aanvangslied          Psalm 107:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand.’  (Psalm 23:5a)

zingen      Psalm 107:3

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

schriftlezing                        Lukas 15:1-7

zingen           Gezang 50:1,2

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Ergens in een museum in Venetië hangt een prachtig schilderij van de Italiaanse schilder Veronese. Het laatste avondmaal, deze titel had de schilder eraan gegeven. Maar de Inquisitie, de kerkelijke rechtbank, was not amused over dit schilderij, zacht gezegd. Op het schilderij zijn namelijk niet alleen Jezus met zijn discipelen te zien, maar in een hoek van het schilderij zitten Romeinse soldaten te dobbelen. Er lopen zwerfhonden rond, een paar dronkaards en ook nog dwergen, Moren en Hunnen. De Inquisitie vond het allemaal maar oneerbiedig en niet passend bij Christus.
Veronese verdedigde zijn schilderij door uit de Evangeliën aan te tonen dat Jezus nu juist met dit soort mensen omging. Maar de Inquisitie bleef bij zijn mening. Uiteindelijk werd er een compromis gevonden door het schilderij een andere titel te geven: ‘Gastmaal in het huis van Levi.’ Levi, de tollenaar, die later Matteüs zou heten…

Die houding van de Inquisitie heeft veel weg van die van de Farizeeën en de schriftgeleerden in ons tekstgedeelte. Ook zij zijn not amused – wederom zacht gezegd – over de mensen met wie Jezus omgaat: tollenaars en zondaars. Sterker nog: Hij ontvangt hen, verwelkomt hen, eet met hen: in het oude oosten een teken van gemeenschap, van verbondenheid. Ze morren erover met elkaar. De Naardense Bijbel heeft het zelfs over ‘grommen’. Ze kunnen het niet uitstaan. Die boosheid komt van heel diep.

Hoe komt het toch dat die tollenaars en zondaars zo tot Jezus aangetrokken werden, als ijzervijlsel naar een magneet? Is het omdat zij vaak zelf heel goed wisten dat het niet goed zat in hun leven. Natuurlijk, ze kregen dat ook vaak genoeg te horen van anderen. Ze voelden het aan de blikken, aan het wegkijken, aan de rug die mensen hen toekeerden. Maar ze wisten het vooral zelf: ik schiet zo tekort naar God toe. Ik heb andere mensen zoveel leed berokkend. Ik heb mezelf schade toegebracht. Of door het leven ben ik hier terechtgekomen. Als slachtoffer en dader tegelijk, zeg maar. Maar hoe kom ik daaruit?
En nu is er Iemand bij wie ik welkom ben. Die me niet de rug toekeert. Die me niet verwijtend en minachtend aankijkt. Maar bij Wie ik aan tafel mag zitten. Die de maaltijd met mij deelt! Zo verbindt Hij zich aan mij…
Bij Hem vind ik vergeving. Hij gunt mij een nieuwe start. Hij zet mij weer op mijn benen en geeft me zo sterk het gevoel dat ik van waarde ben, kostbaar in zijn ogen. Ja, dan wil ik dat oude, schuldige, kapotte leven ook achter me laten en Hem volgen, bij Hem horen.

Zoals diegene die ik laatst ontmoette. Haar leven was flink door elkaar geschud, niet voor de eerste keer. Ik las uit haar bijbeltje. Er zat een lintje tussen bij Lukas 7, het verhaal over de zondares die Jezus’ voeten zalft. Dat had ze als laatste gelezen. ‘Waarom dat gedeelte?’, vroeg ik. ‘Omdat ik ook een zondares ben.’ Aldus haar korte, krachtige antwoord. Ik zag aan haar dat dit geen clichématige woorden waren, zo van: ‘We zijn allemaal zondaars. We zijn immers mens.’ Nee, dit was persoonlijk. Uit haar hart. Maar ze wist bij Wie ze terecht kon, net als die vrouw met haar kostbare fles olie, die ze als ultieme daad van liefde over Jezus’ voeten goot. Zo wilde ook zij dichtbij Jezus zijn, haar liefde aan Hem betonen, zijn genade ontvangen. Juist ook nu. Als ijzervijlsel naar een magneet getrokken…

Of is het ook andersom? Wordt Jezus naar zulke mensen toegetrokken? Dat is wel de strekking van de gelijkenis die Hij vertelt, als antwoord op het gemopper en gegrom van de Farizeeën en schriftgeleerden. Hij vertelt over een herder die op zoek gaat naar dat ene verloren schaap. En hij zoekt net zo lang tot hij het vindt.
Zo is Jezus gegaan, gemeente. Oneindig verder dan die herder. Jezus ging de weg om van God mens te worden, verliet de hemelse heerlijkheid en kwam naar deze aarde, om te zoeken wat verloren is. Om zondaren te zoeken. Om ons te zoeken. U, jou en mij. Ja, zo persoonlijk is het. Ik ben dat ene schaap…
In het Requiem van Mozart staat een prachtige zin, een gebed eigenlijk, dat dit zo raakt: ‘O ontfermende Jezus, bedenk dat ik de reden ben van uw reis.’ Als je straks aan de tafel zit, mag je dat bedenken: Ik ben de reden van Jezus’ reis, van zijn zoeken, van zijn lijden, van zijn sterven.
Dat stemt berouwvol – ik deed U dat alles aan – maar tegelijk ook dankbaar: ‘Duizend-, duizendmaal o Heer, zij U dáárvoor dank en eer.’ Zoals er in de hemel vreugde is als een zondaar zich bekeert, zo mag je in die vreugde delen. Iemand zei: ‘Zou bekering niet ten diepste dit zijn: met vreugde en dankbaarheid erkennen dat je gezocht werd en gevonden bent, weer op je plaats, daar waar je hoort.’ En dan gun je dat een ander toch ook? Dan ga je toch niet zitten mopperen en grommen als anderen, wie of wat zij ook zijn, tot diezelfde Heer aangetrokken worden, door diezelfde Heer gevónden worden? Nee, dan ben je blij met hen én met de Heer. Dan is dat gedeelde vreugde. Ook hier aan de tafel, waar Hij ons ontvangt en de maaltijd met ons deelt:

Verzadigd met één brood zijn wij,
één lichaam en Gij zijt het hoofd.
Eén lied van lof en eer maakt Gij
het leven dat in U gelooft.
O liefde die ontbloeit uit pijn
wij zijn van U in brood en wijn.

Amen

zingen   ELB 203:1,2

lezing avondmaalsformulier

gebed

nodiging

viering   aan tafel werd gelezen Romeinen 8:31-39 en gezongen Gezang 446:1,2,3,6

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied          Psalm 107:3

zegen