inleidend orgelspel           Chant du matin (Bluette) en Canzona op. 90 nr.11 van A. Guilmant (1837-1911) 

welkom en mededelingen 

HET VOORGERECHT

zingen           Lied 283:1,2,5 ‘In de veelheid van geluiden’   

stil gebed 

votum en groet  

openingstekst

‘U nodigt mij aan tafel
voor het oog van de vijand,
U zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
Geluk en genade volgen mij
alle dagen van mijn leven,
ik verblijf in het huis van de HEER
tot in lengte van dagen.’ (Psalm 23:5)

lied     Psalm 136:1,12,13 ‘Loof de Heer, want Hij is goed’

lezing gebod      uit Romeinen 12:1-9a

zingen           Psalm 111:4,6

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

zingen (kinderlied)            Hemelhoog 398 ‘Kom in de kring van Gods gezin’ 

kindermoment

Wat heb ik nu weer meegenomen? Wat zijn dit?
Servetten. Waar gebruik je die voor? Bij het eten. Om je handen en je toet af te vegen.
Of tegen het knoeien. Dan doe je zo’n servet zo. Of zo. Ik eigenlijk allebei, want ik knoei nog wel eens…

Servet. Dat is een mooi woord. Dat is afgeleid van serveren. Weten jullie wat dat is? Het eten serveren. Als je in een restaurant zit dat dan zo’n ober, zo’n bediende het eten komt brengen, op een bord. Mooi opgemaakt. Dan wordt het eten geserveerd.

Ik dacht. Volgens mij wil de Here God dat ook. Dat we elkaar serveren. Niet zozeer letterlijk met dat eten. Maar dat we elkaar dienen, elkaar helpen. Dat we allemaal een soort servetje worden, die God en andere mensen dienen. Dat kun je het beste leren van Jezus. Die kwam om ons te dienen. Die was er voor mensen. En dat is Hij nog altijd. Want Hij is niet veranderd. Van Hem kunnen we leren hoe we ook elkaar kunnen helpen.

Servetten horen bij eten. Ik weet zeker dat er a.s. zaterdag hier in de Brug ook servetten zullen zijn. Want dan wordt hier gegeten. Dan mag iedereen komen. Mensen uit de buurt. Mensen die gevlucht zijn. En weet je hoe wij kunnen helpen? Door ons eten te delen. Door ons lievelingseten te maken. Een hartige taart bijvoorbeeld. Of wraps. Of een heerlijk toetje. En dat met elkaar te delen. Nou, reken maar dat mensen daar van zullen genieten. En God ook.
A.s. zaterdag om 17.00 uur. Ook een mooie tijd voor kinderen. Voor iedereen. Welkom dus. Meer lees je daarover in de zondagsbrief of in de Pauluskerk-app.

HET HOOFDGERECHT

schriftlezing            Matteüs 9:9-13

zingen           Lied 531:2,3 ‘Jezus die langs de straten kwam’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Tikt met lepeltje tegen glas…

Mag ik uw aandacht?
Dank u.
Mij is gevraagd om tijdens het driegangendiner van deze kerkdienst een speech te houden. Hier in de kerk noemen we dat ook wel een preek. Oftewel de uitleg en de toepassing van het hoofdgerecht, het gelezen bijbelgedeelte.
Bij dezen dus.

Dat hoofdgerecht van vanmorgen is trouwens niet enorm. Nee, het is eerder subtiel, klein, maar fijn. Vijf verzen. Meer niet.
Is het omdat Matteüs hier over zijn eigen bekering, zijn eigen coming-out als leerling van Jezus schrijft, om het maar zo te zeggen? Bescheiden als hij is, pakt hij daarom niet te breed uit? Voor je het weet ligt de nadruk te veel op jezelf…

Wat ook opvalt is de context van dit bijbelverhaal. Als je het Matteüsevangelie leest, merk je dat hij ervan houdt om te rubriceren. Dat was hij natuurlijk ook gewend als belastingambtenaar, die hij als tollenaar in feite was. Dan moet je ook het overzicht houden, rubriceren in verschillende boxen en belastingvoeten.
Dat rubriceren zie je ook terug in zijn evangelie: hoe Matteüs verschillende verhalen, woorden van Jezus, bij elkaar voegt. Zo heeft hij bijvoorbeeld in hoofdstuk 13 allerlei gelijkenissen van Jezus bij elkaar geplaatst in één doorlopend gedeelte. Onder de uitleggers is dat de ‘Gelijkenisrede’ gaan heten. In hoofdstuk 24 en 25 vind je de zgn. ‘Eindtijdrede’, waarin allerlei woorden van Jezus over het laatste oordeel en wat eraan voorafgaat, bij elkaar zijn gevoegd. En hier in hoofdstuk 9 vind je weer allerlei genezings- en wonderverhalen samengevoegd. En daar middenin opeens de roeping van Matteüs zelf. Aanvankelijk denk je: detoneert dat hier niet? Als een soort zwerfkei? Totdat je beseft: zou Matteüs hiermee willen zeggen: die roeping door Jezus, mijn volgeling worden van Hem, is ook een wonder, een groot wonder, een totale genezing. En iedereen die door Jezus geroepen is, die Hem is gaan volgen, zal dat herkennen. Toch?

Het begint allemaal bij Jezus. Ik denk dat dat ook het grootste wonder is. Dat Hij de eerste is. Dat Hij ons altijd vóór is. Dat Hij niet eerst op ons wacht, totdat wij in beweging komen, totdat wij de zin, de relevantie van het geloof, gaan ontdekken. Totdat wij wat in Hem gaan zien.
Nee, het begint met Jezus die Matteüs ziet. Hij ziet hem zitten in zijn tolhuis in Kapernaüm.
Dat woordje ‘zien’ is al zo’n heerlijk ingrediënt in dit hoofdgerecht, gemeente. Een echte smaakmaker. Je zou er zo overheen lezen. Maar als je aandachtig leest, dan zul je zien dat het vaak in het Evangelie begint met het zien van Jezus. En bij Hem is dat veel meer dan iemand opmerken, je ogen rond laten gaan. Zoals bij een receptieblik. Kent u die? Je staat met iemand te praten op een receptie, en diegene praat wel mee, humt wat en knikt zo nu en dan, maar z’n ogen dwalen van je af, op zoek naar een nieuwe gesprekspartner, vast een stuk interessanter…
Maar zo’n blik heeft Jezus hier dus niet. Nee, Hij ziet Matteüs. Hij doorziet hem. Hij kijkt dus door de buitenkant heen. De buitenkant waar wij vaak bij blijven steken. Zo van: ‘Matteüs? Die tollenaar bedoel je? Ach ja. Daar is toch alles mee gezegd! Tollenaar… Die werkt dus voor de bezetter, voor de Romeinen. Die mag voor hen de belastingen innen. Een collaborateur dus. En dan heeft zo’n tollenaar meestal ook nog eigenhandig de tarieven verhoogd. Waarbij het verschil in eigen zak verdwijnt. Een fraudeur dus.’ En je hoort de verachting, de minachting.
Maar bij Jezus gaat het anders. Matteüs zelf heeft het later zo zorgvuldig, zo ontroerend opgeschreven. In culinaire taal: zo subtiel opgemaakt en opgediend. Vers 9: ‘Jezus zag bij het tolhuis een man zitten, die Matteüs heette.’ Hij wordt geen tollenaar genoemd. Dat is de buitenkant. Nee, Jezus ziet een man zitten. Letterlijk staat er in het Grieks ‘een mens’. Anderen zien alleen een tollenaar. Maar Jezus ziet een mens. Een méns. Zo kijkt Hij.
Laten we eerlijk zijn: wij blijven vaak bij de buitenkant steken. Waar we iemand dan ook op vastpinnen. Wij zien een illegaal, een crimineel, een asielzoeker, een gelukszoeker, een hangjongere, een wappie, een schaap, een… Ach, vul maar in. We zijn zo goed in etiketten bij mensen, gebaseerd op de buitenkant. Maar Jezus kijkt daar doorheen. Hij ziet een mens. Een mens die kostbaar is in Gods ogen. Een mens, die geschapen is naar Gods beeld. Een mens, net als wij… Hoe zou het zijn, als we elkaar zó gingen zien?

Jezus ziet een mens zítten. Matteüs zit. Bij z’n tolhuis. Dat zitten lijkt ook meer te suggereren dan alleen op een stoel zitten, achter z’n bureau, met het geldkistje binnen handbereik. Nee, dat woord ‘zitten’ suggereert ook dat Matteüs vastzit aan z’n levenswijze van fraudeur en collaborateur. Maar ja, hoe dan anders? Hij zou het niet weten. Matteüs zit. Hij heeft wel iets van die verlamde uit het vorige verhaal, die niet op eigen kracht in beweging kan komen.
Hier is kracht van de andere kant nodig. Van hogerhand. En die heeft Jezus. De volmacht van de Messias om mensen te veranderen. Dat klinkt toch door in die twee woorden die Jezus tegen Matteüs zegt: ‘Volg Mij!’ Korter kan niet. Kort, maar krachtig. Het is de kracht van God zelf. Die zich niet uit als een voorzichtige vraag: ‘Zeg Matteüs, heb je misschien zin om met Mij mee te gaan? Je kunt er ook nog een nachtje over slapen hoor.’ Nee: ‘Volg Mij!’
Het kan natuurlijk goed dat Matteüs al over Jezus gehoord heeft. Of Hem zelf heeft gezien: de wonderen die Hij deed. Ik bedoel: Jezus woonde ook in Kapernaum. En misschien is er intussen bij Matteüs al wat gaan smeulen: stel je voor dat ook in mijn leven zo’n wonder zou gebeuren. Dat ik bevrijd word uit dit miserabele, eenzame bestaan.
Hoe dan ook, als Jezus zegt: ‘Volg Mij’, aarzelt Matteüs geen moment. Hij staat op en volgt Jezus.

Ook hier weer zo’n sleutelwoord, waar je zomaar overheen kunt lezen, zo’n smaakmaker in het Evangelie. Misschien wel hét sleutelwoord: opstaan. Dat is meer dan van je stoel opstaan en met Jezus meelopen. Nee, dit is opstaan tot een nieuw leven. Dit is een waar opstandingsverhaal. Dit is klein Pasen. Voor Matteüs. Die later zal ontdekken dat dit alles te maken heeft met de Opgestane zelf, de Levende, die de dood niet houden kon.
En hopelijk is dat ook jouw ontdekking, telkens opnieuw. Niet in het minst op de zondag. Hier in de kerk. Waar we vieren, waar we beleven, dat het elke zondag klein Pasen is. Dat we uit onze mislukkingen, uit ons falen en feilen, weer mogen opstaan. Dankzij de Opgestane. Uit zijn vergeving mogen leven en opnieuw mogen beginnen. Mogen opstaan in een nieuw leven. Halleluja!

Het volgende tafereel brengt ons in het huis van Matteüs. Nee, niet ergens onderweg. Maar gewoon bij Matteüs thuis. Bij hem aan tafel. Jezus volgen gebeurt immers in het gewone leven. In je eigen leven. In je eigen netwerk.
Nou, dat netwerk heeft Matteüs ook in ruime mate uitgenodigd voor dit etentje. Oosterse gastvrijheid is niet afgemeten. Dus vele tollenaars zijn uitgenodigd én gekomen. En zondaars. Samen met Jezus en zijn leerlingen. Allemaal aan tafel in Huize Matteüs.

Nu is samen een maaltijd houden in de Bijbel meer dan een vorkje prikken met elkaar. Nee, de maaltijd is een teken van diepe verbondenheid. Zoals ik ergens las: ‘Als je als Jood in de dagen van Jezus met iemand aan tafel zat, dan zei je daarmee: ‘We delen aan deze tafel niet alleen het eten, maar ook ons geloof in God. We zijn verbonden met elkaar. Ik accepteer jou volledig.’

De Farizeeën – een invloedrijke stroming binnen het toenmalige Jodendom die het zeer nauw nam met Gods wet, met zijn geboden – die Farizeeën zijn verbijsterd over wat Jezus hier doet. Hij eet met tollenaars en zondaars. Tollenaars golden voor hen als dieven. Ze zijn onrein. Dat gold ook voor zondaars, oftewel zij die bewust het niet nauw nemen met de wet van God, met zijn wil, die een zondige levenswandel leiden.
Als Jezus nou met deze mensen eet, dan zegt Hij hiermee dus toch impliciet dat Hij hen accepteert, dat Hij zich verbindt aan deze mensen die zo’n leven leiden, dat zo haaks staat op Gods Thora. Hij maakt zichzelf daarmee onrein. En zijn leerlingen ook. Dat kán toch niet!
Voordat wij hier van alles van vinden, – die Farizeeën staan er namelijk bij ons weer niet best op – laten we dan proberen het naar onze situatie te vertalen en het zo dichterbij te brengen. Is wat Jezus hier doet, maaltijd houden met tollenaars en zondaars, niet te vergelijken met in oorlogstijd een stel NSB’ers uitnodigen voor een etentje? Of bij hen in het partijkantoor op de borrel komen?
Toen ik afgelopen week op de ouderenbijbelkring vroeg: ‘Met wie zou u nog echt niet samen willen dineren?’ Toen kwamen er antwoorden als: zware criminelen, leden van de Mocromaffia, Thierry Baudet.
Iemand anders begon over een familielid dat ooit een stel daklozen had uitgenodigd voor het kerstdiner, maar vervolgens kregen die ruzie met elkaar. Wat haal je op je hals? Dus laten we wel wezen: het is best verbijsterend wat Jezus hier doet: aan tafel met tollenaars en zondaars.

En die Farizeeën hadden in feite hetzelfde verlangen als Jezus: mensen terugbrengen op de weg van God. Alleen hun idee daarover en hun aanpak verschilden diametraal met Jezus. Volgens de Farizeeën moest je eerst gaan leven naar de wet van God. Als je dat goed genoeg deed, was je niet langer een zondaar, maar een rechtvaardige. Dan zouden ze ook de maaltijd met je gebruiken. Maar die Jezus gaat dus gewoon bij voorbaat met die tollenaars en zondaars aan tafel, alsof Hij daarmee zeggen wil: het maakt niet uit hoe je leeft, God accepteert je toch wel, ook als je kwaad doet!
Maar het ontgaat de Farizeeën dat Jezus precies andersom te werk gaat om zondaars terug te brengen in de relatie met God. Hij stelt geen voorwaarden vooraf, geen gedragscode. Jezus deelt de maaltijd met Matteüs en zijn collega’s, met iedereen die daar aangeschoven is, waarmee Hij aangeeft dat Hij hen liefheeft en aanvaardt.
Dit is voor Matteüs een ongekende ervaring. Tot dusverre had iedereen hem met de nek aangekeken en veracht, maar nu is er Iemand die hem aanvaardt. Die Hem geroepen heeft om Hem te volgen. Daar is Matteüs zo diep verwonderd over dat hij niet anders meer wil dan dicht bij deze Jezus zijn en zijn leven veranderen, vernieuwen. Snap je: van binnenuit dus.
Ik las ergens een mooi voorbeeld. Als je een koffie- of theepot hebt die aan de binnenkant vol aanslag zit, kun je spoelen en schrobben tot je een ons weegt, maar echt schoon wordt het niet. Doe je er een vaatwastablet in, gewoon met wat water, en laat je die pot een tijdje staan, dan is na verloop van tijd deze weer blinkend schoon.
Zo is het ook met Jezus. Je hoeft jezelf niet van tevoren op te poetsen voor Hem. Je mag komen zoals je bent. En bij Hem, als Hij in je woont, door zijn Heilige Geest, als je in zijn nabijheid bent en blijft, dan word je van binnenuit veranderd. Dan ga je op Hem lijken.

En wat springt er dan in dit verhaal uit? Jezus zegt het zelf tegen de Farizeeën: ‘Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: ‘Barmhartigheid wil Ik, geen offers.’ De Farizeeën leefden met Gods wet, kenden Gods Woord van binnen en van buiten. Hielden anderen dat voor. Maar nu verandert Jezus dat in een spiegel voor henzelf: ‘Ga dat maar eens overdenken, verder op studeren én ernaar handelen…’ Woorden van God bij de profeet Hosea, om precies te zijn. Waar God zegt, en nu haal ik het aan uit de oorspronkelijke versie: ‘Aan hen die barmhartigheid doen heb Ik een groter welgevallen dan aan hen die offers brengen op het altaar.’
De Here God vergelijkt dus twee dingen met elkaar, en het ene is voor Hem dus meer waard dan het andere. Nee, Hij wijst offers niet af. Dus ook de liturgie niet en de kerkdienst. Maar het meeste is de liefde, oftewel de barmhartigheid. Daar ben je dichtst bij Gods hart, bij hoe Jezus is: barmhartig.
Barmhartig, dat is een beetje een ouderwets, maar eigenlijk ook heel mooi woord. ‘Barm’ is oud-Nederlands en dat betekent ‘zacht’. Barmhartig is dus zacht van hart zijn. Mild. Genadig. Open. Gastvrij. Liefdevol. Precies zoals Jezus hier is aan die maaltijd. Dat is wervend, dat verandert mensen. Maar een oordelende, een gesloten en afwijzende houding niet.

A.s. zaterdag nodigen we hier mensen uit voor de maaltijd. Daar kunnen we die barmhartigheid oefenen. Als hier statushouders komen. Mensen uit de buurt. Wie weet allemaal. En we de maaltijd met hen mogen gebruiken. Ons eten gaan delen. In bijbelse zin onze diepe verbondenheid uitdrukken. Dus door de buitenkant heenkijken en allereerst een mens zien. Zoals Jezus keek. En gastvrij zijn, open, mild en liefdevol.

Juist buitenstaanders voelen haarfijn aan of ze welkom zijn of niet. Ik was van de week bij de Alpha Cursus. Ik mocht daar een verhaal houden over de kerkdienst. Maar eerst nam ik deel aan de maaltijd. Ik zat naast een jongeman. Hij had het hart op de tong. Hij vertelde dat hij heel wat kerken had bezocht. Hij had Jezus leren kennen en was danig van Hem onder de indruk. Eigenlijk kon hij niet zonder Hem. Hij ontdekte ook dat Jezus niet los verkrijgbaar is. Dat Hij ook broers en zussen heeft, oftewel een gemeente van mensen die Hem volgt, die elkaar daarin ook stimuleren. De kerk dus. Maar ja, welke dan? Je hebt er hier nogal wat. De man zei: ‘In een aantal kerken voelde ik me totaal niet welkom. Hoe er naar me gekeken werd (hij was iemand met een migratieachtergrond zeg maar).’ Hij vervolgde: ‘Mensen namen niet de moeite om met me te praten, om me uit te leggen hoe het zit met de liturgie, enzovoort. Maar ik heb het er niet bij laten zitten, maar ben verder gaan zoeken.’ En gelukkig vond hij die gastvrijheid wel bij die Alpha Cursus. Ja, ook bij een maaltijd. Waar de barmhartigheid van Jezus te proeven was.
Ik hoop dat die a.s. zaterdag ook bij die maaltijd hier te proeven is, gemeente. Want die barmhartigheid smaakt zalig!

Maar niet alleen daar en dan. Ook hier in de dienst. Straks bij het koffiedrinken. In het omzien naar elkaar, door de week. In die diepe verbondenheid zoals Jezus die bedoelt en belichaamt. Of zoals Sela zingt:

Breng ons samen, één in uw naam.
Ieder is welkom hier binnen te gaan.
Samen, één door de Geest;
verbonden in liefde,
die U aan ons geeft.

Amen

zingen           Hemelhoog 391 ‘Breng ons samen’

gedenken van vier overleden gemeenteleden

dankgebed en voorbeden

HET NAGERECHT

collecten

zingen           Lied 981 ‘Zolang er mensen zijn op aarde’ 

zegen          

uitleidend orgelspel          Wer nur den lieben Gott lässt walten (NLB 653), BWV 642 van J.S. Bach (1685-1750)