zingen           Psalm 118:9

stil gebed 

votum en groet

openingstekst         ‘Juich, vrouwe Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt Hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.’ (Zacharia 9:9)

zingen           Lied 552 

lezing van de geboden     aan de hand van de ‘biechtspiegel’ uit het Dienstboek

zingen (met combo)         Hemelhoog 380 ‘Jezus vol liefde’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

Wat zie je voor dier op het scherm? Een ezel. Wat valt je aan z’n oog op? Hoe ziet dat eruit? Vrolijk? Nee, ezels hebben vaak van die vochtige ooghoeken, ze kijken droevig. Net alsof ze verdrietig zijn om iets wat wij niet weten. Net alsof er elk moment een traan uit dat oog kan druppelen. Zal ik vertellen hoe dat komt?

Er was eens een ezel die een veulentje had. Ze stonden ergens in Bethsaïda, buiten Jeruzalem. Er kwamen daar veel mensen langs. De kinderen aaiden het kleintje over haar zachte snoet en joegen de vliegen weg die rond de ogen zaten.
Ineens balkte de moeder. De kinderen schrokken en liepen weg van dat harde geluid. Maar het veulen verstond wat z’n moeder zei. ‘Ik geloof dat er iets bijzonders gaat gebeuren!’, balkte de moeder. En voordat het veulen begreep wat z’n moeder bedoelde, werd hij losgemaakt door een vreemde man en meegetrokken.
De man nam hem mee naar een groepje mannen. Middenin stond Iemand die anders was, anders keek. Er werd een mantel op zijn rug gelegd en daarop ging de Man zitten. Het was wel zwaar voor het veulen, dat nog nooit iemand gedragen had, maar het maakte hem ook erg blij.
De man zat als een koning op zijn rug en trok de stad Jeruzalem binnen. Mensen legden mantels op de weg, zwaaiden met palmtakken, juichten en zongen: ‘Hosanna, hosanna in de hoge! Hier komt de koning!’
Wat een belevenis, maar toch was dat het niet waardoor de ogen van het veulen vochtig werden. Nee, dat kwam door het stille schokken van de Man op zijn rug. De koning huilde!

De volgende dag hoorde hij met z’n moeder een ander verhaal. Het kwam van een ezel uit de stad. Die vertelde hoe hij met z’n bazin langs de heuvel Golgotha was gegaan. Daar stonden drie kruizen. Daaraan hingen drie mannen. Vreselijk. Hij durfde niet te kijken. Maar toen hoorde hij de middelste roepen: ‘Het is volbracht!’ Die stem kende hij. Het was de stem van de Koning die hij op de rug van het veulen de stad had binnen zien komen. Deze goede, deze bijzondere Man. En tranen waren in z’n ogen gekomen.

Maar het verhaal was nog niet klaar. Na de sabbat, op zondagmorgen, was er een priesterknecht gekomen. Die had dit keer de moeder van het veulen meegenomen. Het was voor een zware klus. Ze waren naar een tuin gegaan, een prachtige tuin. Maar die werd gerooid: alle bomen en struiken moesten eruit. De ezel hielp mee met het eruit trekken van de struiken en het verslepen van de takken.
De ezel was net bezig met het verslepen van een stapel takken toen hij buiten de tuin een groep priesters hoorde fluisteren: ‘Als we het lichaam niet vinden, kunnen we nooit bewijzen dat zijn leerlingen het volk voorliegen. We moeten dat lichaam vinden!’
Maar opeens was er een andere man, Jozef, de eigenaar van de tuin. Was hij niet boos dat zijn tuin zo vernield was? Nee, zijn gezicht stond niet boos, maar verbaasd, en vooral blij. Hij zei: ‘Ik weet niet waar jullie mee bezig zijn en wat jullie allemaal denken, maar dat lichaam van Hem is hier niet verstopt. Hij is hier niet! Hij is opgestaan!’
De priesters duwden Jozef weg. Ze wilden het niet horen.
Maar Jozef liep door zijn vernielde tuin. En hij liep te zingen: ‘Hij is opgestaan, Hij is opgestaan, Hij leeft, Hij leeft!’ De ooghoeken van de ezelin werden vochtig.

En toen de priesterknecht haar ’s avonds terugbracht naar huis, hoorde ze opeens vanuit een open deur ergens in een huis, een bekende stem. De stem van de Koning, de stem van de opgestane Heer: ‘Vrede zij u!’
De ezel bleef stokstijf staan. Had de priesterknecht het niet gehoord? Had hij die stem niet herkend? Maar nee, hij werd boos. Hij gaf een ruk aan touw. Dat sneed in de hals van de ezelin. Maar die voelde dat niet eens. Die wilde wel dansen. Want ze herkende de stem van haar Heer. En de tranen liepen over haar wangen. Van pure blijdschap.

Denk dus nooit dat ezels dom zijn. Want ze weten van de Koning, van de Heer, van Jezus, die op hun rug de stad binnenreed, die huilde, die stierf, maar die ook is opgestaan. Die leeft voor jou en mij. En daarom hebben ezels dus vochtige ooghoeken. Snap je?

(ontleend aan ‘Dichterbij het wonder, Christuslegenden opnieuw verteld’ door Joke Verweerd)

zingen (met combo) Projectlied ‘Wie zeg jij dat Ik ben?’

schriftlezing             Lukas 19:28-44 (vers 41-44 tekst voor de preek)

zingen           Lied 558:1,2,4 ‘Jezus, om uw lijden groot’

verkondiging          Thema: De tranen van Jezus

Gemeente van Jezus Christus,

Het was 30 april 1980: Koninginnedag, de dag dat Beatrix tot koningin werd gekroond. Ik was 11 jaar oud. We keken het op een klein zwart/wit-tv’tje (anders hadden we thuis niet). En mijn oma was er speciaal voor overgekomen, want zij had zelf geen televisie. Ik hoor nog de verbijstering in mijn oma’s stem toen ze de beelden van de krakersrellen zag, die tegelijkertijd elders in Amsterdam plaatsvonden: ‘Vreselijk!’ De tranen stonden in haar ogen, van boosheid en verdriet. En zelfs op de Dam bij het Koninklijk Paleis was er niet alleen maar gejuich en applaus te horen, maar ook geschreeuw en protest. Er ontploften ook een paar rookbommen. Je zag aan prinses Juliana en de kersverse koningin Beatrix dat ze er ook door geraakt werden. Toch hielden ze zich in.

Jezus’ intocht heeft ook veel weg van een intronisatie. Sterker nog: als Hij op een ezel naar de stad Jeruzalem rijdt, roepen zijn leerlingen het Hem juichend toe: ‘Gezegend hij die komt als koning!’ En ze hebben hun mantels als een loper voor Hem uitgespreid.
Maar ook hier is er een tegengeluid. Niet van oproerkraaiers of ander anti-establishment. Nee, het komt juist van de gevestigde orde, van uiterst serieuze en godsdienstige mensen: de Farizeeën. Zij vragen Jezus om zijn leerlingen te berispen, hen op te laten houden met dat geroep. Maar Jezus neemt het voor ze op, want zelfs al zouden zij zwijgen, dan zouden de stenen het nog wel roepen… Het is namelijk waar wat ze roepen: Jezus ís de koning, hoewel Hij dat wel op heel andere wijze zal zijn dan hun wensen en verwachtingen.

Intussen is de stoet bij de Olijfberg. Iedereen die wel eens bovenop de Olijfberg heeft gestaan met dat fenomenale uitzicht op Jeruzalem, die weet wat dat kan oproepen. Dat gold zeker ook voor de pelgrims toentertijd die hun lange reis naar Jeruzalem hadden ondernomen. De weg neemt daar bovenop de Olijfberg een bocht en opeens zie je Jeruzalem liggen: de gouden stad blinkend in de zon, met als stralende middelpunt de tempel, het huis van God. Iedere pelgrim werd daar spontaan zo blij van.
Maar met Jezus gebeurt iets anders, iets volstrekt anders: Hij begint te huilen. Niet zachtjes: een paar tranen die over z’n wang rollen. Nee, er wordt hier in het Grieks een werkwoord gebruikt dat ‘luidkeels huilen betekent’ of ‘weeklagen.’ Zo zit Jezus op z’n ezeltje: luidkeels huilend. Hij is er helemaal stuk van. Het is trouwens de enige keer in het Lukasevangelie dat we lezen dat Jezus huilt.

Maar waarover dan? Over z’n eigen lot, zoals verschillende uitleggers beweren? Omdat Hij weet wat Hem in die stad te wachten staat: z’n gevangenneming, z’n verhoor, z’n lijden, z’n gruwelijke dood? Nee, daarover huilt en weeklaagt Jezus niet. Dat lijden had Hij al verschillende keren aangekondigd, maar liefst vier keer. Nee, de reden voor zijn huilen ligt ergens anders. Het staat ook expliciet in vers 41: ‘Toen Jezus Jeruzalem voor zich zag liggen, begon Hij te huilen over het lot van de stad.’ Jezus huilt niet over zichzelf, maar over Jeruzalem, over hun houding. Jezus huilt hartverscheurend omdat zij Hem de vredesvorst afwijzen en zo de vrede mislopen. Hij huilt omdat ze blind zijn voor de machtige daden die Jezus heeft laten zien en wat nog meer is: omdat ze Hem niet erkennen als hun Koning. En dat zal Gods oordeel oproepen. Daar is Jezus niet onverschillig onder, laat staan dat Hij daarvan geniet: net goed! Nee, dat raakt Hem diep. Dat maakt Jezus intens verdrietig.

Je zou het ‘profetisch verdriet’ kunnen noemen dat Jezus hier heeft. Verdriet dat de profeten ook kenden. Neem iemand als Jeremia: wat heeft hij er onder geleden dat zijn volksgenoten Gods goede geboden in de wind sloegen en God zelf de rug toekeerden. Wat leed hij er onder toen als gevolg daarvan het oordeel kwam en Jeruzalem veroverd en verwoest werd.
Vroeger bij een vriend van mij hing er een reproductie aan de muur van de treurende Jeremia bij de puinhopen van Jeruzalem, geschilderd door Rembrandt. Een aangrijpend schilderij. Het intrigeerde mij ook: waarom hangt iemand zoiets aan de muur in de huiskamer? Kenden die ouders zelf ook zulk verdriet, over mensen van dichtbij die God de rug hadden toegekeerd, die er niets meer van wilden weten en wat voor risico je dan loopt?! Zoiets kun je toch niet met droge ogen aanzien?! Zeker niet als diegenen je aan het hart gaan…

En bij Jezus gaat dat nog verder. Want het betreft hier mensen die Hem niet moeten, die allang plannen hebben gemaakt om Hem uit de weg te ruimen. Jezus huilt hier niet om geliefde familieleden of om vrienden die een andere weg gaan, die Hem teleurstellen. Nee, Hij huilt om mensen die vijanden zijn. Die pure vijandschap tegen Hem hebben, die Hem weg willen. Dat maakt zijn bewogenheid, zijn tranen, nog verwonderlijker. Jezus’ intense verdriet komt uit een unieke liefde voort. Liefde voor vijanden…
En door zijn tranen heen stamelt Hij: ‘Had ook jij Jeruzalem op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen. Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu.’ Eigenlijk is het zo pijnlijk: Jeruzalem, Jeroeshalajiem, oftewel stad van de shalom, stad van de vrede, wil er niet van weten wat werkelijk vrede brengt. De leerlingen hadden het geroepen bij hun zegenwens voor de komende koning, vers 38: ‘vrede in de hemel’. Zoals de engelen in de kerstnacht zongen: ‘vrede op aarde’. Dus de vrede uit de hemel, Gods vrede, is nu hier verschenen, in de persoon van Jezus, zittend op een ezel, als een zachtmoedige, als een nederige koning, als de Vredevorst. Maar ze willen het niet zien. Ze willen er niet aan. Ze buigen zelf niet. Het grijpt Jezus zo aan.

Ja gemeente, waar staan wij in dit verhaal? Naast Jezus die huilt over anderen? Of naast degenen waarover Jezus zelf huilt? Of staan we ertussen? Herkennen we ons aan de ene kant in Jezus, die bewogen is over anderen, die er niet aan willen? Maar tegelijk weten we dat er bij ons ook vaak genoeg reden is waarom Jezus zou moeten huilen. Omdat wij ook niet altijd op Hem zitten te wachten. Omdat we Hem vaak genoeg niet met open armen ontvangen, maar Hem juist afweren of liever langs de zijlijn blijven, zonder ons helemaal aan Hem te geven. Of we hebben zoveel mitsen en maren aan te dragen, dat we Hem helemaal niet laten uitspreken, dat we niet horen wat Hij echt vraagt, laat staan er aan gehoorzamen.
Nee gemeente, de Here Jezus Christus is nog niet uitgehuild. Ook onze onverschilligheid, onze lauwheid, ons verzet tegen Hem, telkens weer, zijn voor Hem om te huilen. Niet voor niets schreef Pascal ooit: ‘tot aan het einde der wereld lijdt Christus.’ Dus ook nu. En zeker hierom… En wat doet dat met ons? Als we zo tranen van de Here Jezus zien? Tranen vanwege ons? Ja, laten we het maar heel dichtbij houden, bij onszelf. Zoals dat eerder in de dienst ook zo was, toen we in die spiegel keken. Nee, niet voor een ander, maar puur voor onszelf, uiterst  persoonlijk en al die vragen op ons af kwamen. Ten diepste toch allemaal vragen hoe we tegenover de Here God staan, of en hoe we de Here Jezus navolgen, of we met anderen en onszelf omgaan, zoals God dat bedoelt? Wie moest er toen niet slikken? Wie moest er toen van binnen niet huilen, omdat het in ons leven om te huilen is?!

Weet je, het klinkt misschien raar, maar ik heb in dit verband verheugend nieuws: dit is het slechtste verdriet niet! Paulus schrijft in 2 Korinthe 7 dat dit verdriet dat God geeft tot inkeer leidt die men nooit berouwt en tot redding is.
Dus als wij oog krijgen voor dat verdriet van Jezus, en dat dat verdriet dus alles te maken heeft met zijn liefde, want Hij gunt ons juist anders, Hij gunt ons die vrede van Boven. Als dat verdriet van Hem ons raakt en onszelf ook tot berouw brengt: verdriet vanwege ons tekort, vanwege onze traagheid, vanwege ons niet beantwoorden van zijn liefde, dan komt er ruimte voor inkeer, voor bekering, voor redding. En reken maar dat Christus niets liever wil! En reken maar dat dit een diepe vreugde geeft! Of zoals het in de NBG-vertaling zo prachtig staat: ‘De droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil’!

We gaan de Stille Week in. Op weg naar Goede Vrijdag, waar we Jezus’ sterven gedenken. Waar we zien hoe ver wij mensen konden gaan met het mooiste van God, met God zelf, maar dat God juist ten goede dacht: reddend en verzoenend. De dag ook dat we bij het avondmaal mogen proeven hoe diep zijn liefde gaat, hoe goed de Here is voor zondige mensen.
Deze week voor Pasen is inderdaad om stil te worden, om ons in te keren tot God, om dat verdriet van Hem toe te laten en ook ons eigen berouw. Niet om ons daarmee te kwellen, niet om daarin eindeloos rond te draaien, maar het juist te delen met de Here Jezus Christus en zijn heil te ervaren, dat juist een diepe vreugde schenkt.

Je denkt misschien: inderdaad, ik zou dat willen: daarbij stilstaan, dat toelaten, dat ervaren, maar het is zo lastig: zo’n week kan ook zo druk zijn, zo weinig stil, zo vol van allerlei andere zaken.
Zeker, het komt je niet aanwaaien. Daarvoor moet je tijd maken, de stilte zoeken, je Bijbel opendoen en in gebed zijn aangezicht zoeken. Gelukkig zijn deze week daar ook hulpmiddelen bij: elke avond hier of in de Oostpoort een vesper, op Stille Zaterdag een stilteviering. Stuk voor stuk korte samenkomsten, waar we stil worden, waar de Bijbel opengaat, waar we biddend zijn aangezicht zoeken, waar we ons richten op de Here Jezus, op zijn weg, op zijn werk, op wie Hij is, op wat Hij van ons vraagt. Zulke samenkomsten kunnen echt helpen om bewuster toe te leven naar Goede Vrijdag, naar de viering van het Avondmaal en naar de vreugde van Pasen. Die is namelijk niet los verkrijgbaar, niet zonder de inkeer, het berouw en de ernst van waarom het Pasen werd… Dus van harte aanbevolen: die vespers, die Goede Vrijdagdienst, die stilteviering!

Over ernst gesproken… Die tranen van Jezus laten ook de ernst van de situatie zien. Als je je vader of moeder ziet huilen over jou, dan is dat een indringend signaal. Dat raakte mij als kind eigenlijk altijd ook meer dan de strengste woorden en de pittigste straf… Als je je moeder of vader ziet huilen over jou is dat een signaal: sein op rood! Zo bedoelt Jezus dat ook, want Hij huilt ook over het lot van Jeruzalem. Als men blijft volharden in de afwijzing, als men de vrede die Jezus aanbiedt, weigert te accepteren, dan komt er een tijd zegt Jezus in vers 43 dat de stad door vijanden belegerd zal worden en met de grond gelijk gemaakt, omdat zij  ‘de tijd van Gods ontferming niet hebben herkend.’ En dat oordeel is gekomen. In 70 na Christus hebben de Romeinen Jeruzalem verwoest, inclusief de tempel. Nee, we moeten niet denken dat Gods oordelen een schijnvertoning zijn. Als wij volharden in ongeloof, in onwil, in onverschilligheid dan is eens de tijd van de ontferming voorbij, dan is het op met de genadetijd.

‘Nou dominee, ik dacht dat we dat toch intussen wel voorbij zouden zijn anno 2023: die hel- en verdoemenispreken…’ Maar zo zou ik dit helemaal niet willen noemen: hel- en verdoemenispreken… Het gaat om genade en gericht. Ja, genade voorop. Die tranen van Jezus spreken van zijn liefde: hoe graag Hij ons wil hebben, hoe graag Hij ons de vrede gunt. Hoezeer Hij iedereen het Koninkrijk van God gunt. Maar zijn tranen spreken ook over de ernst. Als wij niet willen, als we zijn aanbod in de wind slaan en blijven slaan, dan is er het gericht. Dan is het eens te laat. Dat is niet iets wat ik bedenk, nee: dat zijn de woorden van Jezus zelf. Niemand anders dan de Here Jezus spreekt daarover. Niet één keer, maar geregeld. Niet als een bulderende hel- en verdoemenispreek, maar als een bewogen waarschuwing om het niet te laten schieten. En hoezeer het Jezus ernst is met ons behoud, met onze redding, blijkt ook wel uit het vervolg. Want Jezus stapt niet van zijn ezel af, nu er de zoveelste afwijzing is van de Farizeeën, nu de stad Hem eigenlijk niet moet. Nee, Hij rijdt verder. Hij blijft gehoorzaam aan zijn roeping. Hij vervolgt zijn weg, zelfs als deze leidt tot verraad, tot verloochening, tot verwerping, tot het bittere kruis. Die puinhoop die wij er van gemaakt hebben, laat Hij niet voor wat deze is, maar Hij gaat deze binnen, met huid en haar en wordt daar uiteindelijk gespijkerd op een kruis. Dat kruis dat een nederlaag lijkt, maar een baken is, een reddingsboei. Daar brengt Hij vrede aan, tussen God en ons, tussen ons en anderen en ook met onszelf. Laten we daarom vandaag en de komende Stille Week daar weer over verwonderd raken, daar bij dat kruis knielen en Hem dichtbij laten komen bij de viering van het Avondmaal.

Vandaag is het Palmzondag. Een dag met twee gezichten. Een verhaal met twee kanten: vreugde en verdriet; ja zelfs verdriet dat uiteindelijk tot diepe vreugde kan leiden. Of zoals Inge Lievaart dicht:

Heer, de mens veert op
als U uw intrede doet.
We juichen, we zwaaien,
we denken te weten wat komt,
we roepen: Hosanna.

Maar zie, tranen op uw gezicht
en droefheid rond uw mond.
Een lam, geen koning.
De dood sluipt dichtbij.
Ons hosanna valt stil.

Wij laten U gaan
en gaan eigen wegen.
Wij weten geen raad
met zo’n koningschap.
Van ver klinkt de roep om het kruis.

De keerzijde komt
van vieren en feesten.
Een heerser, die dient
kunnen wij niet meer volgen,
zien wij niet meer staan.

Uw weg is niet de onze,
uw pad is niet te gaan.
Wij laten het afweten
als U kiest voor de diepte
en uw eenzaamheid groeit.

Gebroken gaat U,
door ons verlaten,
aan ons niet voorbij.

Lof zij U, Christus!

Amen

zingen  (met combo)Hemelhoog 375 ‘Heer, raak mijn hart aan’

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven 

kinderen komen terug ut kindernevendienst          Een nieuw luikje gaat open van het kerkraam en daar wordt iets over verteld

zingen           Lied 556:3,4,5 ‘Jezus, de haard van uw aanwezigheid’

zegen