welkom en mededelingen 

stil gebed

votum en groet 

openingstekst

‘Geef, o God, uw wetten aan de koning,
uw gerechtigheid aan de koningszoon.
Moge hij uw volk rechtvaardig besturen,
uw arme volk naar recht en wet.
Mogen de bergen vrede brengen aan het volk
en de heuvels gerechtigheid.’ (Psalm 72:1-3)

lied (van Nederland Zingt)    Psalm Project Psalm 72

lezing gebod     uit Spreuken 25:18-28

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

kinderlied (door combo)     Evangelische Liedbundel 58 Zoekt eerst het Koninkrijk van God 

kindermoment 

Gym vond ik vroeger best leuk, maar vooral als het met een bal was: trefbal, slagbal, voetbal. In toestellen was ik minder goed. En het lastigst vond ik touwklimmen. a) Heb ik hoogtevrees maar b) ik kwam nooit zo hoog, want na een paar meter leek het wel alsof er pap in mijn armen kwam, en dan begon het te ongelooflijk te kriebelen in mijn buik, en ik kon het niet meer houden. En liet me naar beneden glijden. De gymlerares snapte het wel. Ik was er gewoon niet goed in. Het lukte me niet. Andere dingen beter, zoals dammen. Dat is ook een sport, een denksport.

Maar goed, ik las ergens over een andere gymleraar. Die wilde de kinderen hard aanpakken. Ze moesten het allemaal kunnen. Net zo lang proberen tot het ging.
En ook zij moesten touwklimmen. Eén jongen schudde zijn hoofd. Hij had hele erge hoogtevrees. ‘Jij gaat het touw in!’, brulde de gymleraar. De jongen schudde weer zijn hoofd. ‘Klimmen!’, schreeuwde de leraar. Maar de jongen weigerde nog steeds. Hij durfde echt niet. Toen haalde de leraar uit en gaf de jongen een klap in zijn gezicht. Nu gebeurt zoiets gelukkig niet meer, denk ik, hoop ik, maar toen wel.
De jongen was geschrokken. Maar ook boos. Hij riep tegen de gymleraar: ‘Durft u wel! Zo’n grote mijnheer tegen een kleine jongen! Dat kunt u wel hè! Hier’, zei hij, en hij wees op zijn andere wang, ‘sla nog maar eens, ja doe maar, sla nog maar een keer!’ Het werd muisstil in de gymzaal. En die gymleraar? Die wist opeens niet meer zo goed wat hij moest doen. Hij stond daar opeens verlegen, bedremmeld. ‘Ga naar je plaats’, zei hij toen maar.

Dit is echt gebeurd. En ik vertel het, omdat het straks in de preek gaat over net zoiets, over wat de Here Jezus zei: Keer je andere wang toe als iemand je slaat.
Het kan echt helpen door juist niet terug te slaan, terug te pesten, terug te schelden. Jezus wist dat zelf als geen ander.

schriftlezing           Matteüs 5:17-20; 38-48

verkondiging     Thema: Meer dan het gewone
Gemeente van Jezus Christus,

‘Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid’. Zo klonk het eerder bij het kinderlied. Het zijn woorden van Jezus zelf. Uit de Bergrede, zijn troonrede, zou je kunnen zeggen. En dat ‘Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid’ is daar de kern van, het motto van die troonrede.

Maar hoe zoek je die gerechtigheid dan? In ons tekstgedeelte geeft Jezus daar antwoord op, aan de hand van een aantal voorbeelden, illustraties zeg maar. Die drukken uit wat Jezus aan een ieder voorhoudt die bij dat Koninkrijk wil horen: ‘Als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de Schriftgeleerden en de Farizeeën, dan zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.’ Het is dus geen vrijblijvend advies, maar een dringende oproep, met grote gevolgen. Als je bij Gods nieuwe wereld wil horen, als je Jezus volgt, dan zul je een grotere gerechtigheid moeten hebben dan die van Schriftgeleerden en Farizeeën. Een ‘overvloediger gerechtigheid’, zeggen oudere Bijbelvertalingen nog mooier. Of zoals Feitse Boerwinkel het treffend noemt in zijn boekje over de Bergrede: ‘Meer dan het gewone.’

Ook de Farizeeën en de Schriftgeleerden gingen voor de gerechtigheid. Net als het Oude Testament. Jezus schaft dat niet af, maar Hij spitst het toe, radicaliseert de geboden. Nu klinkt ‘radicaliseren’ ons misschien al snel te overdreven in de oren, om niet te zeggen gevaarlijk. Maar zo bedoel ik het niet. Nee, radicaal komt van het Latijnse woord ‘radix’, en dat betekent ‘wortel’. Jezus wil doordringen naar de diepste wortel van de gerechtigheid, en daar daagt Hij ons toe uit.
Gerechtigheid wordt vaak gezien als een soort weegschaal. Neem dat ‘oog om oog, tand om tand’, dat Jezus vanuit het Oude Testament aanhaalt. Nu klinkt dat ‘oog om oog, tand om tand’ ons moderne mensen wel erg plastisch in de oren, om niet te zeggen ‘wreed en wraakzuchtig’. Maar het was juist bedoeld om ongebreidelde wraakzucht te voorkomen. Want zo kan het gaan. Er gebeurt iets ergs. De ander neemt wraak, en dat leidt weer tot een verschrikkelijke tegenreactie, wat de ander vervolgens weer niet op zich laat zitten, en voor je het weet heb je een mateloze bloedwraak waarbij hele stammen elkaar uitroeien. ‘Oog om oog, tand om tand’ wil precies dat voorkomen. Dat zegt: als jou iets is aangedaan, betekent dat dat de dader hetzelfde moet worden aangedaan. Meer niet. Oog voor oog, tand voor tand. Dat is rechtvaardig.
Vergelijk het inderdaad met een weegschaal. Als jou iets is aangedaan (de ene schaal) dan moet daar in de andere schaal een vergelijkbare, een rechtvaardige strafmaat tegenover staan. En dan is het klaar.

Maar Jezus wil die weegschaal loslaten, omdat het geen nieuwe mogelijkheden biedt, maar alles bij het oude laat: dader en slachtoffer. Jezus kiest voor het overvloedige, meer dan het gewone. Vandaar dat Hij in vers 39 zegt: ‘Verzet je niet tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, keer hem ook de linkerwang toe.’
Iemand noemde dit een struikeltekst. Begrijpelijk toch? Dit gaat toch in tegen het gezonde verstand?! Als je geslagen wordt, dan mep je toch terug? Je hoeft toch niet met je te laten sollen?!
Maar dat is nou precies weer die weegschaal. Mij is iets aangedaan, en ik betaal met gelijke munt terug! Maar dat is geen overvloediger gerechtigheid.
Jezus heeft het hier waarschijnlijk over een slag met de rug van de rechterhand op de rechterwang. Die komt minder hard aan dan op de linkerwang. In die tijd was dat ook bedoeld als belediging. Als je dan als reactie daarop je linkerwang toekeert, betekent dat: ‘Sla me nog maar een keer als je wilt, maar nu voluit.’ Dat is zeker meer dan het gewone. Dat is onverwacht. Die ander kan daardoor van z’n stuk gebracht zijn. Net als die gymleraar bij het kindermoment. Zich daardoor schamen en z’n daden inzien. Waarbij de keten van kwaad stopt.
Dit is overvloediger. Anders dan de wijze van de weegschaal toe. Zo van: jij beledigt mij en ik scheld terug, of ik sla terug, ik zet het je sowieso betaald. Nee, je doet iets heel anders. Iets onverwachts en ongewoons. Waarmee je eigenlijk de ander helpt om tot zichzelf te komen.
Dit is dus allesbehalve met je laten sollen. Dit is niet weerloos, maar juist weerbaar. Je voert geen hitsige strijd, waarbij jij weleens zult laten zien wie de sterkste is of de grootste mond heeft. Nee, het is een zachte weerbaarheid vanuit zelfrespect – je bent zo immers geen slachtoffer meer, maar mens – en respect voor de ander.
Let op. Dit is geen truc, waarbij succes verzekerd is. De ander kan zo kwaadwillend zijn, dat hij toch slaat, toch doorgaat, volhardt in z’n gemeenheid. Maar ja, daarom is het ook ‘meer dan het gewone’. Wie nooit risico’s neemt, komt nergens. Ook in het geloof niet. Weet je nog van de vorige keer: in het woord zachtmoedig zit niet voor niets het woord moedig… .

Dat van die andere wang toekeren is dus een illustratie van een overvloedige gerechtigheid. Dat is iets anders dan een letterlijk gebod. Toen Jezus zelf namelijk voor het Sanhedrin terechtstond, werd hij ook geslagen, door een dienaar van de hogepriester. Maar Jezus bood toen niet zijn andere wang aan. Hij stelde wel een vraag: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat Ik heb gezegd, waarom slaat u me dan?’ Maar ook dit is overvloedige gerechtigheid, want Jezus is hier ook weerbaar, op een zachte manier. Hij zet degene die slaat  stil en maakt ‘m beschaamd.
Nu is het aan ons om in ons leven, in navolging van onze Heer, zulke overvloedige gerechtigheid tentoon te spreiden, om op zachte weerbare wijze het kwaad tegen te gaan.

Neem het ontroerende verhaal dat ik ergens tegenkwam. Over een gevangenis waar vervolgde christenen opgesloten zaten. Op een dag kwam er een nieuwe gevangene binnen. Ze keken raar op, heel raar: dit was een leidinggevende van de geheime politie, die christenen vaak genoeg gearresteerd en ondervraagd had.
‘Hoe komt u hier?’ vroegen ze hem. Hij vertelde dat niet zo lang geleden een 12-jarige jongen op het bureau was gekomen met een bloem in zijn hand. De jongen vertelde dat het de verjaardag van zijn moeder was, maar zij zat gevangen. Net als zijn vader. Door toedoen van die chef van de geheime politie. De jongen vervolgde: ‘Ieder jaar geef ik mijn moeder een bloem voor haar verjaardag. Maar nu zit ze gevangen. Ik kan haar de bloem niet geven. Daarom wil ik u vragen deze bloem aan uw vrouw te geven. Zeg haar maar dat ik van u houd en vertel haar van Jezus.’ De jongen gaf de chef de bloem. De tranen sprongen hem in de ogen en hij beloofde de jongen geen christenen meer te vervolgen. Sterker nog: niet lang daarna kwam hij tot geloof. En na verloop van tijd werd hij zelf gearresteerd en daarom belandde hij dus in die gevangenis.

Ja, die bloem van die jongen aan die chef van de geheime politie was meer dan het gewone, was een vorm van overvloedige gerechtigheid, oftewel het liefhebben van je vijand, waar Jezus ook van spreekt.
‘Mmm, over struikelteksten gesproken. Dit is er toch ook weer één. Hoe kun je ooit je vijand liefhebben? Hoe kan ik warme gevoelens hebben voor iemand die me iets vreselijks heeft geflikt?’
Over die warme gevoelens straks. Eerst wat Jezus hier doet, in vers 45 en verder. Weer citeert Hij eerst uit het Oude Testament en hoe de traditie, waar ook de Schriftgeleerden en Farizeeën in staan, daar vervolgens mee omgegaan was. In het Oude Testament lezen we inderdaad: ‘Heb je naaste lief.’ Dat staat letterlijk in Leviticus 19. Er staat trouwens niet in het Oude Testament dat we onze vijand moeten haten.
Wel wordt in het Oude Testament het liefhebben van de naaste met name toegespitst op de volksgenoot, de mede-Israëliet. Dat is de naaste. De niet-Israëliet kan dan al snel een vijand zijn. Dat heeft Israël vaak genoeg meegemaakt,  tot op de dag van vandaag. En die houd je dan op afstand. Als het moet met geweld.
Maar laten we niet denken dat dit ons zomaar vreemd is. Hoe vaak hoor je niet dat iemand die bij je hoort, bij de eigen groep, het eigen soort, het eigen volk, die willen we liefhebben en helpen, maar wie vreemd is, wie anders is, die daarbuiten valt? Nou… Nee…
‘Wacht!’, zegt Jezus, ‘die ook liefhebben. Dan doe je meer dan het gewone. Dan is je gerechtigheid overvloedig.

Jezus zegt trouwens niet dat we geen vijanden mogen hebben. Ik las ergens: ‘Wie geen vijanden heeft, is of een heilige of een grijze muis die zijn belang nog niet heeft ontdekt of het nog niet durft om ruimte in te nemen.’ Nee, mensen die je belangen willen schaden, die je tegenwerken, die je iets ergs flikken, die zijn er. In je omgeving, op je werk, in de politiek, en zelfs in de kerk. Maar nu is de grote vraag: hoe ga je met hen om? ‘Liefhebben!’, zegt Jezus, kort en krachtig. Maar hoe dan?
Jezus doet dan iets heel belangrijks. Hij verwijst naar zijn hemelse Vader, want Hij is de bron waar we die liefde kunnen putten. Hij ís liefde! En als we zijn kinderen zijn, zullen we ons hart toch daarmee vullen?! Bedenk daarbij telkens weer hoe Hij is. Hij maakt geen onderscheid als Hij zijn zon laat opgaan en het laat regenen. Dat doet Hij over goede en slechte mensen, over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Als jij zijn kind bent, als jij bij Zijn koninkrijk wilt horen, bij zijn nieuwe wereld, dan beperk jij je in je goedheid en liefde toch ook niet? Ook niet als de ander vreemd en anders is, zelfs je vijand is. Want zoals God er voor ieder mens is met zijn goedheid, zo zullen wij als zijn kinderen toch niet halt houden bij alleen mensen van de eigen club, van het eigen soort?? Dat staak haaks op hoe God onze Vader is, die immers geen onderscheid maakt.

Die ander, ook die vijand, is ook een mens. Met dezelfde behoeften, dezelfde verlangens, naar vrede, geluk, een goede toekomst, ook voor zijn kinderen. ‘The Russians love their children too – ook de Russen houden van hun kinderen’, zong Sting in de jaren ’80, midden in de Koude Oorlog, toen het communistisch Rusland de grote vijand was van ons hier in het vrije westen. En vul nu maar jouw persoonlijke vijand in of anderen waar je grote moeite mee hebt. Het is een medemens, een schepsel van die ene God, die liefde nodig heeft.
Probeer je in hem of haar in te leven. Waar komt die vijandschap vandaan? Wat voor woede, of misschien wel angst, gekwetstheid of verwaarlozing zit daaronder? En hoe zou diegene juist als mens kúnnen zijn? En zegt Jezus: ‘Bid voor je vijand. Dat verandert je kijk ook, want dan kijk je niet meer met je eigen blik, maar met Gods, met Jezus’ ogen, naar de ander. En dat verandert veel. Probeer het maar.

Maar kijk ook eens eerlijk naar jezelf. Voor wie ben ik zelf een vijand? Voor wie word ik een tegenstander, een struikelblok? En kan ik zelf eigenlijk wel zonder liefde, van God, van de ander, van mezelf? Ja, zo komt dat gebod ‘je vijand liefhebben’ nog dichterbij. Dan wijs ik niet allereerst naar een ander, maar naar mijzelf.

En kijk vooral naar Jezus. We ontdekten de vorige keer al dat het intro van de Bergrede, de Zaligsprekingen, ook een portret van Jezus laten zien. Al die woorden zijn Hem helemaal op het lijf geschreven, zijn bij Hem geïncorporeerd.
Dat is net zo met het gedeelte van vanmorgen. Jezus deed meer dan het gewone. Bij Hem vinden we als bij geen ander die overvloedige gerechtigheid. Hij had z’n vijanden lief. Ging om met tollenaars, genas de zoon van een Romeinse hoofdman, bad voor z’n beulen die Hem aan het kruis spijkerden: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Juist bij Hem vinden we die gerechtigheid. Worden we gerechtvaardigd, om niet, schrijft Paulus keer op keer in zijn brieven. Om niet, uit genade. Maar dan niet om vervolgens op onze lauweren te rusten, de boel de boel te laten, je vijand in z’n sop gaar te laten koken. Nee, dan wordt de genade goedkoop. Die genade, die rechtvaardiging, wil ons juist in beweging zetten. Vanuit het hart. Bewogen te zijn, lief te hebben, zelfs onze vijanden.

Dat is iets anders dan warme gevoelens voor de vijand te koesteren. Want die laten zich niet forceren. Bisschop Tutu uit Zuid-Afrika, die zelf slachtoffer werd van racisme, omdat hij zwart was, ten tijde van de Apartheid, maar die daarna actief op zoek ging naar verzoening, hij zei eens: ‘Jezus vraagt van ons om de vijand lief te hebben, niet om hem aardig te vinden.’ Een rake opmerking, die ook helpt. Liefhebben is niet hetzelfde als aardig vinden, warme gevoelens voor iemand hebben. Dat denken we vaak wel. Dat komt omdat liefde in onze tijd vaak gekoppeld wordt aan het gevoel, iets sentimenteels is geworden. Maar dat is liefde in de bijbelse zin niet. Dat is hard werken, dat is voor de ander bidden, dat is vriendelijk blijven, dat is geduldig zijn, dat is op zoek gaan naar openingen, naar verzoening, naar een weg vooruit. In het spoor van Jezus, vanuit de liefde van de hemelse Vader, als vrucht van de Heilige Geest.
Of zoals René van Loenen eens dichtte, en het is een ode aan de stijl van de Bergrede, niet die van de weegschaal, maar van de overvloedige gerechtigheid:

LIED VAN DE ZACHTE KRACHTEN

De sterke moet de zwakke dienen,
Gods rijk begint van onderop.
Het heilsplan van de Ongeziene
zet onze wereld op zijn kop.

Wij mogen ons nooit overgeven
aan de aanbidding van de macht,
want heilig is het tere leven,
dat door de wereld wordt veracht.

Niet in een vuist laat God zich vinden,
niet in geweld of willekeur,
maar in de roep van zijn beminden,
hun hoopvol kloppen aan de deur.

De zachte krachten zullen winnen.
In hen schrijft God geschiedenis.
Zijn koninkrijk zal daar beginnen
waar Christus tegenwoordig is.

Amen

meditatief orgelspel en collectemoment 

lied (door combo)                        Hemelhoog 705:1,3 Kinderen van de Vader. Tekst geprojecteerd.

dankgebed en voorbede                        

Lied (via Nederland Zingt)   Psalm 118:1,5

zegen