orgelspel 

welkom en mededelingen 

zingen           Psalm 107:1 ‘Gods goedheid houdt ons staande’

stil gebed

votum en groet

 

aanvangstekst     Dit is Gods woning, hier vind ik zijn tafel,
                                  hier komt Hij tot ons in brood en in wijn.
                                    Hier vieren wij zijn genade en goedheid,
                                    mogen wij blij voor zijn aangezicht zijn. (Hemelhoog 522:3)

zingen           Hemelhoog 522 ‘Dit is een huis om de Heer te ontmoeten’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kindermoment

Vandaag heb ik iets meegenomen. Het is een soort koffertje. Wanneer heb je een koffer bij je? Een grotere dan hè? Als je op reis gaat. Dit is een heel bijzonder koffertje. Moet je kijken. Er zit een avondmaalstel in. Alleen veel kleiner. Je kunt het zo meenemen. Bijvoorbeeld meenemen naar een zieke, of iemand anders die niet meer naar de kerk kan komen, niet meer naar de kerk om hier het avondmaal te vieren. Dan kan de kerk naar diegene toekomen om thuis het avondmaal te vieren. Dan nemen we dit koffertje mee. Hier gaat de wijn in. Hier het brood in en op.
Mooi hè?! Eigenlijk geeft dit ook heel mooi aan hoe het avondmaal bedoeld is. Om mee te gaan het leven door. Elke keer weer mogen we het vieren om zo stil te staan bij wat Jezus voor ons gedaan heeft en tegelijk ook steeds meer te verlangen naar het grootste feest als Hij zal terug komen. Dan zal er genoeg zijn voor iedereen!

schriftlezing            Lukas 14:12-24

zingen           Lied 990:1,2,3 ‘De laatsten worden de eersten’

tekstlezing   ‘Kom, want alles staat klaar.’ (Lukas 14:17d)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Jaren geleden – we woonden nog in Nieuw-Vennep – ging de telefoon. Het was een gemeentelid. Ze werkte bij een klassieke televisiezender. Ze viel direct met de deur in huis: ‘Voor vanavond heb ik twee kaartjes voor de Matthäus-Passion in het Concertgebouw. Hebben jullie zin om te gaan?’
Zin zeker. Maar het was wel heel kort dag voor deze uitnodiging. Gelukkig hadden Mirjam en ik geen andere bezigheden die avond. En dus reden we die avond naar Amsterdam. Het werd een onvergetelijke en ontroerende uitvoering, in één van de allermooiste concertzalen ter wereld.

Over uitnodiging gesproken… In Jezus’ verhaal gaat het daar ook over. De uitnodiging voor een groot feestmaal. Ook dat moet onvergetelijk worden. Tal van gasten worden uitgenodigd. En dat ging in die tijd altijd in twee instanties. De eerste keer werd aan de beoogde gasten meegedeeld dat er een feest op stapel stond. Zodoende kon de organisator alvast inschatten wie er zou komen en tegelijk konden de genodigden alvast zich erover verkneukelen en ernaar uitzien.
Op de dag van het feest zelf gingen de knechten nogmaals bij de genodigden langs om hen mee te nemen. Zo persoonlijk ging het er aan toe.

Maar bij dit feest gebeurt er iets pijnlijks. Hoewel alles klaar is – de pannen al staan te pruttelen, het versgebakken brood al heerlijk geurt en het tafelzilver al ligt te blinken op de prachtig gedekte tafels – ondanks dat komen er allerlei verontschuldigingen. De één heeft een akker gekocht die nog bekeken moet worden, een ander moet z’n pas gekochte ossen nog keuren en weer een ander is net getrouwd. Het zijn natuurlijk smoezen van niks om niet te komen. Want wie koopt er nou een akker zonder die éérst te bekijken?! En wie koopt er nu blind een stel koeien?! En je kunt je pasgetrouwde vrouw toch ook gewoon meenemen naar dat feestmaal?!
Andere uitleggers verwijzen naar Deuteronomium waar in de geboden staat dat opgeroepen mannen om deze redenen niet hoeven deel te nemen aan een oorlog. Maar dat maakt het alleen maar nóg beledigender voor de gastheer. Alsof zijn feestmaal iets vreselijks is, iets levensbedreigends!
Hoe dan ook, al deze uitvluchten, deze verontschuldigingen, zijn een klap in het gezicht van de gastheer.

En natuurlijk is hij daarom ook diep teleurgesteld, woedend zelfs. Maar in plaats van verongelijkt te doen en het feest te cancelen, schakelt hij door. Als deze mensen niet willen, dan gaat hij anderen nodigen. Want de feestzaal moet vol. Zo royaal is deze gastheer wel.
Vervolgens stuurt hij zijn knechten eropuit om armen en kreupelen, blinden en verlamden uit te nodigen. Mensen die helemaal niet verwacht hadden dat zij uitgenodigd zouden worden. In die tijd waren maaltijden namelijk een soort sociale barometers: ‘Zeg me met wie je eet, en ik zal zeggen wie je bent.’ Nou, dan nodigde je zulke mensen allicht niet uit. Niet goed voor je status en imago. Bovendien waren maaltijden toen ook helemaal gestoeld op het principe van wederkerigheid. Jij nodigt iemand uit, in de stellige verwachting dat diegene jou dan ook weer uitnodigt. Nou, dat werd heel lastig met zulke armen en gehandicapten. Die waren toch helemaal niet in staat om zo’n feestmaal te geven, dus die werden ook nergens uitgenodigd.
Maar deze gastheer is, zoals gezegd, royaal. Hij wil vooral geven, zonder terug te ontvangen. Hij wil dat de zaal vol raakt. Dus als er nog lege plekken zijn, worden zijn knechten er nogmaals op uit gestuurd om in de heggen en de steggen de verschoppelingen op te halen. ‘Dwing ze om binnen te gaan’, luidt de opdracht zelfs letterlijk.

‘Wacht even, geloven is toch niet iets van dwang! Is het daarin niet ook vaak fout gegaan, wat alleen maar averechts werkte!’
Nee, hier wordt geen letterlijke dwang bedoeld. En al helemaal geen geweld. Dat staat haaks op de Heer die vrede wil en onze vrede ís, die onze vrijheid respecteert, ook de vrijheid om niet te willen, ‘nee’ te zeggen. Maar dat is Hem niet om het even, o nee: Hij gunt het ons zo, gemeente! Juist ook hen, die niet kunnen geloven dat zíj welkom zijn. Gezien hun status, hun verleden, hun gevoel van eigenwaarde. Zij denken dat zij er buiten vallen. Misschien denk je zo ook wel over jezelf. Nou, zulke mensen mogen juist met klem uitgenodigd worden. Bij wijze van spreken bij de arm genomen worden en zo meegenomen, binnengehaald: ‘Kom maar. Jij bent echt welkom. De gastheer zal zo blij zijn als jij ook komt. Want echt, alles is klaar.’
En zo raakt de feestzaal alsnog vol, met hele andere gasten dan aanvankelijk genodigd.

Jezus besluit dit verhaal, deze gelijkenis, met de woorden (vers 24): ‘mijn feestmaal.’ Hij blijkt de gastheer te zijn van dat grote feestmaal waarover Hij vertelde. Dat feestmaal waar ‘alles klaar staat’, zegt onze tekst.
‘Alles staat klaar’. Dus nu al. Het leven met en door Jezus Christus is een feestmaal. Is een grote vreugde. Een diepe blijdschap. Is geluk in het kwadraat. Is smaken dat de Heer goed is.
En daarvoor nodigt Hij. Iedereen. Want Hij is ruimhartig. Hij is royaal. Hij wil dat zijn huis vol wordt.

Die nodiging komt ook bij ons. Telkens als het Evangelie verkondigd wordt. En als het gevierd wordt bij de maaltijd van de Heer, het avondmaal. Ja, ‘alles staat klaar’ doet zo denken aan ‘Kom dan, want alles is gereed.’
Maar ik zei al: Hij respecteert onze vrijheid. Die uitnodiging kunnen we ook naast ons neerleggen. Die vreselijke en verdrietige mogelijkheid noemt Jezus zelf ook heel eerlijk en confronterend in die verontschuldigingen om niet te gaan naar het feestmaal.
Waardoor je er dus naast grijpt. Als je andere zaken laat voorgaan, net als die mensen met hun verontschuldigingen. Je carrière bijvoorbeeld, je status. Dat laat je zwaarder tillen. Dat krijgt prioriteit. Of je relatie. Je studie. Je vrije tijd. Je spullen. Er kan zoveel zijn wat je afleidt, wat je afhoudt van Jezus Christus, van  zijn wil, zijn Woord, zijn Geest. En dat is zo zonde, want dan verspeel je het wel.
Dat kan ook als je net als die Farizeeën en die wetgeleerden te hoogmoedig bent, te eerzuchtig. Je verheven voelen boven anderen. Ja, zulke hoogmoed, die eerzucht, zelfs in de vermomming van nederigheid, kan ons ook te pakken krijgen, gemeente. Dat het in feite om onszelf draait. Maar bij de Gastheer die Christus is, zul je dat moeten loslaten, je ego, niet gericht zijn op wat je allemaal kunt krijgen, maar wat je mag geven.
Ook gearriveerdheid kan ons in de weg zitten. Zo van: ‘Ik heb wel recht op zo’n plekje aan tafel bij Christus. Dat heb ik toch wel bewezen? Zeker als ik me vergelijk met anderen.’ Maar nee, het is een groot voorrecht dat je uitgenodigd wordt om feest te vieren met de Heer. Het is een grote genade dat Hij je nodigt en laat delen in zijn goedheid. Dat je zijn kind, zijn vriend mag zijn, zoals we vorige week nog hoorden in de Schoolkerkdienst. Daar is niets vanzelfspekends aan. Niemand komt vanzelf, automatisch op dat feestmaal van de Heer.

Dat is de ernst van Jezus’ woorden van vanmorgen, gemeente. Zijn uitnodiging is royaal en zijn grote feestmaal komt er. Met of zonder jou. Mis hem dus niet.
Aan Jezus ligt het niet. Hij is niet zo scherp naar de farizeeën en wetgeleerden om hen af te schrijven – integendeel! – maar om hen en ons juist wakker te schudden. Om zijn uitnodiging aan te nemen. En dat niet uit te stellen. Nee, ‘alles staat klaar.’ Dit is het Uur U. Laat Hem dan niet staan. Maar val Hem in de armen. Laat zijn genade je smaken! Ook straks, bij zijn maaltijd, die van het heilig avondmaal. Laat zijn genade je smaken en veranderen.
Want in zijn spoor gaat de boel op z’n kop. Worden laatsten de eersten. Eet Hij met tollenaars en zondaars. Worden juist zij genodigd die niets terug kunnen geven, die worstelen met allerlei beperkingen.
Jezus had oog voor hen en nodigde hen uit. Zullen wij hen dan ontlopen? De mensen die door zovelen met de nek worden aangekeken, die buiten de boot vallen, die in de hoek zitten waar de klappen vallen? Dat zou niet alleen een trap op hun ziel zijn, maar ook op die van Jezus zelf.
Als Hij de Gastheer is, zullen wij dan in zijn spoor ook niet gastvrij zijn. Hier in onze kerk. In onze levens. Of zoals Jaap Zijlstra dichtte:

GASTVRIJ

Of ik mijzelf heb uitgedeeld
dat is de vraag
en daar wil ik omheen.
Ik zing zo graag:
welk een vriend is onze Jezus,
maar zijn vrienden
zijn dat ook mijn vrienden?
Ik zit lelijk in de maag
met zijn maaltijd
want die lammen en die blinden
zijn die aan mijn maaltijd
wel te vinden?
Hij geeft mij brood en wijn,
stelt liefdevol de vraag
of ik er ook voor hem wil zijn,
voor hen.
Het rommelt in mijn maag.

Amen

zingen           Lied 800:1,3,5 ‘’Wat zou ik zonder U geweest zijn’

lezing avondmaalformulier

zingen  Lied 379:1,2,3 ‘Breek ons, Heer, het brood’

viering Heilig Avondmaal

lezen Jesaja 25:6-9

gedenken overleden gemeenteleden

dankgebed en voorbede 

inzameling van de gaven

slotlied         Psalm 107:3,4 ‘Zij mogen God aanbidden’

zegen

orgelspel