.

Ergens in Spreuken staat: ‘Ontzag voor de HEER’ – dus de vreze des HEREN – ‘is de bron van het leven.’ Hier vind je dus het ware leven, het ‘goede leven’, zoals ons jaarthema luidt. Bij de vreze des HEREN, het ontzag voor Hem.
Dat wil niet zeggen dat het een onbezorgd leven is, een rimpelloos bestaan. Niet voor niets staat onze tekst in het bijbelboek Job. Job wist als geen ander dat je bestaan ook kan gaan schudden op zijn grondvesten. Hij was heel veel kwijtgeraakt, tot z’n eigen kinderen toe. Vreselijk. Het lijden van Job was immens.
Maar toch raakte hij God niet kwijt. O ja, hij bestookte Hem met zijn klachten en zijn vragen. Hij begreep van God niet veel. Ja, dat dachten zijn vrienden wel te weten. Zij dachten precies te weten hoe God is en handelt, waarom Job dit allemaal mee moest maken. Zij hadden God bij wijze van spreken in hun broekzak, helemaal op hun maat toegesneden.
Maar dat is geen vreze des Heren, dat is geen ontzag voor Hem. Dat is geen wijsheid. Nee, dwaas is dat. Wijs zijn, de HEER vrezen, betekent dat je juist weet dat je God niet na kunt rekenen, dat Hij ook verborgen is, dat zijn wegen ondoorgrondelijk en onbegrijpelijk kunnen zijn. Maar ook al begrijp je God niet, je weet dat je Hem wel kunt vertrouwen, dat Hij je door het diepste donker blijft leiden, ook al zie je er soms maar weinig van. Niet zien, niet begrijpen, maar toch geloven, toch vertrouwen, dat je uit zijn hand niet valt.

Dat ontzag, die godvrezendheid, dat vertrouwen is wijsheid. Ik hoop dat je dat herkent en dat je kinderen en anderen, dat in jou en mij zullen herkennen.
Of zoals René van Loenen dichtte in een prachtig lied, dat eigenlijk een uiting van vertrouwen is, een credo, een geloofsbelijdenis:

Hij die is en die was
en die altijd zal zijn
de aanwezige, God.

Onvoorstelbaar is Hij,
het begin van wat is
en ons denken voorbij.

Als een herder is Hij,
schild en gids voor zijn volk
in de barre woestijn.

Onder mensen kwam Hij
als een kind in de nacht,
even kwetsbaar als wij.

Hij had lief en deed recht
tot Hij brak aan het kruis,
want Hij moest uit de weg.

Hij die redt is het zaad
dat ontkiemt en verrijst
want Hij leeft onder ons.

Aan de oever staat Hij
met brood, met de vis
en Hij roept onze naam.

Niet gebonden aan plaats,
niet aan tijd, is Hij toch
hier en nu ons nabij.

Hij zegt: vrede zal zijn
waar het brood en de wijn
wordt gedeeld in mijn naam.

Amen

meditatieve muziek + collectemoment ‘Domine Deus’ uit Gloria in D – A. Vivaldi (sopraan Nanette Mans)

zingen           ‘Gloria in excelsis Deo’ uit Gloria in D – A. Vivaldi

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden         

slotlied          ‘Rejoice in the Lord alway’ – H. Purcell

zegen

uitleidend orgelspel Praeludium in C-dur, BWV 547 – J.S. Bach