orgelspel 

welkom en mededelingen 

zingen           Psalm 133:1,3 ‘Zie toch hoe goed, hoe lieflijk is dat zonen’           

stil gebed 

votum en groet

openingstekst

‘Aan uw voeten, Heer, is de hoogste plaats,
daarom kniel ik neer bij U.’

zingen  (lied van verootmoediging en schuldbelijdenis)         Hemelhoog 286 ‘Vader, vol van vrees en schaamte’

woord van vergeving       uit 1 Johannes 1 en 2

zingen           Psalm 32:1 

lezing van het gebod des Heren           ook uit 1 Johannes 2

zingen           Psalm 32:3,4

kindermoment 

We denken hier in de kerk het hele jaar na over het thema ‘Aan tafel.’
Dat sluit vanmorgen trouwens ook mooi aan bij waar het in de kindernevendienst over gaat. In veel meer andere kerken is ‘Aan tafel’ het jaarthema.
Er is zelfs een mooi officieel plaatje bij gemaakt, en dat wil ik graag laten zien.
Ik ben benieuwd wat jullie erin zien.

Bovenaan zie je twee handen. Het zijn geopende handen. Handen die geven. Handen die zegenen. Handen die God prijzen. Ze lijken ook wel een beetje op vlammen, vind je niet? En als je je fantasie een beetje gebruikt, lijken ze ook wel wat op duiven.
Maar goed, daaronder, die roze vlakken, die stellen een soort opengeslagen boek voor. Welk boek zou daarmee bedoeld worden? De Bijbel. Daar luisteren we telkens naar. Daar ben je nooit bij uitgeluisterd en over nagedacht. Het kan ook een soort tafel zijn trouwens.

Daarop zie je witte kringellijntjes. Wat zou dat voorstellen? Een brood. Jezus breekt het brood. Daar gaan jullie straks over horen en wat Jezus daar verder over zei. Dat Hij zichzelf met een brood vergeleek.

Tussen die handen zie je nog een wit vlak. Wat voor een vorm heeft dat? Een beker. Wat voor een beker? Een avondmaalsbeker. Bovenin zie je nog de wijn.
Dat gebroken brood, die wijn. Ze wijzen naar die ene tafel. Waar we nu voor zitten. De avondmaalstafel.
Julie gaan er nu meer over horen. Maar we gaan eerst nog zingen, het projectlied. Dit keer worden we begeleid op het orgel.

zingen           Projectlied ‘Wie zeg jij dat Ik ben?’

schriftlezing            Lucas 7:36-50

zingen           Lied 558:1,3,4 ‘Jezus, om uw lijden groot’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

In één van zijn boeken vertelt Adrian Plass over een bezoek dat hij met z’n gezin aan een kerk bracht, tijdens de vakantie. Herkenbaar misschien. In ons geval zeker…
Maar goed, Adrian Plass schrijft dan: ‘Opeens waren we Katy, ons dochtertje van vier, kwijt. We vonden haar bij een pietà, een beeld van Maria, de moeder van Jezus, die het dode lichaam van haar Zoon in haar armen hield. Katy draaide zich om en zei: ‘Papa, waarom heeft Jezus een gat in z’n zij?’ Moeizaam legde ik uit dat een Romeinse speer daarvoor verantwoordelijk was. Katy vond het afschuwelijk. Ze keek weer naar het beeld. ‘Papa, Hij heeft gaten in z’n voeten. Waarom heeft Hij gaten in z’n voeten?’ ‘Kijk’, wees ik naar een klein kruisbeeld aan de muur boven ons. ‘Ze hebben zijn voeten aan een stuk hout vastgespijkerd, aan een kruis, en dat zijn de gaten waar die spijkers hebben gezeten.’ ‘Z’n voeten vastgespijkerd?’ Ze keek opnieuw naar de stenen figuren achter zich. Haar stem klonk schor toen ze weer wat zei. ‘Papa, Hij heeft ook gaten in z’n handen. Hebben ze z’n handen dan ook vastgespijkerd, nee toch?’ Verdrietig legde ik het uit. Katy ging dichter bij het beeld staan, sloeg haar arm om Jezus heen en legde haar gezicht op zijn knie. Opeens verlangde ik terug naar de tijd dat ik voor de eerste keer besefte dat Jezus voor mij gestorven is, en dat het echt pijn deed, voordat ik mijn geloof verpakte in woorden en in zorgen. Ik wou weer worden als een kind…’

Ik las dit van de week weer, en het raakte me weer diep. Ook omdat ik eraan moest denken bij ons tekstgedeelte van vanmorgen. Daar komen we geen meisje tegen, maar een vrouw. Maar ook zij heeft zo’n liefde voor Hem, zo’n ontroerende toewijding.
Die vrouw is daar opeens, tijdens die maaltijd die Simon, een farizeeër, heeft georganiseerd. Ook Jezus is daar uitgenodigd.

Laten we dat trouwens positief duiden, gemeente. Ik weet wel: farizeeërs staan er bij ons niet zo best op. Als je ‘farizeeër’ wordt genoemd, is dat geen compliment. Integendeel, ‘farizeeër’ is eigenlijk een scheldwoord geworden voor mensen die hypocriet, schijnheilig zijn.
Maar de farizeeën waren in Jezus’ tijd gewoon een stroming in het Jodendom. Ze namen Gods Woord heel serieus en ze wilden niets liever dan dat het volk God zou dienen, met heel hun leven. Daar gingen ze zelf ook voor. Net als Jezus, al koos Hij wel een andere weg daartoe, een totaal andere insteek.
Maar goed, deze farizeeër in ons gedeelte, Simon, is oprecht in Jezus geïnteresseerd. En, als je in die tijd iemand uitnodigde voor de maaltijd betekende dat ook dat je je leven, je geloof ook, met iemand wilde delen. En over deze rabbi Jezus doen veel verhalen de ronde. Hij zou een profeet zijn. Simon wil daar toch meer van weten en stelt z’n huis voor Jezus open, nodigt Hem aan tafel.

En zoals gebruikelijk toentertijd lag men aan de tafel aan. Met de linkerhand steunde je op tafel. Met de andere hand kon je zo bij het eten. En de voeten waren schuin naar achteren gericht, zodat deze niet in de nek van je buurman belandden.
Het was in die tijd ook heel gewoon dat bij zo’n maaltijd de deur openstond en mensen in- en uitliepen. Die mensen stelden zich dan op, achter de tafelgenoten en konden zo meeluisteren met de gesprekken, die zeker bij zo’n farizeeër het karakter konden hebben van leergesprekken over God, over het geloof.

Dan opeens is daar die ene vrouw. Ze komt beschroomd binnen en gaat naar Jezus toe. Maar wel achterlangs. Jezus heeft aanvankelijk ook niets door.
De vrouw spreekt geen woord, maar ze doet des te meer. Het is eigenlijk een soort pantomime: een uitbeelding zonder woorden, van zoiets dieps, groots, liefdevols. Misschien wilde ze wel wat zeggen, maar het gaat niet, want de tranen stromen over haar wangen. Ze druppelen op Jezus’ voeten. Met haar haar droogt ze de natte voeten van Jezus droog.

Simon fronst z’n wenkbrauwen. Een vrouw die in gezelschap haar haar los deed was in die tijd echt niet gepast. Losse haren werden gezien als een verleidingstruc. Maar daar blijft het niet bij: de vrouw kust Jezus’ voeten. Moet je nagaan, die voeten die over de stoffige wegen zijn gegaan, door het hete Israël. Die kussen… Tja.

Maar haar pantomime gaat nog verder: de vrouw pakt het flesje dat om haar hals bungelt. Het flesje met olie, met parfum zeg maar, dat daar hing om een aangename geur te verspreiden. Maar nu wil ze Jezus’ voeten met de olie zalven, en dan is de enige manier om olie eruit te krijgen: de hals van de fles afbreken. En dan giet ze alle olie – die zo kostbaar is – over Jezus’ voeten heen. Nee, niet z’n hoofd. Dat zou betekenen dat ze op gelijk niveau met Jezus is. Nee, ze is geknield. Aan zijn voeten. Die ze rijkelijk zalft met de olie. Het hele vertrek begint ernaar te geuren. Niemand kan er meer omheen.

Ook de gastheer niet. Simon snuift z’n neus. Hij schudt z’n hoofd. En hij fluistert z’n gedachten uit: ‘Als Jezus een profeet was, zou Hij toch weten dat deze vrouw een zondares is!’
Ja, zo staat ze ook bekend in de stad. Ze is een publieke vrouw. Waarschijnlijk een prostituee. Maar dan geen goedkoop straathoertje. Nee, daar is die olie, die ze over Jezus’ voeten giet, veel te kostbaar voor. Die kost een vermogen. Ze is meer iemand van een dure escortservice.
Maar hoe kan Jezus dan toestaan dat zo’n vrouw dit allemaal bij Hem doet?! Waarom protesteert Hij niet? Waarom wijst Hij deze vrouw niet gedecideerd naar de uitgang?! Als zo’n vrouw je aanraakt, word je toch onrein?!

Jezus weet precies wat Simon denkt en in zichzelf loopt te mompelen. Hij is wel degelijk een profeet dus. Maar in plaats van Simon direct aan te spreken en aan te pakken, kiest Jezus een andere route. Hij vertelt een verhaal. Een spiegelverhaal, een gelijkenis. Over twee mensen die een schuld hebben: de één van 50 denarie, de ander van 500 denarie.
Eén denari is gelijk aan een dagloon. 50 denarie is omgerekend ongeveer 6000 euro en 500 denarie dus 60.000 euro. Van beiden wordt de schuld kwijtgescholden. ‘Wie van hen zal de meeste liefde betonen?’, vraagt Jezus dan aan Simon. Die voelt de bui al hangen en antwoordt, een beetje voorzichtig en vooral terughoudend: ‘Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.’

Ik zei al: dit is een spiegelverhaal. Simon kan zichzelf erin terug horen, mét die vrouw. Maar zoals zoveel gelijkenissen van Jezus vindt hier ook een omkering plaats. Bij Simon was de vrouw de aangeklaagde, maar bij Jezus is juist Simon dat en de vrouw het voorbeeld tot navolging.
Jezus maakt de vergelijking tussen Simon en die vrouw: ‘Simon, Ik ben bij jou te gast, maar je hebt me geen water voor mijn voeten gegeven. Deze vrouw heeft mijn voeten natgemaakt met haar tranen en met haar haar afgedroogd. Jij hebt me niet begroet met een kus. Deze vrouw heeft mijn voeten onophoudelijk gekust. Jij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, deze vrouw heeft met geurige olie mijn voeten gezalfd.’
Kijk, dat voeten wassen, die begroetingskus en de verkwikkende en geurige olie op het hoofd waren allemaal geen verplichtingen, geen geboden, maar natuurlijk wel gastvrij en vriendelijk. Daarin was Simon karig en kil naar Jezus geweest, in tegenstelling tot deze vrouw, die haar liefde aan Hem heeft betoond.

Dat heeft dus te maken met vergeving, zegt Jezus. Wie weinig is vergeven, geeft weinig liefde. Wie veel is vergeven, geeft veel liefde.
Bedoelt Jezus nu dat deze vrouw vergeven wordt, omdat ze veel liefde heeft gegeven? Is onze liefde voor Hem een voorwaarde voor onze vergeving?
Nee, het is juist andersom. Dat blijkt ook uit die korte gelijkenis: als je schuld wordt kwijtgescholden ga je liefde betonen, uit diepe dankbaarheid.

Of zoals Jezus in vers 50 tegen die vrouw zegt: ‘Je geloof heeft je gered’. Die vrouw zegt toch nergens tegen Jezus dat ze in Hem gelooft? Nee, zoals gezegd zegt de vrouw sowieso helemaal niets. Zwijgend gaat ze te werk, toont ze haar liefde. Maar al die handelingen zijn gevuld met geloof. Die liefde is de uiting van haar geloof. En dat geldt ook voor die tranen. Het zijn tranen van berouw. Over haar zonden, maar ook tranen van dankbaarheid over Jezus’ vergeving, over zijn genade. Bij Jezus, aan zijn voeten, vindt ze vrijspraak, bevrijding, vergeving.

Ja gemeente, op wie lijken wij? Op die vrouw of op Simon? Kijk, de schuld van de ene is kleiner dan de andere. 50 of 500 denarie. Maar er staat niet voor niets dat allebei schuld niet zelf konden terugbetalen.
In al z’n kortheid is dat het confronterende in Jezus’ gelijkenis, in zijn spiegelverhaal. We zien onszelf erin terug. Als schuldige mensen. Nee, niemand is schuldloos. Niemand kan zichzelf vrijpleiten of zichzelf bevrijden. Niemand trekt zichzelf omhoog aan z’n haren uit het moeras. We zijn allemaal volledig aangewezen op de genade van Jezus. Op zijn vergeving.
Of er nu sprake is van openlijke zonden, zoals bij die vrouw. Iedereen weet wat je allemaal verknald en verziekt hebt, in de omgang met anderen, in de omgang met jezelf, met de Here God. Of dat het juist voor het blote oog niet zichtbaar is. Als je zo’n net persoon bent als Simon. Een brave burger, zonder strafblad, zonder gekke dingen.  Maar je weet heus wel wat er zeg maar in de kelder van je leven ligt. Je heimelijke verslavingen. Je machtsdrang. Je jaloezie, je bitterheid, je zurigheid. Je hoogmoed, je zelfhandhaving. Je angsten en je twijfels. Of vul zelf maar aan, waar jij mee tobt, wat als een zware steen op je hart ligt.
Kortom: we hebben allemaal die vergeving, die heling, die bevrijding nodig.
En als je die bij Hem ontvangt – om niet – dan gaat het toch stromen in je leven? Dan wil je toch niets liever dan Hem liefhebben?

Die vrouw geeft zich daarin helemaal aan Jezus. Zie maar hoe ze dat hele flesje over zijn voeten giet. Eigenlijk legt ze alles aan Jezus’ voeten. Zoals ik ergens las: ‘Haar hart, dat huilt. Haar losgegooide haren en daarmee haar eer. Haar liefde. Haar schoonheid. Haar aantrekkingskracht, haar kapitaal (ja, want het was zeer kostbare olie, die een vermogen kostte; uitleggers hebben het zelfs over een jaarsalaris; hoe dan ook: ) alles stroomt uit het flesje. Ze heeft niks meer.’
Haar hele leven… Ze geeft het allemaal en helemaal aan Jezus. Haar oude leven geeft ze uit handen en ze krijgt een nieuw leven.

Weet je, naast haar, beter: aan Jezus’ voeten is nog plaats. Is niet juist de lijdenstijd, de veertigdagentijd, hier niet voor bedoeld, gemeente? Om te knielen bij Jezus, aan zijn voeten te komen, je opnieuw aan Hem toe te vertrouwen, om alles – ook dat waar je het misschien nooit met anderen over hebt – om alles aan zijn voeten uit te storten. En je te laten vullen met zijn liefde, met zijn genade, met zijn vergeving en vernieuwing. Om je opnieuw aan Hem toe te wijden, opnieuw met Hem de afspraak te maken, Hem te volgen, zijn weg te gaan.

En dan is het inderdaad zo: hoe groter de vergeving, hoe groter de liefde voor Hem, naar anderen toe. Hoe meer je beseft het helemaal verknald te hebben, hoe meer je beseft dat er van alles mis is in je leven, des te groter zal je dankbaarheid dan om zijn vergeving zijn, dat Hij je helemaal schoonmaakt, door en door, en dat je echt helemaal opnieuw mag beginnen. En die dankbaarheid uit zich in een diepe liefde voor Jezus Christus.

Ik sprak de afgelopen week een kerel, die bij een zonnepanelenbedrijf werkte. Op de één of andere manier kwamen we in no time bij de kerk en het geloof uit. Hij vertelde hoe hij nog maar zeven jaar christen is. Daarvoor was hij moslim geweest, omdat hij, na een scheiding, en na allerlei scheve schaatsen en miskleunen, opnieuw getrouwd was. Zijn nieuwe vrouw was moslima. En hij ging daarin met haar mee. Maar toen ontdekte zij Jezus en kwam tot geloof. Hij merkte hoe zij veranderde en hij werd nieuwsgierig. Ook bij hem sloeg de vonk over. O ja, het was nog steeds een ruige kerel, met het hart op de tong, maar vooral met een klein hartje, of moet ik zeggen: met een hart dat overstroomde van liefde voor Jezus, die iedereen die liefde ook gunde. En tegelijk zei hij, dat hij elke dag moest leren, en niet zonder de kerk, niet zonder z’n Heer kon, omdat de verleidingen altijd weer terugkwamen, het echt een strijd was.
Ik vond het zo aanstekelijk. Ik werd er helemaal vrolijk van. Zo’n man, met zo’n passie voor Jezus. En ik dacht: wat bijzonder dat ik deze man ontmoette. Precies in de week dat ik preken ging over door Jezus aangeraakt worden en het betonen van liefde voor Hem.

Wat mooi als je bij iemand proeft hoe hij geraakt is door Jezus’ liefde. Zullen mensen dat ook aan ons merken? Bij Jezus is genoeg liefde te vinden. Dat dochtertje van Adrian Plass liet dat zien. Net als die vrouw uit het Evangelie.
Inge Lievaart verwoordde die liefde van Jezus eens in een diepzinnig gedicht:

Hij kende de mensen van binnen
wist wat er was in ons hart
haat en verraad
doornen en spijkers –
toch, niet te geloven
heeft Hij ons liefgehad

Hij kende de mensen van binnen
achter het masker zo arm
lachend uit angst
bijtend uit pijn
van groter te willen
een godje willen
en maar mens te zijn

Hij kende de mensen van binnen
wist dat de dood er op stond
maar vroeg om opnieuw te beginnen
stem uit een mensenmond

Zo ver ging zijn helend verlangen
Hij kwam en leefde ons voor:
menszijn is anders
is dienen is liefde
liefde verliest niet
ook aan de dood niet
wat zij verloor

Amen

zingen           Lied 908:1,5,7 ‘Ik heb U lief, o mijn beminde’  

gedenken overleden gemeentelid       

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven   

kinderen komen terug uit kindernevendienst          Nieuw luikje gaat open van het kerkraam en daar wordt iets over verteld

zingen           Lied 578:1,3,6 ‘O kostbaar kruis, o wonder Gods’

zegen

 

 

 

 

gebed om verlichting met de Heilige Geest