aanvangslied Psalm 31:11,12
stil gebed
votum en groet
openingstekst In de Filippenzenbrief schrijft Paulus: ‘Als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel en op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer’, tot eer van God de Vader.’ (Filippenzen 2:8-11)
zingen Psalm 22:10,12,13
gebed
schriftlezing Matteüs 27:45-56
tekstlezing ‘Toen de centurio en degenen die met hem Jezus bewaakten de aardbeving voelden en de merkten wat er gebeurde, werden ze door een hevige angst overvallen en zeiden: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’’ (Matteüs 27:54)
zingen Gezang 178:1,9,10
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
In één van zijn boekjes vertelt dominee Buskes over een dominee die op huisbezoek ging bij een prostituée. Ja, ze was lid van de kerk en deze predikant maakte geen onderscheid. Het werd niet echt een alledaags huisbezoek. Het was in een armzalig kamertje, met een groot bed, een rood lampje en een nogal opgedirkte, struise prostituée. Het gesprek wilde niet echt vlotten. Buskes merkt dan trouwens fijntjes op tegen z’n lezers: ‘Trekt u daar vooral geen conclusies uit. Bij heel meelevende kerkgangers gebeurt dat ook weleens niet…’
Maar goed, daar, in dat peeskamertje dus ook niet. Er werd geen woord gezegd en een minuut scheen wel een eeuwigheid. De blik van de dominee viel op een crucifix, die aan de muur hing, boven het bed. De prostituée reageerde fel op die blik: ‘Mag dat soms niet?!’ ‘Waarom zou het niet mogen, ik vraag me alleen af, waarom u het daar opgehangen hebt?’ Tweede felle reactie: ‘Omdat dat de enige kerel is, die ons nooit bedonderd heeft!’
‘Nou, nou, dat is toch geen kanseltaal!’ Nee, maar het is ook mijn taal niet, maar die van deze vrouw. Maar ondanks die rauwe taal, is het wel een belijdenis! Een onbehouwen belijdenis zeker, maar wel eentje waarin ze precies verwoordt hoe uniek Jezus is: de Enige die ons nooit misleidt en die ons nooit laat vallen. Zij had in haar grove woorden wel het geheim van Jezus te pakken.
Eigenlijk net als die Romeinse centurio en z’n soldaten. Bij Markus en Lukas is het trouwens alleen die officier, die die belijdenis doet, maar hier bij Matteüs vallen ook de soldaten hem bij. Met een paar woorden hebben ook zij, aan de voet van het kruis, aan de voet van die levensgrote crucifix, – nu geen beeld, maar echt -, met een paar woorden hebben zij het geheim van Jezus benoemd: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’ Ze hebben ontdekt dat hier bij de executie van deze Jood iets heel bijzonders aan de hand is. Dat Hij alles met God te maken heeft. En dat kunnen ze, na zijn sterven, niet meer voor zich houden: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’
Hoe komen zij tot die belijdenis? Laten we wel wezen. Ook de soldaten hadden volop meegedaan met het bespotten van Jezus. Maar nu is dat omgeslagen in een eerbiedige erkenning. Waarom? Onze tekst geeft het antwoord: ‘Toen de centurio en degenen die met hem Jezus bewaakten de aardbeving voelden en ze merkten wat er gebeurde, werden ze door een hevige angst overvallen en zeiden: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’’
Die aardbeving kwam precies op het moment dat Jezus z’n laatste adem uitblies en stierf. Het betreft hier ook niet zomaar een seismologisch verschijnsel. De wijze waarop Matteüs deze beschrijft, wil zeggen dat God erachter zit. Jezus zelf had eerder aardbeving als een teken van de tijd genoemd, een signaal van Gods oordeel.
Dat signaal is nu te voelen: Gods oordeel heeft zich voltrokken. Die drie uur totale duisternis op klaarlichte dag was daar ook een teken van. Het teken van Gods afwezigheid, waardoor Jezus in de totale godverlatenheid kwam. Met het kwaad, de zonden van de hele wereld, daalde Hij daarin af. Plaatsvervangend. En zo droeg Hij de zonden weg, verzoende ze. En nu Jezus zo aan en met die zonden van de wereld gestorven is, is de wereld, de fysieke wereld, de eerste die reageert: de aarde beeft. En die stoere Romeinse officier met z’n manschappen, die toch best wat gewend zijn, ze beven mee. Van schrik, van diep ontzag. Zeker ook als ze zien, hoe Jezus sterft. Maar daarover straks meer.
De aardbeving is namelijk niet het enige indrukwekkende gebeuren dat Jezus’ sterven vergezelt. Ook graven worden geopend en vele gestorvenen staan zelfs op! Matteüs is de enige die hier melding van maakt. Het ontbreekt mij nu aan tijd om dit grondig uit te diepen, maar ook dit hoort bij die eindtijdverwachting. Door heel de Bijbel heen is dat de grote verwachting: ‘We zullen opstaan!’ De dood heeft niet het laatste woord.
‘Wacht even, dominee. Ben je niet een paar dagen te vroeg? Het is vandaag Goede Vrijdag. Nu gedenken we toch Jezus’ sterven en straks op Pasen gaat het over de opstanding.’
Nou, in het Evangelie ligt het dus toch anders. Daar wordt het niet zo uit elkaar getrokken zoals wij dat vaak plegen te doen. Die aardbeving, die openbrekende graven én de tot leven gewekte gestorvenen; dat alles gebeurt als Jezus sterft! Zijn sterven zet van alles in beweging, letterlijk en figuurlijk. Ook in het rijk van de dood.
Misschien dat wij die kant hier in de Westerse kerk ook een beetje zijn kwijtgeraakt. Daarom is het goed om ook daarin verder te kijken. Ons bijbelrooster deze week liet ons Efeze 3 lezen: ‘Samen met alle heiligen zullen we de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen van Gods liefde.’ Dat geldt niet alleen voor de plaatselijke gemeente, maar ook voor de wereldkerk. Pas mét elkaar zullen we die meerdimensionale liefde kunnen begrijpen. Ook als het over het kruis van Christus gaat, zijn sterven aan die martelpaal. Dat heeft zoveel dimensies. Zo is er in de Oosters-orthodoxe kerk een wijdverbreide afbeelding van het kruis, die een andere kant laat zien: aan de voet van het kruis ligt n.l. een doodshoofd, als een soort trofee. Ja, het is de wereld op z’n kop. Dat verschrikkelijke sterven van Jezus, – waarbij je toch zou zeggen dat Hij een nederlaag leidt – daarmee verslaat Hij de dood. En als sprekend teken daarvan breken de graven open en staan er die mensen daar in de heilige stad op. Als een voorproefje van de uiteindelijke opstanding der doden aan het eind van de tijd.
Of die centurio dat allemaal meegemaakt heeft, is maar de vraag. Hij stond daar aan de voet van het kruis. Maar hij en z’n mannen hadden wel gezien hoe Jezus stierf en wat z’n laatste woorden waren. Matteüs vermeldt deze niet. Alleen maar (vers 50) dat Jezus het uitschreeuwt. Maar bij Johannes lezen we ze wel: ‘Het is volbracht!’ Jezus fluistert deze woorden dus niet. Ze komen niet murmelend over z’n stervende lippen. Nee, Hij schreeuwt ze uit, als een overwinningskreet: ‘Het is volbracht!’ Oftewel: Missie behaald!
Die centurio had menig kruisiging meegemaakt. Z’n manschappen hadden talloze executies moeten voltrekken. Maar zoals deze Jezus stierf, niet als een slachtoffer, maar als een Overwinnaar, ja: dat was zo anders, zo bijzonder, zo goddelijk: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’
Ja, de eersten die Jezus na z’n sterven zo belijden, zijn niet de Joden, terwijl hun Koning, hun Messias hier toch hangt. Het zijn ook niet de discipelen en de vrouwen, terwijl het toch hun Heer en Meester is. Nee, het zijn een stel Romeinen, heidenen.
Zo wordt werkelijkheid waar de Psalm, waar we deze dienst mee begonnen, over zingt. Dezelfde Psalm die Jezus ook uitschreeuwde aan het kruis, Psalm 22: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ In deze Psalm staat verderop: ‘Voor U zullen zich buigen alle stammen en volken.’ Deze Romeinse soldaten met hun belijdenis zijn er een vervulling van. Deze letterlijke en figuurlijke randfiguren, net als die vrouw van lichte zeden uit het begin van de preek. Christus laat zich juist door randfiguren vinden. Mensen waar wij op neer kunnen kijken, zijn bij Hem welkom. Omdat door zijn dood de weg geopend is, de toegang vrij is.
Dat was op indrukwekkende wijze tot uitdrukking gebracht in het gescheurde voorhangsel in de tempel. Met Jezus’ sterven was het gescheurd. Niet van beneden naar boven, zoals dat normaliter zou gaan, maar van boven naar beneden. Van hogerhand dus. Door Gods hand.
Door het sterven van Jezus, zijn offer, zijn overwinning op het kwaad, zijn de blokkades opgeheven, mag je komen bij God, in zijn liefde delen. Ook als je het voor je gevoel helemaal verstierd hebt. Als je je ook een randfiguur voelt, zo weinig waard. Of als er zoveel twijfel en onzekerheid in je huist. Of als je, net als die Romeinen, angsten kent, maar dan op een ander vlak. Of net als die vrouw uit het begin zo moeilijk mensen kunt vertrouwen. Dit is Iemand anders. Hij is te vertrouwen. Hij laat je niet zitten. Hij weet raad met je twijfels, angsten en wantrouwen en zelfs met die laatste vijand: de dood. Door Hem ben je welkom bij God de Vader.
‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’ Die Romeinen stamelen het, met knikkende knieën, met een schorre stem, vol ontzag en eerbied. Juist in z’n sterven hebben ze God zelf ontdekt en Hem beleden. Zij waren de eersten, voor wie deze vrijdag een Goede Vrijdag werd. De eersten van een lange rij. Laten we hen bijvallen. In ons lied, ons gebed, onze gang naar de tafel, ons leven van elke dag.
Inge Lievaart verwoordde het eens zo, en het is ook een prachtige opmaat naar de viering aan zijn tafel straks:
TOEGANG
Geen toegang tot Gods tuin,
als hunkering bewaard
naar liefde, licht en leven –
want vurig staat rondom
een gloed van heiligheid:
de wolfmens wordt geweerd,
de dief grijpt in het zwaard.
Geen toegang tot God zelf,
slechts als verborgenheid,
als verre stem bekend. –
Wie is zo gaaf en rein
dat hij kan naderen
en in die vuurgloed zijn?
Er is een mens gevonden
met liefde, groot genoeg,
die diende en niet vroeg,
een mens met priesterhanden,
voor wie de voorhang spleet.
Hoor, uit dat diepst geheim,
dat helende ontmoeten,
dat hart nu van de vrede,
een stem ook ons begroeten:
‘Wees welkom, drink en eet’.
Amen
zingen Gezang 481:4
lezing avondmaalsformulier
zingen Gezang 358:1,2,4,5
viering avondmaal
zingen aan tafel Evangelische Liedbundel 371
lezen aan tafel Kolossenzen 2:13-15 en 3:1-4
avondgebed van ds. Troost
Heer, in uw handen bevelen wij onze geest,
nu de avond is gekomen en de hemel donker wordt.
In uw handen bevelen wij huis en haard, ons werk en onze woning.
In uw handen bevelen wij zonen en dochters, vaders en moeders.
In uw handen bevelen wij broeders en zusters, vrienden en vijanden.
In uw handen bevelen wij de wind en het water, de wereld en al wie er op wonen.
In uw handen bevelen wij ons denken en doen, onze driften en onze dromen.
In uw handen bevelen wij onze ziekten en onze zorgen, onze ziel en zaligheid.
Nu de avond is gekomen en de hemel donker wordt-
laat uw aanschijn over ons lichten en geef ons uw vrede.
Heer, in uw handen bevelen wij onze geest. Amen.
inzameling van de gaven
slotlied Gezang 392:1,4,5
zegen
in stilte wordt de kerk verlaten
0 Reacties