orgelspel 

mededelingen

stil gebed 

votum en groet 

openingstekst  ‘Met luider stem roep ik tot de HERE, Met luider stem smeek ik de HERE; ik stort mijn klacht voor zijn aangezicht uit, ik maak Hem mijn benauwdheid bekend.’ (Psalm 142:2,3 NBG-vertaling)

zingen           Psalm 121:1,2

lezing van Tien Woorden als smeking  

zingen           Evangelische Liedbundel 308:1,3 Doorgrond mijn hart en ken mijn weg, o Heer

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

Het is vandaag Moederdag. En hebben jullie daar nog iets aan gedaan? Vertel…
Zelf ga ik ook naar mijn moeder. Natuurlijk krijgt zij ook iets. Want ik ben heel blij met haar. Ze is al 52 jaar mijn moeder. Als je wat ouder wordt, ga je ook aan vroeger denken. Dan helpt dit daarbij. Mijn eerste fotoalbum. Kijk, hier zie je mijn moeder met mij.


Zo’n 50 jaar geleden, een halve eeuw… Wat een jonge moeder hè…
Nu is ze ietsje ouder. Ze heeft mij ook niet meer zo op haar arm. Maar ze draagt me wel in haar hart. Dat weet ik. En ik haar.

Je moeder zal dat, als het goed is, altijd doen. Die zal je niet vergeten. In de Bijbel staat daar iets heel moois over. Bij de profeet Jesaja. Hoor maar…

 14 Jeruzalem zegt: ‘De Heer heeft mij verlaten, hij is mij vergeten.’
15-16 Maar de Heer zegt: ‘Jeruzalem, ik heb je naam in mijn hart bewaard. Ik zal altijd aan je denken. Een moeder zorgt toch ook goed voor het kind dat ze in haar buik gedragen heeft? Ze vergeet haar kind nooit. En zelfs al zou een moeder haar kind vergeten, ik zal jou nooit vergeten! (Jesaja 49:14-16 uit de Bijbel in Gewone Taal)

Kijk, we kunnen we eens denken dat God ons vergeten is. Dat Hij heel ver weg is. En dan vergelijkt de profeet dat met een moeder. Een moeder zal echt haar kind niet vergeten. En stel dat het toch gebeurt, want het kan wel eens mis gaan tussen een moeder en een kind, helaas. Maar God is anders. Hij vergeet ons nooit. Hij is als een moeder die voor ons zorgt, die aan ons denkt, die van ons houdt. Het is heerlijk om een fijne moeder te hebben, maar nog heerlijker is het om God als hemelse Vader en Moeder te hebben.

schriftlezing    Psalm 44

tekstlezing   ‘Word wakker, Heer, waarom slaapt U? Ontwaak!’ (Psalm 44:24a)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

In een interview met de Joodse schrijver Isaac Bashevis Singer, die opgroeide in Polen, kwam ook de holocaust ter sprake. Deze had ook op Singer een onuitwisbare indruk gemaakt. Ook m.b.t. zijn relatie met God. Singer zei dat hij daar ook iets over geschreven had, maar dat hij het nog niet gepubliceerd had en hij wist ook niet of hij dat wel ging doen. Het was namelijk een bitter boek, met de titel Gebed en Rebellie. Ja, hij had met God nog wel een appeltje te schillen: waarom had Hij dit toegestaan? Waarom had Hij het blijkbaar alleen maar aangezien? Of had Hij soms zitten slapen, zoals één van de Psalmen zegt. Ja, Singer citeerde onze tekst: ‘Waarom slaapt U, Heer?’

Nu is het bijzondere dat dát wel gepubliceerd is. Dat de dichter van de Psalm niet, na herlezing, dacht: die regel is toch eigenlijk te gortig en hem vervolgens geschrapt had. Of dat latere bewerkers van de Psalm dachten: nee, zo mag je niet over God spreken. Dat heeft die ene dichter in z’n emotie, in z’n wanhoop gedaan, maar dat kunnen wij de gemeente nu toch echt niet in de mond leggen. We strepen die regel door. We deleten hem. Nee, dat is allemaal niet gebeurd. Die regel is blijven staan. Hij maakt onlosmakelijk deel uit van die Psalm, van het Woord van God.

‘Maar wacht even… Staat die regel daar dan ook niet haaks op? Ik bedoel: verder nergens lees je in de Bijbel dat God slaapt. Echt nergens. Wel dat mensen kunnen slapen, juist als er gewaakt moet worden. Denk aan de discipelen in de hof van Gethsemané. Of die 10 meisjes uit Jezus’ gelijkenis, ze zijn in slaap gevallen, terwijl de bruidegom aanstaande is. Ja, mensen kunnen indutten, inzakken, slapen, maar God? Ja, de afgoden, zoals Baäl. Dat roept Elia tenminste als daar op de Karmel de baälpriesters zich uitsloven om van hun god vuur van de hemel te bidden en er helemaal niets gebeurt. Dan roept Elia spottend: ‘Ach, hij slaapt zeker, hij moet nog wakker worden.’ Ja natuurlijk: Baäl, maar de God van Israël, zoals onze tekst zegt. Nee, ‘die sluimert noch slaapt’, klinkt het juist in de 121e Psalm.’

Nou, die dichter van de 44e Psalm denkt daar toch heel anders over: ‘Word wakker, Heer, waarom slaapt U’ Oftewel: ‘Zou U niet eens wakker worden? Ligt U maar te slapen, terwijl wij hier de vernieling ingaan? Merkt U dan niet wat hier allemaal gebeurt? Word wakker en kom ons te hulp!’ Blijkbaar mag dat allebei een plek in het Psalmenboek hebben: de belijdenis en het vertrouwen van Psalm 121 en die prangende vraag en klacht van Psalm 44.

Psalm 44 behoort inderdaad tot de klaagpsalmen. Daarvan zijn er in het Psalmenboek minstens net zoveel te vinden als lofpsalmen. Psalm 44 is een zogenaamde ‘collectieve klaagpsalm’. Die zijn met name geschreven voor de gemeenschap, het volk. De psalm is ontstaan in een tijd dat het volk het zwaar te verduren had. Je leest dat met name in het tweede deel, vers 10-17. Er is een zware nederlaag geleden. Vele doden zijn gevallen. Het land is geplunderd. Kortom: het volk voelt zich géslagen en vérslagen. In zo’n situatie klonken er liederen als deze in de tempel. Een lied waar eigenlijk alles inzit. Want het begint met wat hen overgeleverd is, wat ze gehoord hebben van hun voorouders: de daden van God. Hoe Hij hun het land gaf, hoe vijandige volken verslagen werden en ze vaste grond onder de voeten kregen. Nee, niet dankzij hun eigen kracht, hun eigen militaire macht en kundigheid, maar dankzij de HERE, de God van Israël. En daarom verdient Hij alle lof en eer, vers 9: ‘God, wij loven U dag na dag, uw naam zullen wij altijd prijzen.’

‘Het ging hier toch om een klaaglied, maar ik hoor hier alleen maar over Gods grote daden, over de voortdurende lof die Hij verdient?’
Jazeker, ik zei al: ‘Alles zit er in, want die lof, die grote daden van God in het verleden, dienen vooral ook om het contrast te schetsen met hoe het in het heden gesteld is, vers 10: ‘Toch (in dat ene woordje voel je die tegenstelling al:), toch hebt U ons nu verstoten en vernederd.’ U bent dit keer niet met onze legers meegetrokken en daardoor leden we een smadelijke nederlaag, ligt het land aan puin en zijn we het lachertje van de regio geworden: omliggende volken drijven de spot met ons.
En dan het derde deel, vanaf vers 18. Waar het ‘maar’ ook weer op een tegenstelling duidt: ‘Dit is ons overkomen, maar wij zijn U niet vergeten, uw verbond verloochenden wij niet.’ Kijk, als we ons nu tot andere goden gewend hadden, als we Uw verbond, HERE, verbroken hadden, als we U vergeten waren, willens en wetens, dan was die rampzaligheid te begrijpen geweest, maar dat is niet het geval. We zijn uw verbond juist trouw gebleven en waarom dan dit? Deze ellende? Deze verschrikkingen?

Het volk is gezamenlijk door de knieën gegaan. Wat zeg ik: ze liggen plat op de grond, ze voelen het stof, het zand, op het tempelplein, maar hun woorden komen er met dubbele kracht uit: ‘Word wakker, Heer, waarom slaapt U?’ Het is een hartverscheurende klacht.
En nogmaals: het is niet de enige klaagpsalm. Velen staan er in het Psalmenboek. Niet voor niets. Klachten hebben blijkbaar een plaats in de omgang met de Here God.

Ja, dat zeg ik nu wel zo. Maar is dat bij u ook zo, en bij jou? Heeft u wel eens geklaagd tegen de Here God? En dan zoals dat in Psalm 44 gebeurt. Dat je bij wijze van spreken naar boven roept: ‘Is daar iemand? God, bent U daar nog? Of bent U in slaap gevallen misschien? Ziet U dan niet wat hier allemaal gebeurt? Of kan U dat niets schelen?’
Of gaan we zo niet met de Here God om? Vinden we dat oneerbiedig, niet gepast? Misschien dat we het wel eens denken, maar dan dringen we dat gauw weg, zelfcensuur zeg maar.

‘Inderdaad, want opstandig mag je toch niet zijn? Zoals er nog wel eens gezegd wordt: ‘Geen waarom, maar alleen ‘waartoe’…’
Is dat zo? Proberen we dan niet vromer te zijn dan de Bijbel zelf? En of dat wel echt zo vroom is… In de bijbelse vroomheid heeft de klacht een plaats, daar kom ik wel waaroms tegen, ook in onze Psalm: ‘Waarom slaapt U? Waarom verbergt U uw gelaat, waarom vergeet U onze ellende, onze nood? Waarom?’
Die vragen mag je stellen. Klagen mag. En als we dat intussen verleerd zijn, moeten we het misschien weer opnieuw leren. In de Statenvertaling heet Psalm 44 niet voor niets in het opschrift een ‘onderwijzing’, oftewel: een leerdicht. Leren klagen dus. Zeker, maar dan wel op de bijbelse manier. Kijk, er wordt vandaag de dag natuurlijk genoeg geklaagd en gevraagd, ook als het over God gaat.

Ja, ik zeg het niet voor niets zo: ‘als het over God gaat’. Want ik hoor vandaag de dag natuurlijk genoeg vragen over God, klachten over Hem. ‘Als God er is, als Hij liefde is, waarom gebeurt er dan dit…?’ Of: ‘Als God dan almachtig is, waarom heeft Hij dat dan niet voorkomen…?’ Dan gaat het over Hem die niet thuis geeft, die blijkbaar machteloos is, op een afstand blijft. Maar de bijbelse manier van klagen is niet over God klagen, maar tot Hem klagen. Geen Hij, maar U: ‘Waarom slaapt U, Heer? Waarom verbergt U uw gelaat, vergeet U onze ellende en nood?’ ‘Hij’ blijft zo afstandelijk, zo beschouwend, zo makkelijk eigenlijk. Maar met ‘U’ – of eigenlijk het nog veel mooiere en ook intiemere ‘Gij’ – daarmee wordt het persoonlijk, wordt de afstand overbrugd, klamp je je aan God vast, is het echt een gebed. En waarom klamp je je aan Hem vast, bestook je Hem met je klachten? Omdat je Hem zo anders kent. Zo gaat het in de Psalm toch ook?! Here God, we hebben het gehoord van onze voorouders, hoe U bent, wat U allemaal gegeven hebt, hoe U bij ons was en ons leidde, en juist dat maakt het heden zo onverkwikkelijk, zo erg, lijkt het wel alsof U slaapt, alsof er niets tot U doordringt. Word wakker, Here!

Zo met de Here God omgaan is niet verkeerd. Integendeel, dat mogen we leren, van een Psalm als deze. Ik moest ook denken aan wat ooit een rabbijn zei: ‘Dat twisten met God zijn jullie christenen verleerd. Dat is één van de dingen die jullie van Israël weer leren moeten. Wij zijn zo diep verbonden met God en wij vertrouwen Hem zo oneindig, dat wij met Hem durven twisten. Om zo te twisten moet je God zeer liefhebben.’
Ik vind dit zo ontroerend. Juist omdat je zo van de HERE houdt, juist omdat je Hem zo vertrouwt, zul je ook met Hem twisten over dingen die zo verschrikkelijk zijn, die je niet begrijpt, waar je Zijn ingrijpen zo verwacht had. Maak dan van je hart geen moordkuil, stop het niet weg, maar uit het, aan Hem, tot Hem. Het mag en echt waar, de Here kan, met eerbied gezegd, tegen een stootje.
Vandaar die roep van Israël in deze Psalm. Een Psalm die telkens weer gezongen en gebeden werd. Want het is niet bij die ene verschrikkelijke situatie gebleven waar de Psalm over spreekt. Telkens weer werd het volk geslagen en verdrukt. Vandaar ook dat zo’n joodse schrijver als Isaac Bashevis Singer naar deze Psalm grijpt, en zal Israël dat blijven doen, ook vandaag de dag. Als Jodenhaat nog springlevend is en velen het volk de Middellandse Zee in zouden willen drijven.

Maar niet alleen Israël zal zich in deze Psalm herkennen. Wat dacht u bijvoorbeeld van de mensen in India en Brazilië, waar het Coronavirus verschrikkelijk huishoudt? Of de mensen in Tigray, in Noord-Ethiopië, waar hele dorpen uitgemoord zijn, vele vrouwen op gruwelijke wijze verkracht.
Of je zou als christen maar in Afghanistan, in Somalië, of in een ander streng islamitisch land wonen, of in Noord-Korea of in een ander land, waar je discriminatie, tegenwerking ervaart, verdrukking en vervolging. Je wilt God dienen, Jezus volgen, temidden van een enorme moslimmeerderheid of onder een atheïstische overheid. Je wilt trouw aan God blijven, niet zwichten voor geweld, voor terreur, maar de weg van Jezus gaan en dan kom je toch in de gevangenis, word je toch gemolesteerd, wordt je kerk toch platgebrand. Waarom? Waar bent U God? Of slaapt U soms?
En als het goed is, voelen we dit toch mee, want het gaat om medemensen, om dezelfde God in wie ook wij geloven, om dezelfde vragen die ook wij kunnen hebben. Die soms ook op een andere manier zo dichtbij kunnen komen. Door andere vijandige machten zeg maar. Een virus dat de hele samenleving in z’n macht heeft, een kwaadaardige ziekte die de kop opsteekt, bij jou, of bij iemand die je lief is. Een handicap die het leven zo beperkt. Psychische nood die niet te peilen is. Grote problemen in de relatiesfeer. Of je geliefde juist kwijtgeraakt aan die laatste vijand, die van de dood, die veel te vroeg die ene wegrukte en iedere dag mis je hem of haar, soms zo verschrikkelijk dat het letterlijk pijn doet. Verdriet, tegenwerking, tegenslagen, teleurstellingen. En daarom ook teleurgesteld in God, die je juist zo heel anders had meegemaakt, zo heel dichtbij. En nu lijkt het wel alsof Hij zo ver weg is, alsof je gebeden tegen het plafond botsen, alsof God helemaal geen thuis geeft, alsof Hij slaapt… Waarom? Stel die vragen maar en lees de Psalmen. Wat zeg ik? Bid ze maar. Want het zijn vooral ook gebeden. Lees ze, zing ze, bid ze, van begin tot eind. Ook deze.

En ja, dan merk je ook dat die niet eindigt met dat eeuwige waarom. Nee, de psalm eindigt met een heel concrete bede (vers 27): ‘Sta op, kom ons te hulp, verlos ons, omwille van uw trouw.’ Er wordt gebeden, er wordt uitgezien naar hulp, naar verlossing. En daar is ook reden toe. Een reden in God zelf: ‘omwille van uw trouw.’ Want zo is God, zo hebben we Hem toch mogen leren kennen: als de Getrouwe. ‘Groot is uw trouw, o Heer.’ Dat is toch niet veranderd? Iedere kerkdiensten wordt het ons gezegd, direct aan het begin: ‘De HERE die trouw houdt tot in eeuwigheid en die niet loslaat wat zijn handen begonnen zijn.’ Zo ís Hij. Daar mogen we Hem aan houden! En daarom blijven we roepen, blijven we Hem met onze klachten en vragen bestoken, om hulp, om verlossing, vanwege die trouw.

En als die ergens gebleken is, dan in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die als geen ander die vragen kent, de waaroms, het leed en het lijden. Hij heeft het zich allemaal eigen gemaakt, tot op het bot, tot aan het kruis. Hij kent onze vragen, onze klachten, ons verdriet en onze pijn. Helemaal. Hij heeft ook die laatste zin van de Psalm helemaal waargemaakt en vervuld: ‘Sta op, kom ons te hulp’. Hij is opgestaan uit de nacht van de dood, uit de doodsslaap, opgestaan om ons het nieuwe leven te geven. Een leven waar tot onze laatste snik de vragen niet allemaal opgelost zijn, waar de waaroms niet weg zijn, nog niet weg, en waar er raadsels blijven. Maar wel een leven waarin we bemind zijn en in Zijn hand bewaard. En dat geeft moed om het hier uit te houden en vol te houden. Of zoals een ander lied zingt:

’t Zij engelen of machten,
Gij maakt mij van hen vrij.
Der diepten donkre krachten,
der hoogten hovaardij, –
zij mogen mij verdrukken
en doden, – Gij houdt stand;
zij kunnen mij niet rukken,
Heer Jezus, uit uw hand.

Amen

meditatief orgelspel          

collectemoment

lied Gezang 90:1,7,10

dankgebed en voorbeden

lied    (via Nederland Zingt) Lied 1006 uit het Nieuwe Liedboek Onze Vader in de hemel U staat zorgzaam om ons heen

zegen

orgelspel