zingen         Psalm 62:1,7

stil gebed

votum en groet               

openingstekst        ‘Mijn oog is op u.’ (Psalm 32:8d)

zingen          Gezang 173:1,3,5

lezing van het gebod des Heren uit Filippenzen 2

cantorij Cantabile zingt (de gemeente zingt het refrein)   Opwekking 614

gebed          

zingen (in beurtzang)      Evangelische liedbundel 342

kindermoment

Wat een mooi lied hè:

U daalde neer van uw troon om mens te zijn.
Van de stal naar het kruis droeg U mijn pijn.
Van het kruis naar het graf.
Uit het graf weer opgestaan.
Heer, ik prijs uw grote naam.

Dat is ook precies waar het in deze tijd in de kerk over gaat, in de veertigdagentijd, de tijd naar Pasen: Jezus die onze pijn droeg, die naar het kruis ging, begraven werd en opstond uit de dood. Dat is eigenlijk het allerbelangrijkste van ons geloof.
Weet je om daar elke keer aan te denken heb ik dit schilderijtje op mijn kamer staan.
Ik kocht het ooit in Taizé. Daar kijk ik vaak naar. Zullen we dat vanmorgen ook eens doen met elkaar. Wat zie je?

  • Jezus
  • In het wit, opgestaan, zegenend, of in houding van kruis
  • daarachter een zwart kruis
  • blauw

Waarom blauw? Blauw is de kleur van de hemel. Ja, daar kwam Jezus vandaan en daar is Hij nu weer. Op zijn troon bij God. Hij is Gods Zoon. En Hij is niet in het graf gebleven, maar leeft. Dus ook als wij aan Jezus denken en aan zijn verschrikkelijke lijden, mogen we weten: Hij leeft. Hij is er. Hij is er voor mij. Kijk Hem maar met open handen staan, uitnodigend – Kom maar! – en zegenend. En ook dat donkere zwarte kruis zegt: ook van al ons donkere, verdrietige, dat wat fout gaat, weet Hij. Dat heeft Hij gedragen. Want Jezus droeg al onze pijn, Hij ging daarvoor aan het kruis.
Een goede tijd in de kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing 1 Psalm 38:5-16

zingen         Psalm 38:7

schriftlezing 2       Lukas 22:54-62

zingen         Psalm 38:6,12

tekstlezing ‘De Heer draaide zich om en keek Petrus aan.’ (Lukas 22: 61a)

verkondiging         Thema: De Blik

Gemeente van Jezus Christus,

Een van de aangrijpendste films die ik recent zag, is Silence van de regisseur Martin Scorsese. Het is de verfilming van het boek Stilte van de Japanse schrijver Shusaku Endo. En dat is weer een van de allermooiste én heftigste boeken die ik ooit las.
De hoofdpersoon daarin is de Portugese priester Rodrigues, een Rooms-katholieke missionaris uit de 17e eeuw. Samen met zijn broeder trekt hij naar Japan om hun vervolgde geloofsgenoten te bemoedigen. Als ze daar aankomen, blijkt de situatie nog ernstiger te zijn dan verwacht. De christenen worden keihard aangepakt door de wrede shogun die het christendom als iets wezensvreemds zien aan de Japanse cultuur. De christenen kunnen hun geloof alleen maar in het diepst geheim beoefenen. Toch worden er een paar gesnapt en ter afschrikking worden ze veroordeeld tot de waterkruisiging: in de branding worden ze aan kruisen gebonden, waardoor ze bij vloed letterlijk tot aan hun lippen in het woeste water staan en ze dagen later van uitputting sterven. Dit is nog maar één van de gruwelijke methoden die de shogun hanteren. Ook Rodrigues’ medebroeder komt om en dan vlucht hij. Hij komt in een geloofscrisis terecht, die alles te maken heeft met het gegeven dat God zwijgt. Of zoals Rodrigues zelf zegt: ‘Achter de onheilspellende stilte van de zee voel ik de stilte van God. Ik heb het gevoel dat God in het aangezicht van de weeklagende mensen maar blijft zwijgen, met de armen over elkaar…’
Als tegengif tegen deze aanvechtingen probeert hij zich telkens te richten op Jezus. Met z’n geestesoog probeert hij zijn gelaat, zijn blik, voor zich te halen, zoals hij dat zo vaak gezien heeft op schilderijen of bidprenten. Aanvankelijk ligt daarbij de nadruk op het mooie en serene gelaat van Jezus. Maar als Rodrigues ten einde raad is, dan ziet hij in een vijvertje een ander gelaat van Jezus: getekend, met moddervegen in het gezicht. Het valt uiteindelijk samen met zijn eigen spiegelbeeld… Vlak daarna wordt hij zelf gevangengenomen. Hij verneemt tijdens het verhoor hoe medechristenen op de binnenplaats van de gevangenis worden gemarteld door hen ondersteboven in een put met uitwerpselen of afval te hangen, waarbij een sneetje in hun nek hen heel langzaam doet leegbloeden. Rodrigues kan zijn medechristenen redden van hun marteldood als hij zelf z’n geloof afzweert. De Japanners hebben daarvoor iets bedacht: de fumi-e. Dat is een koperen plaat met daarop een afbeelding van Jezus. Het is de bedoeling dat je daarop gaat staan en zo letterlijk en figuurlijk je Heer vertrapt. Aanvankelijk weigert Rodrigues totdat hij het gekreun van de gemartelden niet meer aan kan horen, terwijl God stil blijft. Dan wordt hem de fumi-e weer voorgehouden. Endo schrijft: ‘De priester hief zijn voet op. Hij voelde een doffe, zware pijn in die voet. Het was niet louter een formaliteit. Hij zou nu trappen op wat hij als het mooiste in zijn leven had beschouwd, het allerheiligste waar hij in had geloofd, op degene die het meest beantwoordde aan de idealen en dromen van de mensen. De pijn die hij in zijn voet voelde! Op dat ogenblik sprak de man op de koperen plaat tot de priester (tussen twee haakjes: de hele was er de stilte van God geweest, maar nu – juist nu! – wordt die stilte doorbroken). Hij zei: ‘Trap maar. Trap maar. Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren om door jullie vertrapt te worden. Om in jullie pijn te delen heb ik het kruis op mijn rug gedragen.’ De ochtend brak aan toen de priester zijn voet op de fumi-e zette. In de verte kraaide een haan.’

Elke keer als ik dit lees, raakt het me zo diep. En wie moet daarbij ook niet gelijk denken aan Petrus en zíjn verloochening, niet in de laatste plaats door dat hanengekraai?
Ja, de verloochening van Petrus: het is een bekend verhaal. Maar juist bekende verhalen hebben zo ook hun invullingen. Maar of die nu altijd terecht zijn. Petrus zou vooral uit angst Jezus verloochend hebben, puur uit lijfsbehoud… Maar was hij bang dan? Als enige discipel volgt hij Jezus juist naar het huis van de hogepriester. Op afstand – zeker – maar hij is nou net niet als z’n medediscipelen weggevlucht. Het getuigt dus juist van moed dat hij daar op die binnenplaats zit, binnen gezichtsafstand van Jezus, klaar om in te grijpen, om toe te slaan.
Maar dan gebeurt het. Een meisje merkt op: ‘Die man hoorde er ook bij!’ (bij Jezus dus). Petrus ontkent het. Het Griekse werkwoord dat hier gebruikt wordt, betekent inderdaad niet willen weten, weigeren te herkennen, alle solidariteit ontkennen. Petrus distantieert zich van Jezus, stoot Hem van zich af. En dat gebeurt drie keer, waarbij tussen de tweede en derde keer maar liefst een uur zit. Petrus had dus alle tijd om zich te bedenken, om er op terug te komen, maar ook de derde keer volhardt Petrus in zijn ontkenning, in zijn verloochening. Het is dus niet onbewust, zoals sommigen zeggen. Zou het dan toch angst zijn? Nou, Petrus zag er eerder niet tegenop het zwaard te gebruiken. Nee, ‘het gaat dieper’, zoals ik ergens las, ‘het is zo ver dat het allemaal niet meer hoeft voor Petrus. Hij kan die Jezus die daar zo gebonden staat en met wie gespot wordt, volstrekt niet volgen. Dat is niet zijn Meester, dit had hij absoluut niet verwacht. Deze Jezus is niet meer te redden. Alles is hopeloos. Het Koninkrijk dat Hij beloofde komt er helemaal niet. Hij vecht niet eens. Hij laat zich slaan, straks kruisigen. Petrus kan Jezus niet meer volgen. Zo kent hij Hem niet en wil hij Hem niet kennen.’ Vandaar zijn drievoudige ontkenning en verloochening.
Ook hierin zie je raakvlakken met waar die priester in Stilte zo mee worstelt, met God die zo anders is, zo stil, zo schijnbaar  met de armen over elkaar, bij dat verschrikkelijke leed. En misschien heeft het ook wel raakvlakken met u of jou. Je had zulke verwachtingen van God, maar ze kwamen niet uit en je dacht, je denkt: zo hoeft het voor mij hoeft niet meer en je duwt het van je af…
Dat kan heel abrupt gaan, maar ook heel geleidelijk, waarbij je relatie met Christus steeds dunner wordt. Je bidt eigenlijk amper meer, want je merkt toch geen verschil. En het geloof stempelt je visie, je levenshouding weinig meer, want je omgeving is zo anders en dat zijn toch ook prima mensen?! De passie die je voorheen had, toen je bijvoorbeeld belijdenis deed, of toen je kinderen kreeg, of toen je meedeed aan inspirerende kerkelijke activiteiten. Die passie en de beleving zijn weggesijpeld. Fysiek zit je dan nog wel in de kerk, maar je hart is elders.
Of je bent juist vol vuur. Je wilt er voor gaan. Net als Petrus. Ingrijpen als het moet, je laten horen, je laten zien. Maar dan ga je opeens helemaal onderuit. Je maakt een grote misser. Of je geeft geen thuis als er een beroep op je wordt gedaan. Of je hebt zovelen de maat genomen en nu ga je zelf voor gaas. Jezus verloochenen – het kan op veel manieren, gemeente.
Dan kraait de haan. In de tijd van het Nieuwe Testament waren er nog geen klokken, wekkers, smartphones met hun alarm. Dus hanengekraai was een herkenningsteken. Je wist gelijk hoe laat het was. Nou, dat weet Petrus nu ook! Maar dan geestelijk: Jezus’ voorzegging dat Petrus Hem drie keer zou verloochenen is uitgekomen!
Maar de eerste die na dat hanengekraai reageert, is Jezus: ‘De Heer draaide zich om en keek Petrus aan.’ Verbazingwekkend! Jezus die daar urenlang verhoord wordt, op een wrede en zo’n vernederende manier. Dan heb je toch genoeg aan jezelf! Maar Jezus heeft ook oog voor Petrus, juist voor hem! Hij draait zich zelfs om. Hij zoekt Petrus en kijkt hem aan. Heel bewust. Die blik. Petrus zal het nooit meer vergeten…
Wat zit er in die blik van Jezus? Teleurstelling? Verdriet? Verwijt? Vast, maar in de blik van Jezus mogen we vooral iets anders zien, iets diepers. Dat begint al met het gegeven dat Jezus zich omdraait. Hij zoekt Petrus met zijn ogen, als een herder die speurt naar het verloren schaap. Petrus mocht Jezus dan van zich afduwen en ontkennen, Jezus wil Petrus juist niet kwijt. Integendeel. Die blik van Jezus is dus vooral een genadige, een reddende blik, een blik vol liefde. De liefde, waarover Paulus later zou zeggen: ‘de liefde is geduldig en vol goedheid (…), ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan (…). Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.’ Die liefde is voor 100 % geïncorporeerd in Jezus en die liefde proeven we, zien we in die blik van Jezus.
Diezelfde liefde wordt ontroerend getekend door Endo als priester Rodrigues voor die fumi-e staat en Jezus zegt: ‘Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren om door jullie vertrapt te worden.’ Ook dat heeft Jezus gedragen. ‘Trap maar’. En tegen Petrus (met die woordloze, maar veelzeggende blik): ‘Ga maar, ga maar naar buiten. Want dit moet Ik alleen doen. Jij kunt Mij daarin inderdaad niet volgen. Ik zal het alleen moeten doen. Juist voor jou.’
Ja gemeente, dat laat het Evangelie ons ook zien: Jezus gaat z’n weg alleen. Zoals in die aangrijpende Psalm 38 staat: – ook een Psalm die Jezus zo op het lijf geschreven is – ‘mijn liefste vrienden ontlopen mijn leed, wie mij na staan, houden zich ver van mij.’ Misschien denken we weleens dat Jezus ons nodig heeft. Maar het Lijdensevangelie draait het faliekant om. Niet Jezus heeft ons nodig, maar wij hebben Hem nodig!
En goddank laat die blik van Hem zien dat Hij zich laat vinden, dat Hij ons zoekt. Ben je al naast Petrus gaan staan intussen? Herken je waar jij Jezus ontkende? Waar jij geen thuis gaf. Waar jij Hem van je af hebt geduwd? Maar heb je ook zijn blik gezien? Zoals die priester Rodrigues in Stilte. Die zich telkens dat gelaat, die blik van Jezus te binnenbrengt. Natuurlijk, we kunnen Hem niet fysiek zien. Maar door de Heilige Geest mogen we weten dat Hij er is, dat Hij hier is, dat Hij ook nu naar u ziet, en naar jou, en naar mij. Met diezelfde genadige en reddende blik, vol liefde: ‘Ik zie je. Ik weet waar je mee worstelt. Waar je tegenaan gelopen bent. Waar het mis is gegaan. Ook dat heb Ik gedragen. Al wilde jij Mij misschien kwijt, Ik jou niet. Nooit!’
De blik van Jezus, waarbij geen woord gesproken wordt, maar die zo veelzeggend is, die herinnert Petrus aan Jezus voorzegging eerder die dag: ‘Nog voor er vannacht een haan heeft gekraaid zul je mij driemaal verloochenen.’ En dan breekt Petrus. Hij gaat naar buiten en huilt bitter: tranen van berouw. Die genadevolle blik van Jezus leidt dus tot Petrus’ berouw. Er zijn mensen die denken dat je eerst een diep zondebesef en een groot berouw moet hebben voordat God zijn genade in Christus aan je kwijt kan. Maar zo voorwaardelijk en wettisch is het dus niet, gemeente. Christus is en blijft de eerste. Zijn genade gaat voorop. Elke kerkdienst klinkt het niet voor niets zo helemaal aan het begin: ‘Genade zij u en vrede.’ Juist als je je bewust bent van die genade, daar van opkijkt, daar van ophoort, leidt dat tot berouw. Zijn oneindige goedheid maakt mij bewust van mijn kwaad, mijn zonde, mijn gebrek aan goedheid. Zo komt Petrus tot z’n berouw door Jezus’ genadige blik.
Clemens, een kerkvader uit de vroege kerk, schijnt verteld te hebben dat op Petrus’ gezicht altijd de sporen zichtbaar zijn gebleven van de hete tranen die toen buiten over z’n wangen liepen. En altijd als er, in z’n latere leeftijd, een haan kraaide, begon Petrus spontaan te huilen.
Dat deed mij denken aan een voorval tijdens mijn kindertijd. We werden door een stel jongens meegevraagd om te spelen ergens in een houten speeltuin. Nu stonden die jongens niet bekend als lieverdjes, zacht gezegd. Maar we hadden eigenlijk nog nooit met ze gespeeld, en ook toen had ik een open mind, dus waarom niet? Aanvankelijk ging het ook goed. Maar toen ik ergens bovenop een hangbrug stond, kwam één van die jongens op me af. Hij plantte opeens zijn vuist in mijn borst en keek me doordringend aan: ‘Jij bent toch zo gelovig?!’ Hij drukte nog harder. Ik zag mezelf al achterover een paar meter naar beneden kukelen… Ik schudde mijn hoofd en ontkende. De jongen haalde z’n vuist van me af en lachte cynisch en liep weg. Ik hoorde niet letterlijk een haan kraaien, maar het voelde hetzelfde. En elke keer als ik in zo’n houten speeltuin ben, of het verhaal van Petrus lees, moet ik er nog terugdenken.
En het is niet de enige keer geweest dat ik me van Jezus afkeerde. Zoals in dat boek van Endo Rodrigues ook niet de enige is, die op de plaat stapt. De weg achter Jezus aan gaat met vallen en opstaan. Ja, ook met vallen. Dat is treffend gedaan door Martin Scorsese in de film Silence. Rodrigues stapt daar niet alleen op de fumi-e, de plaat met Jezus’ gelaat. Nee, zijn stap gaat over in een val, prachtig in slow-motion gefilmd. Vaak wordt over geloven gesproken als een sprong: de sprong van het geloof. Maar laten we wel zijn: hoe vaak vallen we niet, gaan we onderuit, vallen we onszelf tegen. En juist voor zulke mensen is Jezus gekomen en in zijn armen mogen we ons laten vallen. Petrus merkte het toen Hij Jezus’ blik zag.
Weet u wanneer in het Evangelie trouwens precies hetzelfde Griekse werkwoord gebruikt wordt? Bij Petrus’ roeping: ‘Jezus keek Petrus aan.’ Ook toen was Hij de eerste en riep Hij hem. Zoals Jezus ook na zijn opstanding weer het initiatief heeft en Petrus opzoekt. Hem dus niet loslaat. En hem zelfs tot drie keer vraagt of hij Hem liefheeft. De verloochening hoeft echt niet het laatste woord te hebben. Ook de onze niet. Jezus begint opnieuw. Hij wil het elke keer weer horen, dat we niet zonder Hem kunnen. Inge Lievaart verwoordde dat eens heel mooi in een aangrijpend gedicht over de verloochening van Jezus, dat ook zo dichtbij komt:

DE VERLOOCHENING VAN JEZUS

Dat zelfvertrouwen:
ik niet
al zou iedereen
ik zal Hem niet verlaten –
ach Petrus
wie herkent dat niet
herkent in jou niet zichzelf
ik wel
wij zijn als jij
wij bouwen op onszelf
en kantelen van schrik
zodra een vinger wijst

maar dan is er zijn blik –
ach jij
verwijt en liefde tegelijk
zijn droefheid die de onze wekt
tot tranen van berouw

en later slechts die dringende
innig herhaalde vraag
‘heb je Mij lief?’ –

het antwoord dat Hij kent
Hij wil het steeds weer horen
dat aarzelende ‘ja,
U weet, ik heb U lief’
hoe weegt Hij het, verpleegt Hij het
tot het als zekerheid
weer in ons is herboren

Amen

zingen         Evangelische Liedbundel 304

de cantorij zingt Zie de mens van Sela

kanselboodschap namens het ministerie van predikanten en kerkelijk werkers

Aankomende woensdag zijn de Tweede Kamerverkiezingen. Iedereen boven de 18 jaar wordt weer opgeroepen de toekomst van ons land mede te bepalen. Natuurlijk is uw invloed maar beperkt, 1 stem tussen vele stemmen, maar juist omdat het om belangrijke zaken gaat, willen wij u toch ook van de kansel oproepen om uw stem uit te brengen.
Vanaf de kansel zal geen stemadvies gegeven worden. Toch is er wel de oproep stil te staan bij wat belangrijk is in het leven. Juist in de Bijbel wordt altijd opgeroepen op te komen voor het belang van de kwetsbaren in de samenleving, de weduwe, de wees, de vreemdeling. Wanneer u woensdag uw stem uitbrengt, telt niet alleen wat er beloofd wordt voor uw eigen portemonnee, ook de bescherming van wie of wat kwetsbaar is heeft uw aandacht nodig. Stem bewust, juist omdat uw stem ertoe doet!

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen          Gezang 182:1,2,6

zegen

zingen (als gezongen amen)     Gezang 456:3

bij het uitgaan van de kerk zingt Cantorij Cantabile Opwekking 714