zingen           Gezang 303:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Gods barmhartigheden houden niet op, elke morgen zijn zij nieuw, groot is uw trouw!’ (Klaagliederen 3:22b,23)

zingen           Gezang 303:2,5

voortzetting Heilig Avondmaal

lezen aan tafel        Kolossenzen 2:6-10

zingen aan tafel      Psalm 116:6,8

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing            Romeinen 11:29-12:2

zingen           Psalm 51:5

tekstlezing    ‘Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u.’  (Romeinen 12:1)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

De reformator Johannes Calvijn had een eigen zegel met daaronder zijn lijfspreuk. Op dat zegel zie je een geopende hand waar een hart inligt. De hand heft het hart omhoog naar de hemel. De lijfspreuk in het randschrift luidt: ‘Cor meum tibi offero domine, prompte et sincere.’
Misschien viel u te midden van al die Latijnse woorden het woord ‘offero’ op. Daar hoor je ons woord ‘offer’ in. Vertaald luidt die lijfspreuk dan ook: ‘Mijn hart offer ik U o Heer, terstond en oprecht.’
Ja, daar was Calvijn diep van doordrongen: mijn hart, mijn leven, is bedoeld als een offer aan God. Zo wil ik leven. Zo wil ik hier zijn.

Dat is toch helemaal in lijn met onze tekst, die indringende woorden van Paulus: ‘Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u.’
Ook hier dat woord ‘offer’. Dat woord, beter: de praktijk van het offeren, was voor Paulus’ eerste lezers, Joden en heidenen, helemaal niet vreemd. Integendeel: Joden kenden de offerdienst uit de tempel en ook in de heidense heiligdommen werd er geofferd.
Paulus gebruikt in onze tekst ook taal die rechtstreeks ontleend is aan die offerdienst. ‘Een heilig en God welgevallig offer’, dat is namelijk helemaal in de lijn van de oudtestamentische offerdienst. Een dier dat aan God geofferd werd, moest helemaal gaaf zijn, want voor God is alleen het beste goed genoeg. Je mocht je er niet met een Jantje van Leiden vanaf maken. Tegelijk is het met het offer waar Paulus het over heeft, ook juist weer anders. Het betreft namelijk een levend offer. Terwijl die dieren die Joden (en trouwens ook heidenen) in de tempel offerden uiteindelijk dood waren. Een levend offer geeft ook aan, dat je daar nooit klaar mee bent. Het is een levende zaak. Als je als Jood in de tempel een offer bracht, was je klaar. Je bracht je schaap, je graan of wat ook maar en als je dat geofferd had, was het klaar. Maar als je een levend offer bent, dan ben je daarmee nooit klaar. Dat ben je elke dag, elk moment, ook nu. Daarom stond die lijfspreuk van Calvijn ook in de tegenwoordige tijd geschreven: ‘mijn hart offer ik U o Heer, terstond (dus nu en telkens weer) en oprecht.’ Dat offer van je hart, van je bestaan, houdt niet op. Dat is continue. Een levend offer…

Het is niet alleen anders dan de oudtestamentische offerdienst, ook dan de heidense. Dat hoor je vooral als je de woorden wat letterlijker vertaalt: ‘zet uw lichamen in als een levend, heilig en God welgevallig offer.’ Je lichaam. Nou, dat klonk een Griek heel raar in de oren. Het lichaam beschouwden zij namelijk als iets minderwaardigs. Het ging om de geest, om het verhevene, om het onveranderlijke. Het lichaam moest je juist ontstijgen… Nee, schrijft Paulus, juist dat lichaam is bedoeld als een offer. Met je lichaam zul je God moeten vereren, je aan Hem toewijden. Juist met je lichaam ben je, kun je ook verschillende kanten op: de goede of de verkeerde… Juist in je lichaam sta je aan van alles bloot. Daarom zal dat als offer voor God moeten dienen. Tegelijk staat dat lichaam ook voor het hele aardse bestaan, heel concreet: wat je elke dag meemaakt. Hoe je leeft. Je werk. Je vrije tijd. Je gezin. Je liefdesleven. Hoe je handelt. Wat je zegt. Kortom: het gewone leven, bedoeld dus als offer aan God.
Of zoals het ook goed en mooi vertaald is in de Nieuwe Bijbelvertaling: uzelf als een offer. Laten we wel wezen: dat stond niet alleen toen haaks op het levensgevoel, nu zeker ook. Want jezelf offeren, zelfopoffering is nou niet een waarde die vandaag de dag heel hoog aangeschreven staat: jezelf opzij zetten, jezelf offeren voor God, voor anderen? Past dat wel bij het ideaal van zelfontplooiing? Voelt dat wel goed?, wat toch vaak de hamvraag van nu is…
Dan moet ik weer denken aan Calvijn: hij stelde al zijn talenten in dienst van God, om Hem te dienen en Zijn Evangelie. Hij zette zich in voor de protestantse christenen toentertijd, in Frankrijk, maar ook over de grenzen. Hij ging daar helemaal voor, zouden we nu zeggen. Met zoveel passie. Maar om nou te zeggen dat dat altijd goed voelde… Lijden en strijd waren juist zijn deel, maar hij wist: ik doe het voor de eer van God. Ik wil mijn hart, mijn leven, offeren aan Hem, oprecht en telkens weer. Waarom? Omdat Hij me zo lief is.
Houdt u van de Here God? En jij, houd je van je hemelse Vader? Zou je daarom je bestaan, je concrete bestaan als een offer aan Hem willen aanbieden? Te beginnen met vandaag en morgen en de hele week, en alle dagen die nog zullen volgen? Ook als dat pijn kan doen? Ook als dat om zelfverloochening vraagt? Ook als je daarvoor moet inleveren en dat zelfs lijden kan veroorzaken? Dat is een levend, een heilig en een God welgevallig offer.

Of zoals Paulus het verder omschrijft: ‘de ware eredienst voor u.’ Met het woord ‘eredienst’ zitten we natuurlijk ook weer helemaal in het gebied van de tempelliturgie: liederen die gezongen worden, de gebeden, de offers, de ontmoeting met elkaar. Maar Paulus trekt het dus veel breder: heel je leven is bedoeld als eredienst, als liturgie. Het hele bestaan is als het ware een tempel waarin God gediend moet worden. Het gaat dus niet alleen om mooie liederen, een treffende preek, een indringend gebed, een bemoedigende avondmaaldienst, nee, Noordmans zei het al: ‘de liturgie gebeurt op straat.’ De liturgie houdt straks niet op, gemeente, bij het gezongen ‘amen’ na de zegen. Nee, dan gaat de eredienst gewoon door, ook buiten de kerk, op straat zeg maar, zal ons leven een eredienst moeten zijn voor God, ons leven een offer. Dus in wat we zeggen, wat we doen en wat we denken, God hooghouden. Dat is reclame voor Hem! Niet door constant Hem te noemen of te gaan preken, maar wel in een levenshouding die liefdevol is, mild, vriendelijk, geduldig, vredelievend, enz. kortom: helemaal in de lijn van het karakter van onze Heer… Ga je dat offer brengen?
Ook in hoe we met elkaar omgaan in de gemeente. Niet voor niets gaat het daar ook over in het vervolg van Romeinen 12. Dat we één lichaam zijn én blijven: elkaar dus niet negeren of afschrijven, maar elkaar aanvaarden, ja: nodig hebben, want zonder elkaar kunnen we Gods veelzijdige liefde helemaal niet vatten. Ook concreet omzien naar elkaar: blij zijn met hen die blij zijn en verdriet hebben met wie verdriet hebben. Gastvrij, vergevingsgezind, eensgezind zijn. Ach, er zit geen woord Frans bij… Door zo met elkaar om te gaan in de gemeente, wordt het leven ook een eredienst, een dienst die God eert, waarvan Hij geniet… Ga je dat offer brengen?
Maar niet alleen in de gemeente, ook daarbuiten is het leven bedoeld als een eredienst, zal blijken of we ons leven als een offer voor God aanbieden. Het goede voor hebben met andere mensen: waarmee is hij of zij nu echt gediend? Geen wraak nemen… Goed doen zelfs aan je vijanden, zo stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd: zo krijgt die ander het spreekwoordelijk warm… Nee, we zijn met die eredienst niet zomaar klaar. Die duurt nog wel wat langer dan dat uur van vanavond. Die houdt nooit op… Ga je die eredienst volgen?

Het zou kunnen dat u zich intussen steeds ongemakkelijker begint te voelen: ‘het hele leven een tempel voor God, de hele week een liturgie voor onze Heer? Dat ga ik toch helemaal niet halen?!’ Kijk, dat zou het idee kunnen zijn: dat Paulus ons aanspoort nu eens serieus werk te gaan maken van ons geloof en het nu maar eens echt te gaan waarmaken. Zo functioneren offers natuurlijk vaak wel in religies: om de godheid gunstig te stemmen, om indruk op hem te maken én op anderen. Ik zag eens op televisie beelden van een reinigingsritueel in India, waar miljoenen Hindoes zich wassen in de rivier om zo gereinigd te worden van hun zonden. Dat moet op een zeer ingewikkelde manier en elk jaar weer. Ze zijn er zeer consciëntieus mee bezig. Ach, hoeveel religies werken niet zo: ze bieden de eindeloze traptreden die jij omhoog moet klimmen naar de verlossing (en voordat je er bent, ben je allang naar beneden gerold). Maar Paulus trekt een heel ander spoor, het spoor van het Evangelie. En dat is de omgekeerde beweging: die van God naar ons. Daar begint Paulus ook mee: ‘met een beroep op Gods barmhartigheid.’ Hij beroept zich, hij focust op Gods hart, op zijn zachte hart, want dat is barmhartigheid. Er staat zelfs letterlijk: ‘barmhartigheden’, een meervoud. Dat blijkt ook wel uit het direct voorafgaande gedeelte. Dat God zelfs met het ongeloof van Israël wat kon, want daardoor kwam zijn barmhartigheid de heidenen ten goede, maar door die barmhartigheid zal Israël zelf ook weer barmhartigheid ondervinden. Zelfs het ‘nee’ weet God te vertalen naar een ‘ja’. Zijn barmhartigheid is zo verrassend. Niet voor niets barst Paulus dan ook los in een uitbundige lofzegging: ‘hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis!’ Ja, die barmhartigheid van God heeft Paulus in heel die Romeinenbrief uitgestald: hoe God bewogen is om ons mensen en niet onze ondergang wil, maar onze redding en dat Hij daarvoor zijn eigen lieve en enige zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft tot aan het kruis én Hem heeft opgewekt. En dat wij door het geloof in Hem gered worden. Het geloof in de gekruisigde en de opgestane. Ja, over offer gesproken. Hét offer is natuurlijk al gebracht, eens en voor goed. Dat offer van Christus dat we vandaag aan de tafel herdacht hebben, de genade en goedheid ervan geproefd. Dat is het Evangelie: wij hoeven niet naar God op te klimmen; Hij is neergedaald naar ons.
Daarom is ons offer nooit iets om God gunstig mee te stemmen, om indruk te maken op anderen, nee: het is een dankoffer zeg maar voor zijn unieke offer, een antwoord op wie Hij voor ons is.
Hoe zou je je leven als offer geven? Ook deze week? Alleen door je te focussen op Gods barmhartigheid, door elke keer weer te zien op Christus, op zijn offer. En dan is alle geforceerdheid eruit. Martin Loyd Jones vertelde eens een mooi verhaal: een dokter liet zijn hond uit, elke dag op dezelfde plek, via dezelfde route. De hond wilde graag vrij rondrennen en kon dat moment niet afwachten. Op een dag dacht de dokter dat hij de hond wel iets eerder kon losmaken van de lijn, want hij kende de hond en de hond kende de weg. Zodra hij hem losliet, schoot de hond ervandoor. De dokter vond het wel spannend, maar liep de vaste route. Tot zijn opluchting zag hij na 10 minuten zijn hond er weer aankomen en samen liepen ze verder. Vanaf die dag ging de dokter met de hond wandelen zonder hem aan de lijn te houden. En de hond bleef bij zijn baas.
Je zou kunnen zeggen dat die hond zichzelf bij wijze van spreken vrijwillig offerde. Hij wist wie zijn baas was. Hij gaf zich over aan zijn baas. En dat is wat wij moeten doen: bij Christus blijven, ons aan Hem overgeven, ons laten leiden door zijn barmhartigheid. Dan zal ons leven een vrijwillig offer worden. Dan ga je niets liever willen!

Ja, hoe vanzelfsprekend dat ook is, het is wel iets waartoe we elke keer weer aangespoord moeten worden, toe uitgenodigd: ‘ik vraag u’, zegt Paulus. En waar gebeurt dat met name? Hier in de kerk! Als we zingen. Als we bidden. Als we de Bijbel openen en daaruit verkondigd wordt. Als we het sacrament vieren. Snapt u: die liturgie van de straat zeg maar kan niet zonder de liturgie hier in de kerk. Buiten heeft binnen nodig en binnen leidt weer naar buiten. Ja, daar valt genoeg te offeren. Onszelf. Ons lichaam. Met al die facetten die erbij horen. Iemand schreef eens een mooie tekst met die verschillende lichaamsdelen, die aan God toegewijd kunnen worden, die aan Hem geofferd kunnen worden:

Heer, hier is mijn lichaam
U mag ermee doen wat U wil
Ik breng het als een offer
Maakt U mijn verlangens stil

En laat mijn oren horen
Uw stem die tot mij spreekt
Zodat U in mijn leven
Uw gehoorzaamheid kweekt

En laat mijn mond zo zingen
De woorden van Uw hart
Zodat U wordt geprezen
In vreugde en in smart

En laat mijn handen pakken
Wat U wil dat ze doen
Zodat Uw werk gedaan wordt
En vruchtdraagt rijp en groen

En laat mijn voeten dansen
Op de wegen van Uw wet
Zodat de chaos rondom
Gaandeweg wordt rechtgezet

En laat mijn ogen zien
De glorie van Uw troon
Zodat ze vol verrukking
Vervuld zijn van Uw Zoon

Heer, hier is mijn lichaam,
Ik geef het cadeau aan U
Ik breng het als een offer
Wilt U het aannemen nu

Amen

zingen           Gezang 473:1,2,3,5,10

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied          Evangelische Liedbundel 315

zegen