welkom en mededelingen 

zingen           Psalm 136:1,2 ‘Loof de Heer, want Hij is goed’ 

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst        ‘Sta stil en let op Gods wonderen.’ (Job 37:14b)

zingen           Lied 972:1,2,5 ‘Hoe goed, o Heer, is ’t hier te zijn’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing            Psalm 40

tekstlezing   ‘Veel wonderen hebt U verricht, veel goeds voor ons besloten, HEER, mijn God. Niemand is te vergelijken met U! Wil ik erover spreken, ervan verhalen, het is te veel om op te sommen.’ (Psalm 40:6)

zingen           Psalm 139:10,11 ‘O God, hoe diep verwonderd ga ik uw volmaakte wijsheid na’

verkondiging  Thema: ‘Verwondering’

Gemeente van Jezus Christus,

Tijdens de afgelopen zomervakantie waren we in Middelburg, een prachtige stad, bijna net zo mooi als Gouda…
We waren er al eens eerder geweest, maar nog niet in het Zeeuws Museum. Dat is  gevestigd in de voormalige abdij. We hadden onze Museumjaarkaarten bij ons, dus waarom niet?
We kregen daar geen spijt van, niet alleen vanwege het mooie interieur, maar zeker ook vanwege de vaste collectie: een mix van oude en nieuwe kunst, die door elkaar hing, wat ons goed bij de les hield.
Op de bovenste verdieping was er een tentoonstelling, genaamd ‘Wonderkamers’. Je begrijpt dat we die zeker ook wilden zien. Met schotten waren verschillende kamers gemaakt, met daarin vitrines, en kasten met vele laatjes. Daarin was van alles te bewonderen: een slagtand van een mammoet, fossielen, prachtige schelpen, maar ook kostbaar keramiek en fraai fijnzinnig beeldhouwwerk. We kwamen ogen te kort.
Dat gold ook voor de buitenkant van die kamers, want deze waren helemaal beschilderd door een huidige kunstenaar. Deze had zich laten inspireren door wat er ín die wonderkamers te zien was, maar daar wel een eigen draai aan gegeven: grappig, ontroerend en confronterend.
Myrthe stond er met open mond naar te kijken. Ze pakte haar telefoon en begon spontaan foto’s te maken en deze direct door te sturen naar diverse familie-apps. ‘Echt vet!’, zei ze, als een volleerde puber. Haar ogen straalden, vol verbazing en verwondering. Op één van de kamers had de kunstenaar ook ‘De Verwondering’ geschreven.

Over verwondering gesproken. Die tintelt zeker ook in onze tekst: ‘Veel wonderen hebt U verricht, veel goeds voor ons besloten, HEER mijn God. Niemand is te vergelijken met U!’
David kan er niet over uit. Hij is er vol van. Vol van verwondering en bewondering, voor de Here God. Vanwege zijn wonderen. Zo’n wonder heeft David zelf ook meegemaakt. Hij begint er zijn Psalm ook mee. Hoe hij in nood verkeerde, tot God riep, en hoe Deze hem uit de kuil van het graf trok, uit de modder, uit het slijk, waarin hij lag, en hem rechtop zette, met vaste grond onder de voeten.
Ik lees deze Psalm nog weleens bij mensen die een ernstig ziekbed te boven zijn gekomen, die een ernstig ongeluk overleefden, of die op een andere wijze langs het randje van de dood zweefden, maar het gelukkig konden navertellen. Juist deze Psalm, deze woorden over uitredding, over Gods wonderen, roepen dan veel op, aan ontroering, aan verwondering.

David spreekt in onze tekst in het meervoud: ‘Veel wonderen hebt U verricht.’ Het bleef niet beperkt tot één wonder. O nee.
Het woord dat hier gebruikt wordt, komt vaker in het Oude Testament voor. Het staat voor de daden van God die verwondering of verbazing wekken, die dankbaar stemmen. In onze tekst wordt het ook direct gevolgd door ‘veel goeds voor ons hebt U besloten.’
Voor ‘ons’. David trekt het ook breder dan zijn eigen leven, zijn eigen ervaringen. Het geldt ‘ons’; dus heel het volk, ieder die deze Psalm leest, zingt, bidt. Iedereen wordt uitgedaagd om dit te beamen, om dit te érkennen: ‘Ja, Heer, ook in mijn leven zijn er die wonderen van U. Is er genoeg dat mijn verwondering wekt. Ben ik dankbaar voor het goeds dat U hebt besloten.’

Verwondering. Het staat haaks op het cynisme, de verbittering en de verharding, die helaas in onze tijd zo op de loer liggen. Verwondering is ook iets anders dan alles willen verklaren, analyseren, stuk redeneren. Nee, verwondering is op een andere manier kijken en denken. Verwondering is dat wat gebeurt aan bijzonders, maar ook wat er te zien is, verbinden met God, met zijn werkelijkheid.

De afgelopen week was er de VakantieBijbelWeek. Vast onderdeel daarbij is de weektekst, die de kinderen leren, een bijbeltekst die aansluit bij het thema.
De weektekst van meer dan 30 jaar geleden, toen in Waddinxveen, ben ik nooit meer vergeten. We begonnen er deze dienst mee, woorden uit Job 37: ‘Sta stil en let op Gods wonderen.’
Stilstaan, in plaats van doorrennen, maar blijven gaan in die ratrace. Nee, stilstaan, en dan kijken, letten op Gods wonderen.

Juist de vakantietijd bood daar extra gelegenheid voor. Dat gold ook voor ons. We waren op vakantie in Ouddorp, op het eiland Goeree-Overflakkee. Op een dag gingen we wandelen in het natuurgebied de Kwade Hoek. Die ietwat merkwaardige naam is afgeleid van de Kwaaienhoek, een enorme zandplaat, vlak voor de haven van Goedereede. Schepen liepen daar vroeger in ruwe stormen regelmatig vast, met alle gevolgen van dien. Dan is het met recht een kwade hoek!
Nu is het een natuurgebied, maar wel een ruig gebied, met veel brandnetels en bramen, doorns en distels. Het paradijs is daar ver, zeg maar. Omdat Mirjam kampte met een nare kwetsuur konden we niet snel lopen en moesten we regelmatig uitrusten op een bankje, maar daardoor konden we eigenlijk des te meer zien: al die bloemen die er in dat ruige gebied ook bloeien, de vlinders die er fladderen, de vogels die aan de hemel scheren, opeens het prachtige uitzicht met in de verte de zee en de eindeloze horizon.
Ja, toen moest ik ook wel denken aan die weektekst van ooit, de openingstekst van deze dienst: ‘Sta stil en let op Gods wonderen.’ Zouden we dat niet vaker moeten doen? Verwonderd raken over wat God laat zien? ‘Het is alles een gelijkenis van meer dan aards geheimenis’ zingt niet voor niets een lied.

Lode Bisschop, een dichter, maakte eens een gedicht, dat hij treffend de titel Psalm meegaf. Daarin verbindt hij vrijmoedig allerlei verschijnselen uit de schepping met God. Ik vind het een eyeopener om zo naar deze werkelijkheid te kijken, vol verwondering en béwondering, voor de grote Schepper, de Here onze God, die immers overal is:

PSALM

licht waait over uw wang
in uw oog vliegt een glimworm
door uw oor een vuurvlinder
over uw voorhoofd kruisen zwaluwen elkaar
in uw haar nestelt een goudvink
nachtegalen musiceren langs uw wenkbrauwen
’t roodborstje drentelt in uw gezicht
onze lieve Heer beestjes drenken uw huid
uw tanden dragen krijtrotsen
nestelen meeuwen en vissen
watervogels tekenen uw trekken
zwaluwen uw rimpels loofvogels uw stem

Een wonderlijk gedicht. Zeker. Ook wonderlijk in de zin dat het vol van verwondering is. Ik hoop dat je dat herkent. Om daar oog voor te hebben. Die wonderen van God te zien, te tellen en er ook van te vértellen.
Dit jaar was trouwens het thema van de VakantieBijbelWeek Tel je mee? Na het bijbelverhaal gingen de kinderen in kleine groepjes op kleedjes zitten en spraken ze met elkaar verder. Ik vond het een prachtig gezicht. Overal groepjes kinderen die met elkaar doorpraten, onder begeleiding natuurlijk. Het ontroerde mij ook. En ik dacht: is dit geen prachtig beeld voor de gemeente, een vóórbeeld ook voor ons allemaal. Om niet alleen Gods wonderen te tellen, maar er ook van te vertellen. Aan elkaar. Met elkaar te delen hoe God werkt, wat Hij doet, wat Hij betekent in ons leven, wat Hij van ons vraagt.

David rept daar ook over in de Psalm. In het verdere van onze tekst: ‘Wil ik erover spreken, ervan verhalen – en dat wil hij dus! – het is te veel om op te sommen.’ Met andere woorden: ik ben daar niet zomaar klaar mee. En in vers 11 begint hij er nog een keer over: ‘ik getuig van uw trouw en uw hulp. In de kring van het volk verheel ik niet hoe liefdevol, hoe trouw U bent.’
Wat zou het mooi zijn als ook wij dit beamen én in de praktijk brengen. Om met elkaar te delen wat we van God hebben gemerkt in ons leven. Om elkaar daarmee te bemoedigen, aan te moedigen.
Bijvoorbeeld bij het koffiedrinken na de dienst. Of thuis, als je de dienst nog nabespreekt en beleeft. Of deze week, als we elkaar ontmoeten, elkaar opzoeken. Kijk, je kunt dan gaan mopperen op alles wat niet goed is, niet goed gaat, wat eraan schort in de gemeente, aan anderen. En voor je het weet heeft de verbittering je te pakken. Je kunt ook de richting van de Psalm gaan: met elkaar delen wie God is, vertellen van zijn wonderen, van zijn liefde en trouw, die Hij ons schenkt.

Ik zou hier ‘amen’ kunnen zeggen – lekker korte preek, denk jij dan! – maar dan zou ik toch geen recht doen aan de hele Psalm, met name aan het tweede deel. Want daar klinken ook andere tonen. Hele andere tonen. Vers 13: ‘Nu omringen mij talloos vele rampen.’ Talloos…, over tellen gesproken: die rampen zijn dus talloos, niet te tellen zoveel. En ook de zonden die hem achtervolgen zijn talrijker dan de haren op zijn hoofd. Ook niet weinig dus. Zacht gezegd. De moed is de dichter ontzonken. Mensen staan hem naar het leven, zoeken zijn ongeluk, drijven de spot met hem.
Tja, dit is andere muziek. Geen majeur, maar mineur. Een ‘breakdown’ in de Psalm, las ik ergens. Er zijn dan ook uitleggers die stellen dat dit tweede deel oorspronkelijk een andere Psalm is, een klaaglied, dat er pas later aangeplakt is.
Ik geloof dat niet. Alsof het ook niet allebei in het leven kan gebeuren, in ons eigen leven: de verwondering en de teleurstelling, de lof en de klacht, het licht en het donker. Nee, Psalm 40 is overduidelijk geen makkelijk en goedkoop Halleluja, geen simpel Don’t worry, be happy.

We kunnen inderdaad in de kwade hoek terechtkomen, bij wijze van spreken: de hoek waar de klappen vallen. Het kan ook zo tegenvallen. We vallen onszelf ook zo vaak tegen. Dat er van die goede bedoelingen maar weinig terechtkomt. Toch? En als we deze wereld inkijken, nu, in deze tijd, en we zien wat er in Soedan gebeurt: een verschrikkelijke oorlog, velen daardoor op de vlucht, of in Pakistan waar kerken verbrand worden, een christelijke wijk aangevallen, of die intussen behoorlijk uitzichtloze oorlog in Oekraïne, met zoveel slachtoffers, ja dan is er genoeg kwaad, gebrokenheid, ellende. En die wonderen waar je zo op hoopte, waar je zo om bad, gebeuren niet…
Nee, dat wordt hier in de Psalm niet weggepoetst, gedeleet. Het wordt genoemd. Het mag ook een plaats hebben in onze omgang met de Here God, met elkaar, met onszelf. Sterker nog: de psalmdichter zit er middenin als hij deze Psalm maakt.

En toch, de Psalm begint met de verwondering, met de lof, met de dank. Wat een merkwaardige volgorde eigenlijk. Vaker kom je in de Psalmen juist de omgekeerde volgorde tegen: dat eerst de moeite wordt genoemd, er wordt gesmeekt om Gods hulp, om verandering. En als deze gekomen is, dat wonder gebeurde, dan volgt de dank. Klaagliederen eindigen vaak als dankliederen.
Maar hier, in Psalm 40, dus eerst de dank, de verwondering.
Ik denk dat dit ons heel veel te zeggen heeft. David verkeert dus in nood als hij deze Psalm maakt – de rampen zijn zelfs talloos – maar hij begint eerst te bedenken hoe de Here God hem hiervoor hielp, hem redde uit die put. Hij staat stil bij zoveel wonderen die God heeft gedaan. Voor hem persoonlijk, maar ook voor vele anderen. Hij kijkt bewust verder en ruimer. En de verwondering daarover wordt dan de basis waarop hij vrijmoedig God om hulp vraagt, Hem smeekt om hem nu ook te helpen. Dat eerste deel, die verwondering, dat lof- en danklied, is dus de pleitgrond voor zijn gebed. Als God niet veranderd is, zal Hij toch nu ook helpen?

Is dit geen geweldige wegwijzer, die de Psalm ons vanavond biedt, gemeente? Juist ook als wij in de penarie zitten, als we in zo’n kwade hoek zeg maar verkeren, in de hoek waar de klappen vallen. Om dan niet te vergeten terug te kijken in ons leven: Hoe en wanneer heeft God ons geholpen? Wanneer merkte ik zijn nabijheid, zijn liefde, zijn trouw? Misschien wel bij kruispunten in je leven: bij je belijdenis, bij je trouwdienst, bij die ene conferentie die je bezocht, die ene preek die je zo raakte, dat bijzondere gesprek dat je had, die diepe ervaring van Gods Geest die je kreeg, Gods majesteit die je ervaarde in zijn schepping. Sta erbij stil. Haal het naar boven. En houd het God voor: ‘Heer, als U er toen zo voor me was, wilt U dat toch nu ook zijn?! Help me, red me, zet me weer op mijn voeten, op vaste grond, op de vaste rots.’

En ook als je niet in zo’n hoek zit waar de klappen vallen, dan is er toch reden genoeg om Gods wonderen te tellen, Hem ervoor te danken, diep verwonderd te raken over wie Hij is.
Wie Hij in Christus is. Dit bijbelgedeelte wordt namelijk in het Nieuwe Testament aangehaald. In de Hebreeënbrief om precies te zijn. En daar op Jezus toegepast. Met name vers 8: ‘Hier ben ik, over Mij is in de boekrol geschreven. Uw wil te doen, mijn God, verlang Ik, diep in Mij koester Ik uw wet.’
Jezus Christus is gekomen, om Gods wil te doen. De wil om ons te redden. Jezus kwam en daalde daarvoor neer in onze put, tot op de bodem, in de modder, in onze vuiligheid, in de pijn, het lijden. Hij daalde daarin neer, om ons eruit te trekken. Ja, Hij stond zelf op uit het graf. En zijn opstanding is het grootste wonder. Een wonder met zoveel impact! Het wonder dat ons verzekert dat het kwaad niet het laatste woord heeft. Dat we in en door Hem mogen opstaan tot een nieuw leven.

Een nieuw leven, waarin je toch niets liever wilt dan ook Gods wil doen, doen wat goed doet, wat bij wijze van spreken rijmt op Jezus’ liefde en trouw.
En in dat dat nieuwe leven let je toch op Gods wonderen, op al het goeds, dat Hij voor ons besloten heeft?! Inderdaad, wie is er dan met Hem te vergelijken!
Annie Pansier vergelijkt in haar gedicht Psalm in de alpen allerlei elementen uit het berglandschap met God zelf. Dat leidt tot een lyrisch gedicht, dat hoog opgeeft van de Allerhoogste en tegelijk ook een gebed tot Hem is. Bid je het mee?

PSALM IN DE ALPEN

Laat mij een loflied voor U mogen zingen
op Uw almacht, Uw liefde.
Hoe groot zijt Gij.
Oneindig ver verheven
boven deze machtige bergen.
Gij strooit de eilanden als stof
en de bergen als kiezelstenen.
Hoger dan deze scherpe spitsen
reikt Uw almacht.
En verder Uw trouw dan de loop der rivier.
Uw liefde is heerlijker
dan het groen dezer dalen.
Lieflijker dan al deze vergezichten
Is Uw aanschijn over ons.
Laten wij U daarom loven.
Wij zijn zo klein.
Kleiner dan één den op Uw bergen.
Onze dagen vallen naar het graf
als het water van een bergbeek.
Zie ons dan aan in Uw liefde
eer wij vergaan
in de sneeuwlawine
van onze ellende.
Laten wij U loven
en laat ons leven
voor U lieflijk zijn
als het klingelen
der alpenklokken.

Amen

zingen           Hemelhoog 654 ‘O, Heer mijn God’

geloofsbelijdenis

zingen          Lied 904:1 ‘Beveel gerust uw wegen’

dankgebed en voorbeden         

inzameling van de gaven              

zingen                       Lied 904:3,4,5 ‘Laat Hem besturen, waken’

zegen