orgelspel     

welkom en mededelingen 

aanvangslied          Psalm 62:1 

stil gebed

votum en groet 

aanvangstekst ‘Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen,
                              van Hem blijf ik alles verwachten.
Hij alleen is mijn rots en mijn redding,
mijn burcht, ik zal niet wankelen.’ (Psam 62:6,7)

zingen           Psalm 62:5,7

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezingen        Psalm 25:8-22 en 1 Korinthe 2:6-16 

tekstlezing    ‘De verborgenheid des HEREN is voor degenen, die Hem vrezen.’ (Psalm 25:14a, Statenvertaling)

zingen           Psalm 25:6,7 

verkondiging          Thema: Gods verborgen omgang vinden

Gemeente van Jezus Christus,

Tijdens de afgelopen vakantie las ik de biografie van Arjan Boersma over professor Graafland. Dat deed veel met me, omdat ik kostbare herinneringen aan hem bewaar. Als 7-jarig ventje kwam ik hem voor het eerst tegen, bij de doop van mijn zusje. Het was in de Brugkerk in Waddinxveen. Onze gemeente was vacant, dus professor Graafland uit Gouda zou de dienst leiden.
Een professor, dacht ik, dat zal wel moeilijk en ingewikkeld worden. Maar wat ik me vooral van hem herinner is dat hij eigenlijk ook heel gewoon was. Oké, hij sprak wel deftig, maar wat was hij aardig en belangstellend!
In de biografie vertelt Boersma dat Graafland nooit z’n neus ophaalde voor gewone en eenvoudige mensen. Zijn eigen vader was gemeentearbeider. ‘Putjesschepper’, in Graaflands eigen woorden. Dat bedoelde hij niet denigrerend. Nee, hij zei later dat hij zelf als predikant en later als professor echt niet meer was dan een putjesschepper. Het tekent z’n eenvoud, z’n bescheidenheid en toegankelijkheid.
Zo leerde ik hem ook kennen vanuit de collegebanken. Kostelijke colleges heb ik van hem gekregen, met als hoogtepunt de reeks over Godsverduistering, later gebundeld in het boek Gereformeerden op zoek naar God. Ieder college was het weer spannend wat Graafland nu zou zeggen, in samenspraak en soms tegenspraak met de traditie én de huidige tijd. Adembenemend was het soms.
Maar het meest heb ik toch genoten van zijn preken. En er zullen ongetwijfeld ook hier mensen zijn die hem nog hebben horen preken. Dat hij altijd heel zachtjes begon, waardoor je gedwongen werd om goed te luisteren. Maar vooral ook hoe  geweldig hij de bijbel kon uitleggen, echt verrassend, waarbij hij met de gemeente in gesprek was. Dialogisch waren z’n preken op en top. En tegelijk nam hij ook altijd daarin zichzelf mee. Hij liet zich in z’n hart kijken. Zijn preken waren doorleefd. Bevindelijk heet dat met een beetje ouderwets woord.
Dat geldt ook voor z’n allerlaatste preek. Die kwam ik tegen in nog een boek dat ik in diezelfde vakantie las: Geest en Leven, een boek met artikelen en preken van Graafland over de Heilige Geest. Met daarin dus ook z’n allerlaatste preek: Gods verborgen omgang vinden. Graafland heeft die preek nooit gehouden, want in de week voor die zondag werd hij ziek, beter gezegd: kwam er een ernstige ziekte openbaar. Het ging toen zo hard dat hij uitgeschakeld raakte en niet lang daarna overleed. Maar de preek was al af. En daardoor spreekt hij nog altijd. Ja, toen ik hem las, hoorde ik Graafland gewoon spreken. Het is ook een echte Graaflandpreek: bijbels, dialogisch, eerlijk en bevindelijk. Het gaat er over de binnenkant van het geloof, over de verborgen omgang met God. Waar anders dan in de Psalmen kom je die juist tegen? Want in de Psalmen kijken we immers Gods kinderen in het hart, zei Luther al.

Dat gebeurt zeker ook in Psalm 25, die zeer persoonlijk is. Waar David zich echt in het hart laat kijken. Waarin hij ook eerlijk is, zeker ook over de nood, waarmee hij worstelt. Z’n zonden bijvoorbeeld. Meerdere keren komen die in de Psalm terug. De zonden van z’n jeugd. De huidige zonden die hij heeft gedaan. ‘Een grote schuld’ noemt hij die zelfs in vers 11. En hij smeekt om vergeving. En dan zijn er ook nog de vijanden, waar David het mee te stellen heeft. Ze haten hem dodelijk. Dat maakt z’n leven ook bedreigd.
Maar heel dat bedreigde bestaan, z’n innerlijke nood, z’n schuldgevoel, z’n angsten, hij houdt het allemaal niet voor zich, maar uit het, deelt het met God in dit aangrijpende lied, dat vooral ook een gebed is. Het eerste deel, vers 1-6 en het laatste deel, vers 16-22, zijn ook directe gebeden tot God, die in de tweede persoon wordt aangesproken. Het middendeel is meer belijdend, daar wordt in de derde persoon óver God gesproken en over het leven met Hem. Het kernvers daarbij is vers 14, onze tekst. Om dat vers draait volgens Willem Barnard zelfs de hele psalm.

Ik las die tekst dus uit de Statenvertaling. Niet alleen omdat Graafland dat in z’n preek ook doet, maar ook omdat die vertaling zo prachtig aansluit bij de berijmde psalmregel ‘Gods verborgen omgang vinden, zielen waar zijn vrees in woont.’ Nou ja, eigenlijk is het natuurlijk andersom: de berijmde psalmregel – die trouwens in de Nieuwe Berijming onveranderd bleef: zo diepgeworteld waren die woorden blijkbaar – maar die berijmde psalmregel sluit natuurlijk naadloos aan bij die onberijmde psalmregel in de Statenvertaling: ‘De verborgenheid des HEREN is voor degenen, die Hem vrezen.’
In de Herziene Statenvertaling luidt onze tekst: ‘Vertrouwelijk gaat de HERE om met wie Hem vrezen.’ In de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde staat: ‘Het stil gesprek met de Heer is weggelegd voor wie Hem vrezen’ en de NBV heeft ‘De HEER is een vriend van wie Hem vrezen.’ Het zijn stuk voor stuk mooie vertalingen die allemaal een poging doen om dat Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt recht te doen. Dat woord werd in de ontstaanstijd van de Psalm ook gebruikt voor een geheim beraad dat een koning hield met zijn vertrouwelingen, met zijn raadgevers. Daar was natuurlijk niet Jan en alleman bij. Vandaar ook dat het geheim was, verborgen.
Zo houdt de Here God beraad met zijn vertrouwelingen, met zijn kinderen. Een stil gesprek, zoals Ida Gerhardt zo prachtig vertaalt.

Ja, sta daar eens even bij stil en word er vooral stil van: dat de Heilige, de Eeuwige, de Schepper van alles wat is, de Heer der heren, ons in zijn kring nodigt. Nee, dat is niet voor de happy few zoals bij zo’n koning, maar dat is voor een ieder die Hem vreest, die net als David z’n leven met Hem wil delen. Voor diegene wil God een vriend zijn, zegt de NBV ook zo ontroerend. Een vriend van God. Dankzij Jezus Christus, die immers tegen z’n leerlingen, dus ook tegen ons, zei: ‘Ik noem jullie geen slaven, maar vrienden.’

Dat is Gods vertrouwelijke omgang, die dus ook een verborgen omgang is. Ja, we hebben het hier immers over de binnenkant, gemeente. Er is ook de buitenkant. Net als bij twee geliefden. Je ziet ze samen. Je ziet ze naast elkaar zitten in de kerk, samen activiteiten ontplooien, maar dat is de buitenkant. Maar wat ze met elkaar bespreken, hoe ze elkaar kennen en aanvoelen, hoe ze elkaar beminnen, dat zien we niet. Dat is verborgen. Dat is hun verborgen omgang. De binnenkant van hun relatie zeg maar.
Zo is het ook met de omgang met de Here God. Natuurlijk zien mensen aan je dat je gelooft. Tenminste, dat hoop ik. Dat je bijvoorbeeld niet zomaar je eten naar binnenschuift, maar dat je eerst God daarvoor dankt en bidt, dat je naar de kerk gaat, dat je de zondag apart houdt voor Gods dienst en de dienst aan de naaste, enz. enz. Dat is de buitenkant, maar hoe je dat stil gesprek met God hebt, hoe de Heilige Geest in je hart woont en werkt – waar Paulus het over heeft in 1 Korinthe 2 – dat is verborgen, iets heel teers, intiem, vertrouwelijk. Dat ligt niet op straat zeg maar. Daar is het te verborgen voor, te intiem, te geheimvol voor.

Daarom luidt die Psalmregel ook: ‘Gods verborgen omgang vinden.’ Ze is er niet vanzelf. Je moet haar zoeken. Doe je dat niet, dan blijf je dus steken bij de buitenkant. Dan is je geloof iets van de vorm, van regels. Maar dan mis je het hart, de kern. Dan blijft het een lege huls, vorm zonder inhoud. En dat is zonde, echt zonde. Gods verborgen omgang vinden dus. Maar hoe?
In z’n preek gaat Graafland ook op dat ‘hoe’ in. Hij vertelt hoe hij en zijn vrouw die verborgen omgang o.a. invullen, die vertrouwelijke omgang met de Here. Intussen leven beiden niet meer, dus ik moet in de verleden tijd spreken, maar het is een aanstekelijk voorbeeld van blijvende importantie. Ze baden samen. De ene avond ging zijn vrouw voor, de andere avond hijzelf. Ze begonnen altijd met te danken voor wie God die dag voor hen geweest was, wat Hij geschonken had, en voor alle zegeningen die Hij bewezen had. Daarna beleden ze de Here wat niet goed was, wat verkeerd was, waarin ze tekortgeschoten waren, en anderen verdriet hadden gedaan. Ze baden om vergeving om Christus’ wil. En ze legden alle noden voor, van de kinderen, kleinkinderen, familie, vrienden, de gemeente en de voorgangers, ons land, de nood in de wereld. En ze eindigden met een lofprijzing van onze God. En in de stilte baden ze voor zichzelf en legden ze de persoonlijke noden voor God neer. En dan zegt Graafland in die preek, zo heel eerlijk en kwetsbaar: ‘Zo mogen we iets beleven van onze verborgen omgang met God. Niet dat het altijd feilloos gaat. Soms kan het een gewoonte gaan worden en dan moet ik na mijn gebed nog wel eens een nagebed doen om vergeving van mijn zonden tijdens het gebed te vragen, maar het kan gelukkig ook heel intiem en levendig zijn, zodat we ervaren, ik zou bijna zeggen, aan den lijve, dat we echt gemeenschap mogen oefenen met de Here, omdat Hij dan zo dichtbij ons is en wij bij Hem. Ik kan niet zeggen, hoe blij we dan zijn.’

Hoe aanstekelijk is dit, gemeente! Tegelijk zegt Graafland in die preek ook dat het niet persé zo hoeft. Hij heeft het over jongeren die hun stille tijd houden. Een stukje lezen uit de Bijbel. Dat overdenken en een stil gesprek met God voeren. Tegenwoordig krijg je misschien een bijbelgedeelte of enkele bijbeltekst elke dag via de mail of de app binnen. En je overdenkt die. Je gaat er met God over in gesprek. Of je luistert naar Eerst Dit. En dat kleurt je dag. Ik hoorde van een stel dat daarna samen een lied zingt. Mooi. Want zingen is twee keer bidden, zei Augustinus al.
Ik las een interview met voetballer Cody Gakpo, waarin hij vertelt dat hij zoveel mogelijk tijd besteedt aan zijn geloof: ‘Ik probeer iedere dag de Bijbel te lezen, bid iedere dag, ga graag naar de kerk en lees veel boeken over het geloof.’ Waarom? Omdat hij niet zonder kan, zonder deze binnenkant zeg maar, en dat gelukkig ook met andere gelovige teamgenoten kan delen. Het zal niet meevallen om in die wereld staande te blijven, maar Cody zoekt daarbij z’n kracht en steun bij de Here God, in de vertrouwelijke omgang met Hem. Ik hoop dat dit jonge mensen van nu, ook vanavond hier, mag inspireren!

Terug naar de tekst: ‘De verborgenheid des HEREN, oftewel: de vertrouwelijke omgang met Hem, is er voor degenen die Hem vrezen.’
‘Nou dat God vrezen klinkt eerlijk gezegd helemaal niet zo vertrouwelijk, laat staan naar die Vriend die God wil zijn. Vrezen klinkt naar sidderen, naar huiveren, naar angst die om het hart slaat.’
Ja, helaas kunnen mensen zo God ook voorstellen of ervaren: als een Boeman, als Iemand, die je met vrezen en beven onder ogen komt. Bang voor zijn oordeel, zijn afwijzing.
Maar dat is echt iets anders dan de vreze des HEREN zoals die in de Bijbel, en ook in deze Psalm naar voren komt. Al eerder dan onze tekst trouwens, namelijk in vers 12. En daar heeft de NBV het mooi vertaald: ‘Aan wie in ontzag voor Hem leven, leert de HEER de rechte weg te kiezen.’ Ontzag ja. Dat is die vreze des HEREN zeker. Want het gaat om de immense God, de Heilige, de Eeuwige, de gans Andere. Hij is niet je maatje, of zo. Hem past heilig ontzag, een diepe eerbied, een groot respect. Dat is de vreze des HEREN. Maar tegelijk is er ook de nabijheid, is God in Jezus klein en nederig geworden, als wij. Ons nabij. Als op de huid. En in ons zelfs, door zijn Geest. Dichterbij kan niet. Hem past dus ook vertrouwen, liefde en overgave. Ook dát is God vrezen. Ja, dan wil je toch niet anders dan die vertrouwelijke omgang met Hem, dat stil gesprek, die verborgen omgang?

Vanuit die vreze des HEREN dus, die het hele leven mag doortrekken. Zoals Graafland zo mooi zegt in z’n preek: ‘Dat is het bijzondere van dat vrezen van de Here. Dat is niet maar een kwestie van een moment. Als we emotioneel zijn of in een crisis zitten. Nee, daarin gaat het om een blijvende relatie tussen God en ons, want die vreze Gods woont in ons hart. En als ik dan het woord ‘wonen’ noem, moet ik natuurlijk denken aan de Heilige Geest. Want die is in ons hart komen wonen. En dan zegt de Here Jezus: als die Geest in u komt wonen, zal Hij in u blijven tot in eeuwigheid. Gewoon elke dag en op elk moment en op elke plek, waar we ons ook bevinden.’
Tot zover Graafland. Troostvolle en bemoedigende woorden zijn het. Ja, als de Geest in ons woont, als we tot Gods vertrouwelingen behoren, met eerbied gezegd ‘een bondje met Hem hebben’, dan is Hij erbij. Erbij in verwondering: ‘Heer, wat hebt U het mooi gemaakt! En wat een ongekende verrassing dat U me dit juist nu geeft!, dat die persoon er juist nu voor me was, dat dit lied precies nu klonk!’ Erbij in verdriet: ‘Heer, wat is dit verschrikkelijk om mee te maken! Help mij, help ons erdoor. Troost, zoals U dat kan. Goddank dat uw Geest de Trooster is!’ Erbij in verwachting: ‘Heer, wijs mij, wijs ons de weg. Leer ons Uw wil te doen, te zeggen, te denken.’

Nog één keer die tekst. In die gedragen, maar ook prachtige versie van de klassieke Statenvertaling: ‘De verborgenheid des HEREN’. Ja, verborgenheid hoort bij de HERE. Hij is de Verborgene. We zien Hem niet. We kunnen Hem niet narekenen. En juist daarom vrezen we Hem ook, hebben we een diep ontzag voor Hem. Toch?
Maar tegelijk is Hij de Verborgene die ons in zijn kring opneemt. Met wie Hij vertrouwelijk wil omgaan. In de intimiteit van het gebed, van de gemeenschap met Hem, in Christus, door de Heilige Geest. Prachtig worden deze twee zijden  verwoord in een regel uit Gezang 75: ‘Verborgene die bij ons zijt.’
Hij is bij ons, maar wel op zijn eigen, ongekende wijze. Zoals dominee Troost ergens dicht, en daarmee wil ik afsluiten:

In mijn weerstand vindt God woning,
in mijn twijfel is Hij thuis;
bitterheid maakt Hij tot honing,
met mij eet Hij in mijn huis.

Ga ik ver, Hij gaat nog verder
door mijn dal vol ach en wee;
dwaal ik ver, Hij blijft de herder –
val ik diep, Hijzelf valt mee.

In de dood ontkiemt het leven,
in de graven sluimert zaad,
wordt mijn zwarte kleed herweven
tot een blinkend wit gewaad.

O mijn God, hoezeer verborgen,
licht genoeg zijt Gij voor mij;
middernacht begint de morgen –
in mijn duisternis woont Gij.

Amen

zingen           Gezang 75:1,3

geloofsbelijdenis      gezongen, in de versie van Evangelische Liedbundel 274a

dankgebed en voorbeden         

collectemoment

slotlied          Evangelische Liedbundel 376:1,2

zegen

orgelspel