orgelspel 

mededelingen 

zingen (met combo)         Hemelhoog 502 ‘In het water van de doop’

stil gebed 

votum en groet

aanvangstekst  ‘Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit’ (Genesis 2:10a)
‘Jezus riep: “Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken! ‘Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft’, zo zegt de Schrift.” Hiermee doelde Hij                                   op de Geest die zij die in Hem geloofden zouden ontvangen.’ (Johannes 7:37b-39a)

muziek          ‘Meer dan een wonder’ van Kinga Bán (tijdens de muziek wordt dopeling Evi binnengebracht)

doopformulier

doopgebed

doopvragen 

zingen           Lied 348:1,5 ‘Heer van uw kerk, Gij hebt het woord genomen’

kindermoment

Kijk eens wat ik heb meegenomen. Weten jullie wat dit is? Een regenmeter. Die meet de regen die gevallen is.
Hoeveel in dit geval? Tien milliliter. Dat lijkt niet veel hè.
Maar weet je wat dat is op een vierkante meter, dus een stuk straat of tuin van een meter bij een meter? Tien liter! Dus een emmer vol.
Iets kleins blijkt opeens heel groot te zijn.

En dan moet ik denken aan de doop. Daar dat doopvont. Daar krijgt de kleine Evi straks drie handjes water uit op haar voorhoofd. Dan zeg ik: ik doop je in de naam van de … Vader, en van de … Zoon en van de … Heilige Geest.
Nou, dan hebben we het gelijk over het allergrootste wat er is. De Here God zelf. En die zegt tegen de kleine Evi: jij hoort bij Mij en ik hoor bij jou. En dat is niet maar voor eventjes, nee voor je hele leven. Ik help je. Ik vergeef je als het mis gaat. Ik wijs je de weg. Geweldig toch? Een paar handjes water die zo iets geweldigs, zoiets groots, zo iets fantastisch betekenen. Voor Evi, maar ook voor jou als je gedoopt bent, of hopelijk nog eens gedoopt wordt.

bediening van de Heilige Doop aan Evi Leonore van Emst (Psalm 139:14)

zingen (staande)   Lied 348:6,9 

vraag aan de gemeente

ouderling van dienst, Wim Becker, overhandigt de doopkaart en steekt de doopkaars aan

felicitatie       

de dopeling wordt weggebracht en kinderen (groep 1-6) gaan naar de kindernevendienst 

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing            Openbaring 22:1-5

tekstlezing                ‘Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het lam en stroomde dwars door de stad. Aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing.’ (Openbaring 22:1-2)

zingen           Psalm 46:2

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus, Jos en Talitha,

Bij het doopgesprek bij jullie thuis begonnen we met een gedicht, dat veel opriep. Een gedicht over de doop als Gods watermerk.
Aan het begin van deze preek wil ik dat ook doen. Maar dan een ander gedicht. Het is eigenlijk een lied. Het is van ds. André Troost:

Water, water van de doop,
taal en teken van de hoop:
zie, wij komen bij u staan,
wijs ons Gods beloften aan!

Water, water van de vloed
die de ark wel dragen moet,
hoog staat daar de regenboog:
God maakt heel de aarde droog!

Water, water van de Nijl,
draag het scheepje van het heil –
biezen mandje in het riet:
God vergeet de zijnen niet!

Water, water der Jordaan,
alle schuld is weggedaan,
onze zonden draagt de Heer,
zie: de duif daalt op Hem neer!

Water, water van de doop,
uit uw bron ontspringt de hoop:
God bevrijdt en Hij geneest –
lof zij Vader, Zoon en Geest!

In dit lied hoor je een aantal bijbelverhalen terug. Het verhaal van de ark van Noach, die over het water van de zondvloed voer. Het verhaal van de kleine Mozes in het rieten mandje op de rivier de Nijl. En het verhaal van de doop van Jezus in de Jordaan.

Tijdens dat doopgesprek hadden we het over de ambivalentie van water. Het kan positief zijn, maar ook negatief. Water kan zelfs vernietigend zijn, zeker als het in enorme hoeveelheden komt. Vraag dat maar aan de mensen in Pakistan, bij die recente overstromingen. Bij de zondvloed stond zelfs de hele aarde blank.
En in die enorme rivier de Nijl liet farao zelfs Joodse jongetjes verdrinken, omdat dit volk hem te snel groeide. Verschrikkelijk. Water als vijand. Waarin je verdrinken kunt. Dat allesverwoestend kan zijn.

Die ambivalentie, die twee kanten, moet je je ook realiseren bij de doop.
Aan de ene kant wijst die ons op onze zonde, onze vuiligheid, waarvan we gereinigd moeten worden. O ja, bij Evi zie je daar nu nog heel weinig van. Maar het is een kwestie van geduld, en dan zal blijken dat ook zij geen uitzondering op de regel is, dat wij mensen nu eenmaal niet zondeloos zijn, maar juist dingen doen, zeggen en denken, die niet goed zijn, waarmee we zo ons doel missen, Gods doel met ons leven, en met dat van anderen. ‘Doopwater is afwaswater’ zei eens iemand heel treffend in dit verband. Water waarin onze oude mens onder moet gaan, kopje onder, begraven. Let wel: als beeld hè.

Maar tegelijk is dat doopwater juist ook heel positief. ‘Alle schuld is weggedaan (…) God bevrijdt en Hij geneest’, jubelt dat dooplied. Of in het eerste couplet: het water van de doop is ‘taal en teken van de hoop.’ Oftewel: de doop verwijst naar opnieuw beginnen, naar weer bovenkomen, een nieuw leven, zelfs een totaal nieuwe wereld.
Daarom had ik in dat lied van ds. Troost eigenlijk nog wel een couplet verwacht over het laatste verhaal uit de Bijbel, over dat geweldige visioen dat we vanmorgen lazen uit het slothoofdstuk van Openbaring, over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, over het nieuwe Jeruzalem. De hele werkelijkheid nieuw dus, spiksplinternieuw, om nooit meer oud te worden. Dat is Gods doel. Dat gaat Hij bewerkstelligen. En daar is het water van de doop dus ook een teken van.

Niet voor niets stroomt er dwars door dat nieuwe Jeruzalem een rivier. Niet zomaar een rivier, zoals de Gouwe of de IJssel. Nee, een rivier met water dat leven geeft, dat ook kristalhelder is. Dat is het water van de Gouwe of de IJssel niet, of neem een willekeurige rivier waar dan ook. Nee, daar zit altijd vuiligheid in. Maar die rivier in het nieuwe Jeruzalem is helder als kristal. Schoner dan schoon. Die rivier bevat dan ook ‘water des levens’, zoals er letterlijk staat.
Merk je: hier betreft het dan ook alleen de positieve kant van water. Geen water dat meesleurt, dat verwoest, dat vernietigt. Niet voor niets wordt er in het vorige hoofdstuk gezegd dat op de nieuwe aarde de zee er niet meer is. En de zee staat in de Bijbel niet alleen maar voor die enorme plas met water. Nee, de zee staat daar voor de chaos, voor het kwaad. Maar dat is er op die nieuwe aarde niet meer. Vers 3 zegt het zo: ‘Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust.’ Dus geen kwaad meer. Geen verleiding of verzoeking tot het kwaad. Geen zonde. Geen bedrog. Geen terugval.
Dat water in die rivier is dus geen afwaswater. Er hoeft dan immers niets verkeerds, niets vuils, niets smerigs meer afgewassen te worden. Want alles is nieuw. Is schoon. Is rein. Dat water geeft alleen maar leven. Eeuwig leven. Ik weet niet hoe dat met jou is, maar hier word je toch helemaal enthousiast van! Wat een perspectief. Paradijselijk gewoon.
Inderdaad, ook in het paradijs in het begin van de Bijbel komen we een rivier tegen. Een rivier die dat paradijs bevloeide en zo leven gaf. Zo’n rivier is er dus in het nieuwe Jeruzalem ook. Schepping en herschepping rijmen hier op elkaar.

Maar er is nóg iets uit dat paradijs dat we hier in dat nieuwe Jeruzalem ook tegenkomen: de boom des levens.
Die is misschien wat minder bekend uit het paradijsverhaal in Genesis dan die andere boom: die van de kennis van goed en kwaad, waarvan Adam en Eva niet mochten eten. Van de boom des levens mochten ze juist wel eten. Die boom – z’n naam zegt het al – staat namelijk symbool voor het leven dat bij God ontvangen wordt, in de afhankelijkheid van Hem. Volmaakt leven, eeuwig leven.
Maar helaas ging het mis – zoals het met ons mensen zo vaak misgaat – Adam en Eva wilden die afhankelijkheid van God niet. Ze wilden juist als God zijn. De zonde van de hoogmoed, van de autonomie, buiten de Here God om. De duivel verleidde hen ertoe en ze aten wel van die boom van de kennis van goed en kwaad. En daarmee sneden ze die band met God door. Ze moesten het paradijs uit. En een engel met een vlammend zwaard versperde de ingang, met name ook de toegang tot die boom des levens.
Dat klinkt hard, maar het was vooral heel genadig van God. Want omdat de mens zich van God verwijderd had, het oordeel op z’n nek had gehaald, zou eten van die boom des levens juist betekenen dat dat oordeel eeuwig zou worden, dat die straf voorgoed zou zijn.
Maar goddank verhinderde God dat dus, vandaar die engel. En Gode zij nog meer dank dat Hij die kloof heeft overbrugd. Zelf, door zijn Zoon te zenden, om ons leven te delen, om zelfs te sterven met onze zonden en schuld, die als onschuldige op zich te nemen en mee te nemen de dood in. Om zo die zonden te verzoenen en ons eeuwig leven te schenken.
En daarom is in dat nieuwe Jeruzalem die boom des levens weer toegankelijk. Midden op het plein. Sterker nog: staan er in dat nieuwe Jeruzalem zelfs twee: aan beide zijden van die rivier. Het nieuwe Jeruzalem overtreft dus het paradijs uit het begin. Het is meer, omvattender, completer. En als je dan bedenkt dat er letterlijk vanuit het Grieks zelfs ‘geboomte’ staat, dan zouden het nog wel eens meer dan twee bomen des levens kunnen zijn. Geboomte, oftewel rijen ervan. Het kan niet op! En ze geven ook twaalf maanden vrucht, dus de hele tijd. Over compleet gesproken! En de vruchten zijn tot genezing van de volken. Over omvattend gesproken!

Ja, de volken, waar nu nog zoveel verschrikking is, zoveel geweld, zoveel pijn, of zoveel trauma’s vanuit het verleden. Denk aan de volken uit Afrika, de Tutsi’s en de Hutu’s uit Rwanda. Denk aan Eritrea, aan Oeganda. Maar ook de broedervolken van Rusland en Oekraïne, die elkaar nu naar het leven staan. Denk aan de buurvolken Armenië en Azerbeidzjan. Aan Turkije en de Koerden, de Joden en de Palestijnen, enz. enz. Wat een geweld. Wat een wonden. Wat een verdriet. Wat een trauma’s.
Maar wat zegt dat visioen uit Openbaring? Ook dat alles zal God nieuw maken, helen en genezen. Die bladeren van de bomen des levens zullen genezing brengen, heling, vernieuwing en troost. Wat een perspectief!
Ik kan me hier zo aan optrekken, gemeente. Het weerhoudt mij ervan een doemdenker te worden, ten onder te gaan in hopeloosheid.

Terug naar die rivier des levens. Die is het geheim hiervan. Zij bevloeit die bomen des levens, waardoor ze groeien en vruchten geven.
Die rivier ontspringt aan de troon van God en van het Lam (oftewel: Christus). Daar is de bron. Wat een diepe symboliek, gemeente. Dat wat Christus heeft gedaan. Zijn offer aan het kruis. Zijn opstanding uit de dood. De verzoening die Hij heeft gebracht, de vernieuwing die Hij schenkt, zijn onvoorwaardelijke liefde, stroomt als levend water uit de troon, door de hele stad. Naar de hele nieuwe wereld. Die dus nieuw wordt door Hem, door Zijn Vader.

Na mijn vorige preek over het voorgaande gedeelte, uit Openbaring 21, waar het dus ook gaat over het nieuwe Jeruzalem, sprak een gemeentelid mij aan: ‘Fijne preek, maar ik miste eigenlijk wel de Heilige Geest. Het ging over God, over Jezus, maar de Heilige Geest noemde je niet.’ Ik antwoordde: ‘Wacht maar, tot de volgende preek…’
Deze dus. Want die rivier, dat water des levens, dat ontspringt aan de troon van de Vader en de Zoon, dat doet toch sterk denken aan wat we belijden over de Heilige Geest, namelijk dat Hij uitgaat van de Vader en de Zoon! Dat levende water, die kristalheldere rivier, is dus ook een beeld van de Heilige Geest.
Zei Jezus het zelf niet – we hoorden het aan het begin van de dienst – ‘”Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft.” Hiermee doelde Jezus op de Geest die zij die in Hem geloofden zouden ontvangen.’

Is dat niet geweldig, lieve mensen?! Dat water des levens hoort dus niet alleen bij dat nieuwe Jeruzalem, bij de toekomst van God, als alles nieuw zal zijn, maar heeft ook alles te maken met hier en nu.
Geloven in Jezus Christus betekent dat je de Heilige Geest ontvangt. Dat Hij in je komt wonen en je vervullen wil. En dan gaat het stromen in je leven. Dan worden dingen anders. Dan mag je baden in Gods liefde. Dan ben je een geliefd kind van God. Dan geef je die liefde vervolgens ook door. Aan anderen. Aan jezelf. Dan komen er inderdaad vruchten, de vrucht van de Geest, die bestaat uit liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, enz. Dan zullen anderen dat aan je merken, dat kan niet anders.
En dan ga je strijden tegen dat wat haaks staat op die liefde, op die vrede en goedheid, de waarheid.
Dan ben je er diep van overtuigd dat wat er ook gebeurt in je leven, als zekerheden wegvallen, als er diepe teleurstellingen komen, dat je in Gods handen bent, dat Hij je houvast is. En niet te vergeten: dat het allerbeste nog komt: die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, waar alles stralend gecentreerd is om de troon van God. En we Hem zullen zien, van aangezicht tot aangezicht. Dat we die hoop mogen hebben, mogen ontvangen.

Juist de doop vertelt ons dat. Dat teken van de hoop, zoals dat gedicht, dat lied uit het begin van de preek het zei. Die doop die als een watermerk op ons voorhoofd is gezet. Of zoals in ons visioen staat, vers 4: ‘Gods naam – van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest – op ons voorhoofd. Ja, juist daar: het mag heel ons denken bepalen, en ook het diepst van onze gedachten: ons hart, ons gevoel, ons hele bestaan stempelen en kleuren. Namelijk dat we niet van onszelf zijn, maar van Hem. En dat Hij het beste met ons voor heeft, en het beste voor het laatst bewaard heeft. Is dat hoopvol of niet?!

Weet je, dat mag je je kinderen vertellen.
Zoals een gedicht van Geert Bogaard zo mooi zegt, juist helemaal in de lijn van dat visioen van Openbaring en van de doop als taal en teken van de hoop.

Neem het kindje
nu blij mee
naar huis.
Er is meer dan
’s werelds
beloop.

Op een dag
zal het kindje
gaan vragen:
wat is dat
de doop?

Zeg dan:
heengaan
door water.

Waarheen
zal het kindje
dan vragen.

Vertel van
een andere
wereld,
vertel
van de hoop.

Amen

dankgebed en voorbeden  

inzameling van de gaven en zingen    Lied 871 ‘Jezus zal heersen waar de zon’

zegen

orgelspel