welkom en mededelingen 

lied     Psalm 84:1 

stil gebed

votum en groet

lezing deel avondmaalformulier

lied  (als lied van verootmoediging)    Evangelische Liedbundel 304:1,2 Vader, vol van vrees en schaamte

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment 

Weten jullie wat er afgelopen vrijdag gestart is in Peking in China?
De Olympische Winterspelen. Heb je er nog iets van gezien?
Ik wel. Gistermorgen: de 3000 meter schaatsen voor vrouwen. Daar won een Nederlandse goud. Irene Schouten. Prachtig.
’s Middags dachten we eigenlijk weer een medaille te winnen. Maar dan bij shorttrack. Weten jullie wat dat is? Ook schaatsen, maar dan op een veel kleiner baantje. Maar het gaat ongelooflijk hard. Dit keer was het een soort estafettewedstrijd. Ploegen tegen elkaar, die elkaar telkens afwisselden. Nederland heeft Suzanne Schultink. Die is echt heel goed, maar wat gebeurde?? Ze viel. Al na een paar rondjes. In de halve finale. Dus weg kans op een medaille! Zo hard kan sport zijn…

Weet je, we zijn hier in de kerk. En hier is iedereen welkom. Hier krijgt iedereen een prijs. Of je nu een winnaar bent of een verliezer. Of je nu hele goede cijfers haalt op school, of juist wat mindere. Of je nu stapels vriendjes hebt, of niet zoveel. Hier mag iedereen komen. Dat zie je heel mooi bij het avondmaal. Daar komen we niet naar toe om te laten zien hoe goed we zijn, wat we allemaal kunnen. Nee, daar komen we juist, omdat we weten dat het zo vaak misgaat, dat we zo vaak het niet goed doen, dat we zo vaak vallen zeg maar. Maar hier mogen we proeven, bij een stukje brood en een slokje wijn, dat dat vergeven wordt. En dat we door de Here Jezus winnaars zijn. Jij ook.
Nou, kijk straks maar goed hoe dat gaat. Praat er thuis over met je vader en moeder. Jullie gaan nu naar de kindernevendienst. En horen daar over Jozef. Ook iemand bij wie alles verloren leek, maar die door God er weer bovenop kwam. En daarin ook z’n broers laat delen. Goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing    Openbaring 3:14-22

tekstlezing     ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.’ (Openbaring 3:20, Herziene Statenvertaling)

zingen                       Gezang 120:3

verkondiging         

Gemeente van Jezus Christus,

‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.’ Zo is Jezus. Hij staat aan de deur van ons hart en Hij wil naar binnen. Jazeker, niets liever. Hij wil naar binnen om ons levenshuis te bewonen. Hij wil naar binnen om het centrum van ons bestaan te zijn. Niet lauw, maar warm, hartstochtelijk op Hem betrokken.
Ja, lauw kan het worden. Dat was bij die christenen in Laodicea zo. Dat kan bij ons ook gebeuren. Misschien juist wel extra in die coronatijd, die al zo lang duurt. Dat de rek eruit is. Dat je geloof vervlakt, de hartstocht wegsijpelt, de passie verdwijnt.
Maar Christus laat het daar niet bij zitten. Hij zoekt zijn gemeente op. Daar is die gepassioneerde brief een sprekend voorbeeld van. In die brief legt Hij de vinger op de zere plek: op die lauwheid, op die halfheid, op die innerlijke armoede. Maar tegelijk wil Hij het ook anders. En daarom staat Hij voor de deur.

Maar pakt Hij bij wijze van spreken een breekijzer om de deur van ons hart open te breken? Is Hij als zo’n arrestatieteam, dat als een verdachte niet opendoet, met geweld zo’n huis binnendringt? Nee! Hij zou het kunnen hoor, maar Hij doet het niet. Hij staat en Hij klopt. Hij wacht tot wij zelf opendoen.
Zo nederig – zo kwetsbaar ook – stelt Hij zich op. Want wij kunnen Hem dus ook laten staan voor onze deur. We kunnen Hem laten kloppen en niet opendoen. Ach, was dat al niet zo toen Hij op deze wereld kwam? Er was geen plaats voor Hem. Ze lieten namelijk Jozef en Maria (met in haar de bijna geboren Jezus) staan voor een gesloten deur. Hij kwam in allesbehalve een gespreid bedje terecht. Nee, een voerbak was zijn wieg…

En hoe vaak heeft Jezus niet voor zo’n gesloten deur gestaan? Ook toen Hij volwassen was, was er geen gespreid bedje. Ergens in het Evangelie zegt Jezus van zichzelf dat Hij geen plaats had om zijn hoofd neer te leggen. Iemand zei het eens zo: ‘Jezus’ hele leven was een staan aan de deur. Jezus koos de allergeringste positie: de plaats van de gesloten deur; als een bedelaar, een wachtende. Daar bleef Hij kloppen. Bij wie? Bij vriend en vijand, hoog en laag, farizeeër en tollenaar. Ook toen ze Hem uitwierpen buiten de Heilige Stad, bleef Hij kloppen (denk aan zijn kruiswoorden). En als de Opgestane staat Hij weer aan de deur en klopt, bij u en bij mij.’ Zo raak gezegd dit…
Hij zegt het zelf: ‘Ik sta aan de deur en Ik klop.’ Dat staat in de tegenwoordige tijd: ‘Ik sta, Ik klop.’ Jezus klopt nog steeds. Hij blijft kloppen. Ook nu.

Ja, Hij klopt. Hij bonst niet. Hij ramt niet op de deur, laat staan dat Hij ‘m inramt. Nee, Hij klopt.
Merkt u het? En jij? Hoor je Hem kloppen? Misschien wel tussen al dat andere gebons en lawaai in deze wereld, in ons leven, door? Hoor je Hem als het Woord verkondigd wordt? Dan klopt Hij op de deur van je hart. Hoor je Hem als je zelf thuis je bijbel pakt en die leest? Hoor je Hem als je een lied zingt, als je met een medegelovige over het geloof praat? Hoor je Hem kloppen als de nodiging straks klinkt: ’Kom dan, want alle dingen zijn gereed’?

Ja, en als je Hem dan hoort, wat doe je dan? Ik bedoel: de sleutel zit aan de binnenkant van de deur. En daar zitten de grendels. Schuiven we die weg? Doen we deur van ons hart van het slot en laten we Jezus binnen? De beslissing is aan ons. Die mogelijkheid, die verantwoordelijkheid hebben we zelf!

Aan Jezus zal het niet liggen. Want Hij staat aan de deur en Hij klopt. Hij blijft daar staan. Het initiatief ligt bij Hem. Elke keer weer. In die zin is het ook niet gelijkwaardig. Goddank niet. Wat wij ook uitrichten, hoe ons levenshuis er ook uitziet of misschien er juist niet meer uitziet. Wat wij ook doen of gedaan hebben. Hoe ons geloof misschien wel is vervlakt en verflauwd. Hoe lauw we misschien ook wel geworden zijn. Hij blijft kloppen. Hij staat klaar om naar binnen te gaan.
En als je dan de deur van je hart opendoet, – en dat is toch eigenlijk geloven: de deur van je hart opendoen en Hem binnenlaten -, als je die deur opent, vanwege Zijn klop, Zijn aanhoudende klop, Hem verwelkomt – ja, wat gebeurt er dan? Krijg je dan de wind van voren? Priemt Hij met zijn wijsvinger in je borst, zodat je achteruitdeinst, en uiteindelijk met je rug tegen de muur staat?

Nee! ‘Als je, zegt Jezus in onze tekst, ‘als je Mijn stem hoort en de deur opent, dan zal Ik bij je binnenkomen en de maaltijd met je gebruiken.’
Een oosterling, zoals een Laodiceeër, begrijpt dan meteen dat een maaltijd geen gezellig etentje is, maar vooral teken van gemeenschap, van ware ontmoeting. Zo wil Jezus met ons maaltijd houden, gemeenschap vieren, ons ontmoeten van hart tot hart.

En wie denkt hierbij niet aan het Avondmaal, waar we Hem mogen ontmoeten, gemeenschap met Hem mogen vieren, zelfs door Zijn Geest één met Hem mogen worden? ‘Hij in ons en wij in Hem’, zoals het klassieke avondmaalformulier zo onvergetelijk zegt. Een maaltijd, waarbij we door de tekenen van brood en wijn mogen delen in Zijn verzoening, in Zijn vreugde en vrede. Daar is Jezus vooral op uit als Hij ons levenshuis binnenkomt, om ons te ontmoeten, van hart tot hart, om Zijn liefde met ons te delen, om Zijn genade aan ons kwijt te raken, om ons te laten smaken hoe allesomvattend zijn verzoening is.
Want ten diepste is niet die dominee straks de gastheer, maar Jezus Christus zelf. Hij nodigt, Hij breekt, Hij schenkt in, Hij deelt uit, brood en wijn, Zichzelf ten diepste. Hij verbindt zich aan ons. Hij laat ons smaken hoe goed Hij is. Dat zijn goedheid en genade onze schuld bedekt, helemaal. Dat zijn liefde door ons heen naar anderen stromen mag. Dat anderen mogen merken wat wij hier beleefd hebben. Dat die ontmoeting in het avondmaal grote gevolgen kan hebben. Dat zijn passie onze lauwheid doet smelten, als sneeuw voor de zon. Dat zijn Geest ons in vuur en vlam zet. Zeker.
Maar alles begint met de klop te horen. De klop op de deur, de deur van je hart. Het is de klop van de Bruidegom:

Aan de deur van s’ harten woning
klopt des hemels bruidegom:
“Op, ontwaak, de nacht is om.
Buiten wacht uw Heer en Koning:
kom mijn bruid, die ik bemin,
doe mij open, laat mij in!”

Wie zou dan niet opendoen? Amen.

zingen           Gezang 295:1

lezing avondmaalformulier tot en met gebed

zingen Terwijl de tafel wordt klaargemaakt Gezang 295:3

nodiging, uitdeling en communie

lofprijzing                

bijdrage van zendingswerkers Gerard en Janneke de Wit 

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied          Psalm 84:6

zegen

orgelspel